Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 22 van 933

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[12] Maar al het eens aards geschapene vindt als zodanig dan eens zijn einde, als het door het vervuld worden met de goddelijke liefde langzaam maar zeker overgegaan is in het zuiver geestelijke; en zo zal ook deze aarde niet eeuwig bestaan, maar langzaam maar zeker in het geestelijke overgaan. Maar volgens de tijdsrekening van deze aarde zal het voor jullie huidige verstand nog zeer lang duren tot het vuur van de goddelijke liefde alle materie in haar oorspronkelijk geestelijke zal hebben opgelost.
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Ik denk dat het nu wel voor iedereen helemaal begrijpelijk moet zijn! Tegen degene voor wie het toch nog te weinig begrijpelijk mocht zijn, zeg Ik nog bovendien: Denk jezelf in eeuwig jeugdige kracht onsterfelijk voortlevend op een wereld! Zul je ooit ophouden met denken en willen? Zul je ooit helemaal niets gaan doen, of zul je nergens meer van willen genieten? Beslist niet, maar je zult steeds meer gaan doen, ijverig bezig zijn en alles er voor geven om je steeds meer en grotere genoegens van het leven te verschaffen; want de liefde en het ware leven der liefde kan nooit rusten, maar moet bezig zijn, omdat het leven zelf niets anders is dan doorlopend bezig zijn.
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Opdat dit alles echter gemaakt kan worden is de machtige wil van God nodig, en dat is dan de Heilige Geest in God, waardoor de werken en wezens hun volledige bestaan krijgen. De Heilige Geest is het grote uitgesproken woord 'Er zij!' -en dan is er, wat de liefde en de wijsheid in God besloten hebben.
Hoofdstuk 230: De drie-eenheid in God en mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Liefde en wil heeft zelfs de ruwste en ongeciviliseerdste mens. Maar wat doet hij daarmee? Hij is alleen maar uit op de bevrediging van zijn laagste en stoffelijkste behoeften die zich instinctmatig uit zijn grove liefde in zijn wil vertalen, waar zijn verstand niets anders dan een flauw vermoeden van opvangt. Kijk maar eens of de daden van zulke mensen niet veel slechter zijn dan die van dieren bij wie de liefde en het verlangen door een beïnvloeding van boven geleid wordt!
Hoofdstuk 230: De drie-eenheid in God en mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Is dan niet Mijn van de eeuwige liefde doorgloeide en van haar vlammenlicht dat de wijsheid van God is - doorstraalde wil juist de voor jullie zo onbegrijpelijke Heilige Geest, die eeuwig onophoudelijk van Mij uit de hele oneindigheid vervult?! En door dit Ik van Mij, Mijn 'Ik ben' en dus ook door Mijn zijn en bestaan, ben Ik overal tegenwoordig zoals Ik nu in Mijn eigenlijke wezen persoonlijk bij jullie aanwezig ben. Mijn oud leerlingen en broeders, dat heb Ik jullie al enige malen heel duidelijk laten zien, en jullie zijn het toch vergeten; maar zullen jullie het dit keer misschien wel onthouden?!
Hoofdstuk 231: De oneindigheid en alomtegenwoordigheid van God in Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Of wat zou een trouwlustige jongeman zeggen die vlak in de buurt enige dochters kent die hem heel goed aanstaan, en waarvan hij er een met zijn hele hart lief zou kunnen hebben, wanneer men tegen hem zou zeggen:' Hoor eens, dat is niets voorjou! Voorjou is er een bruid in de verste uithoek van de wereld, wordt daar verliefd op, reis er naar toe en neem haar tot vrouw!'? Zal hij jullie dan niet vragen: 'Ja, waar is dat? Is het in het oosten of in het westen, in het zuiden of in het noorden?'? En jullie zullen hem onmogelijk naar waarheid iets anders kunnen zeggen dan: 'Ja, dat weten we zelf niet, maar zij zal best ergens zijn, houdt maar van haar en zoek haar!' Denken jullie dat de jongeman ooit op een meisje verliefd zal worden dat zo ver van hem weg is, of dat hij zo gek zal zijn om haar in alle vier de windstreken te gaan zoeken? Ik zeg jullie dat hij daar helemaal niet over piekert! -En met de liefde voor een volkomen onbekende en ergens ontzettend ver weg zijnde God gaat het niet veel beter.
Hoofdstuk 233: Het belang van kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'Ja, m'n vriend, de wereld en de hel zijn net zo één als lichaam en ziel één zijn. De grote helleziel bedient zich net zo van de uiterlijke wereld als de ziel zich van haar lichaam bedient. Als de ziel een engel is door haar liefde tot God en de naaste, dan zal ook het lichaam alleen maar goed doen, omdat de ziel, die het lichaam levend maakt, niets kwaads wil en kan doen; maar is de ziel al volledig een duivel, dan is haar lichaam dat ook.
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het is dus van het begin af aan al verkeerd geweest van de mensen, dat de ouden de hel voor hun kinderen zo heet mogelijk maakten en de hemel afschilderden met alle kleuren van het licht en met alle geneugten die de menselijke zintuigen strelen. Daardoor veroorzaakten zij wel een soort vroomheid, die echter vanwege de hel, waar je erg gemakkelijk in terecht kon komen, en vanwege de hemel, die te moeilijk bereikt kon worden, nooit in ware liefde tot God en de naaste overging, maar bij de zwakke re karakters ontaardde in een steeds grotere vrees en bij de sterkere, die meer verlicht waren, overging in een totale onverschilligheid ten opzichte van God en de medemens. Want deze sterkere mensen geloofden zelf helemaal niets, maar deden pro forma mee, om het gewone volk het geloof te laten behouden, opdat het niet in opstand zou komen tegen hen voor wie het moest werken, zodat die zich in de plaats van het verloren geloof in God, hemel en hel op de wereld een hemel non plus ultra konden bereiden.
Hoofdstuk 243: De gevolgen van de verkeerde voorstelling van het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen haalden allen weer opgelucht adem en zij waren blij, dat Ik hen uit het niets dat hen allen verpletteren wilde, door Mijn laatste uitleg weer wat meer bestaan gegeven had.
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Wij tollenaars, die in jullie ogen zondaars zijn, weten nu dat jullie de tempel voor altijd de rug hebben toegekeerd, en dus zou zo'n vraag aan jullie nu wel erg dom zijn. Wij hebben in elk geval het vaste besluit genomen om, uit liefde tot de Heer, iedereen die wij ooit bewust bedrogen hebben het tienvoudige terug te geven, en daarom mogen vandaag al die handelslieden in ieder geval onze douaneposten en tolhuizen helemaal voor niets passeren, daardoor zullen wij allen nog lang. niet verhongeren. Daarom laten wij ze nu maar heel rustig voorbijgaan! ,
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Daarop zeiden zij diep ontroerd (de slaven): 'O goede vader! Wij danken u dat u ons heeft gered en onze harde boeien heeft losgemaakt. Wij hebben niets om het u ooit te vergelden; maar wij willen u in het vervolg dienen alsof wij uw voeten, handen, ogen, oren, neus en mond zijn. O, laat u ook door ons liefhebben, goede vader! Blijf voortaan een vader voor ons in uw goedheid en liefde, en verlaat ons nooit!'
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen zeiden de leerlingen niets meer en voelden wel dat zij Mij nog nooit met zo'n liefde in hun hart hadden opgenomen als deze kinderen uit het overigens zo koude Noorden.
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De Farizeeër zei: 'Aan de ene kant heb je daarin weliswaar niet helemaal ongelijk, maar Hijzelf leert ons dat en dreigt ieder die dat niet in zijn hart gelooft, met de uitsluiting van het zalige, eeuwige leven, en toont ons dat Hij alleen de Schepper en waarachtige Vader is van alle mensen, en daarom moeten wij dat ook geloven, maar ook moeten wij volgens Zijn heilige wil, die Hij aan ons heeft bekend gemaakt, zo op deze wereld leven, dat wij daardoor waardig worden om Zijn kinderen te zijn. Als Hijzelf ons dat leert, dan moeten wij dat ook wel met alle liefde en dankbaarheid aannemen en doen wat Hij ons leert. Want Hij alleen weet hoe het met ons mensen gesteld is en waarvoor Hij ons in het bestaan heeft geroepen.'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Rafaël zei: 'O, m'n beste vriend, dat is ook bij mijzelf het geval! Want er ligt in God nog eindeloos veel verborgen waarvan wij, die na God de hoogste en zuiverste geesten zijn, zelf niets weten; want God heeft voor de goede en zuivere geesten eeuwig een dermate grote voorraad, dat Hij hen ook eeuwig met nooit vermoede nieuwe scheppingen uit Zijn liefde en wijsheid onuitsprekelijk kan verrassen en daardoor hun geluk steeds kan vermeerderen en verhogen. En kijk, het zou dus best kunnen dat je mij weldra het een en ander zou vragen waar ik je dan geen antwoord op zou weten te geven!'
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Het derde, dat uit de liefde en de wijsheid voortkomt, is de werkzame wil van God. Daardoor worden de gedachte wezens pas werkelijkheid, zodat zij dan werkelijk bestaan en aanwezig zijn, anders zouden alle gedachten en. ideeën van God hetzelfde zijn als jouw nietszeggende gedachten en Ideeën, die nooit realiteit worden.
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...