Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8644 resultaten - Pagina 23 van 577

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[277] Het gebed van de Heer dat voor veel nadenkende chris­tenen altijd een raadsel is, is vanuit dit gezichtspunt bezien heel goed te begrijpen. In het Grote Johannes Evangelie hebben enkele niet-ingewijden een gesprek met elkaar over deze verbinding vanuit het hart met God, waarin Jezus zich dagelijks oefende. Zij zeggen: "Vreemd, nu gaat Hij weg om te bidden en zich op de dag van morgen voor te berei­den! Wie kan Hij dan nog aanroepen en tot wie kan Hij dan bidden!? Is Hij ongeacht Zijn diepste kennis dan niet het hoogste goddelijke wezen? Hij zal immers Zichzelf toch niet aanbidden!? - Mathael, een verlichte discipel, antwoordt deze twijfelaars: "O jullie blinden! Is Hij op aar­de niet, net als wij allemaal, van vlees en bloed, waaruit Zijn ziel net als de onze zich heeft ontwikkeld om in staat te zijn in volledige verbinding met de eeuwige, oer-godde­lijke Geest te treden?! Alleen de Geest in Hem is God, al
Hoofdstuk 2: Gethsémane: Het geheim van de persoon Jezus; De strijd van de zich ontwikkelende Jezus-ziel; De voorbereiding op de overwinning; De gebedsstrijd van de Heer in Gethsémane; Uw wil alleen geschiede; De Heer en Judas; Simon Jona, Petrus genaamd; Het zwaard van Petrus; 'Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen'; Over de liefde en wijsheid van de hemel - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[312] Dergelijke onderrichtingen misten hun invloed niet op het gemoed van Petrus. Hij kon zich echter alleen nog niet zo gauw losmaken van zijn aardse-menselijke gedachten aan uiterlijk geweld en macht, dat was de reden dat hij in het grote, beslissende uur van de gevangenname van de Heer heimelijk een zwaard droeg, dat hij voor een geval van nood bij zich had gestoken en in een blinde waan trok om Hem te beschermen, van wie hij reeds lang wist dat Hij de Heer der heerscharen, de machtige God Zebaoth was. Behoorde hij dan niet te weten dat deze Heer en Meester over alle elementen Zichzelf in alle nood en gevaar door de kracht van Zijn Geest altijd kon helpen? Petrus wist dit ongetwijfeld. Van nature neigt het hart van de mens echter naar eigenmachtigheid en geweld en maar heel moeilijk maakt het zich de zuivere, hemelse betekenis eigen van het ware Godsvertrouwen en de volmaakte liefde en zacht­moedigheid.
Hoofdstuk 2: Gethsémane: Het geheim van de persoon Jezus; De strijd van de zich ontwikkelende Jezus-ziel; De voorbereiding op de overwinning; De gebedsstrijd van de Heer in Gethsémane; Uw wil alleen geschiede; De Heer en Judas; Simon Jona, Petrus genaamd; Het zwaard van Petrus; 'Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen'; Over de liefde en wijsheid van de hemel - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[421] De voorhoven staan vol met slachtvee en ook andere on­reine dieren, die verkocht worden, zodat de mensen niet zonder gevaar voor eigen leven zelfs maar de tempel kun­nen bereiken. In de voortempel wordt aan de ene kant geslacht alsof het een slachthuis is en wordt er vlees ver­kocht; aan de andere kant staan de tafels van de makelaars en de wisselaars en daar is het zo'n lawaai en geschreeuw, dat vrijwel niemand zichzelf kan verstaan. Komt men ver­volgens in de eigenlijke hoofdtempel, dan kan men zich niet verroeren vanwege de duivenverkopers en andere schreeuwers, die allerlei vogels te koop aanbieden! En in het Heilige der Heilige, waarin overeenkomstig het voor­schrift van God alleen de hogepriester één keer per jaar mocht komen, wordt nu tegen betaling zelfs iedere heiden rondgeleid; natuurlijk wel in het geheim onder het zegel van zwijgzaamheid tegenover de Joden! Maar in Rome kent men het Heilige der Heilige even goed als de hogepriester in Jeruzalem! En op die manier onthult men voor geld alle geheimen van de tempel aan vreemdelingen. Als een arme Jood het evenwel waagt achter het voorhangsel te komen, dan wordt hij meteen als een godslasteraar en tempel­schender achter de tempelmuur op de vervloekte plaats gestenigd. En er gaat geen week voorbij of er wordt wel iemand gestenigd of een paar moeten het vervloekte water drinken! Kortom, het bedehuis van God is een verschrikke­lijk moordenaarshol geworden, en de geest van Jehova is niet meer als een vuurzuil boven de oude ark van het ver­bond aanwezig!
Hoofdstuk 3: Veroordeling: De tempel ten tijde van Jezus; De hel als de laatste beproeving; 'Mijn Rijk is niet van deze wereld'; - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[564] Het sterven van de Mensenzoon, Zijn totale offer van bloed en natuurlijk leven was echter tegelijk ook de grote, alles doordringende overwinning van de in Hem wonende Eeuwige Liefde en Haar geestelijk licht. En daarom 'beefde' de aarde, het zinnebeeld van de materie, de zetel van de oude geest van de duisternis en anti-orde! Iemand die gro­ter en machtiger was had aan de poorten geklopt, was het bolwerk van Lucifer binnengedrongen en had door Zijn ongekend offeren van Zichzelf daarin een geweldige bres geslagen. Satans sfeer, die de onverzettelijke rebel tot dan met alle middelen van zijn sterke wil had verdedigd, was doorbroken en het verbaast ons niet dat hij, dit beseffend en voelend, zich roerde en dat hij in zijn grimmigheid de onderaardse gewelven van zijn kerker ook in de natuur deed schudden.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[573] Veel zielen, die 'in de graven vertoefden', beseften dit direct door de wenk en de roep van hun goddelijke geest. Wij vertoeven immers allemaal in het graf van de materie zolang de geest van de eigenliefde over ons heerst - onge­acht of we nog lijfelijk aanwezig zijn op deze aarde, of ons lichaam reeds begraven is en onze ziel zich in het geesten­rijk bevindt. Een graf voor de geest is overal daar aanwezig, waar men niet God, de hemelse Vader in Jezus boven alles liefheeft en vanuit die liefde ook zijn naaste medebroeder als zichzelf.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[631] En kijk, dat is nu letterlijk de toestand waarin iedereen verkeert die veel gelezen heeft! - Alles wat hij heeft gelezen kan hij nog zo goed begrijpen, of het nu om de uiterlijke dan wel om de meest innerlijke, geestelijke betekenis gaat; maar als hij van alles wat hij kent een werkelijk bewijs wil, dan merkt hij dat zelfs geen stofdeeltje zich aan zijn wil onderwerpt! En wil hij het leven van de geest aanschou­wen, dan wordt hij in plaats daarvan steeds met de nacht van het graf geconfronteerd, waarin hij zijn dode lichaam heeft neergelegd. Of met andere woorden: over het hierna­maals krijgt hij geen op zichzelf tastbare zekerheid, bij hem is alles daarentegen een bewering die nergens op stoelt, dus een dood lichaam in een graf!
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[7] Maar, door de Geest Gods geleid, kwam hij dadelijk weer tot zichzelf en hij schreef aan Hero­des als volgt:
Hoofdstuk 48: De uitwerking en de gevolgen van deze brief. Herodes' list. Tweede brief van Cyrenius aan Herodes - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[34] Op de vraag hoe de door het Kindje Jezus gedane wonderen, alsmede Diens overige goddelijk-geestelijke werkzaamheden zijn te rijmen met Zijn als het ware daarvan geïsoleerde mens-zijn tijdens Zijn jaren als jongeling en als man, ...en, hoe daarmee dan weer samenhangen de in die jaren verrichte wonderen -gesteld, dat men Hem ook in die jaren nog uitsluitend als mens zou willen denken: op die vragen moge als antwoord dienen een vergelijking met de aanblik die een boom biedt in de periode van de lente tot in de herfst: In het voorjaar bloeit een boom wonderbaarlijk; hij wordt dan door een geweldige activiteit beheerst. Na het afvallen van de bloesem echter wordt hij weer schijnbaar inactief. Tegen de herfst toont de boom weer een enorme activiteit: de op zichzelf reeds wonderbaarlijke vruchten verkrijgen hun kleur en aroma, en zijn dan nog mooier dan de bloesem was. En zijn de vruchten aldus tot rijpheid gekomen, dan wordt de in hen geschonken zegen van de binding aan de boom vrij gemaakt, en die valt dan in de schoot van de ernaar hongerende kindertjes­ Dit vergelijkingsbeeld zal men slechts kunnen begrijpen met de ogen van het hart, maar nooit met de ogen van wereldse wijsheid! Immers de bovengenoemde vragen zijn heel gemakkelijk op te lossen, mits je maar van binnen uit zuiver denken wilt, zonder daarbij de Godheid van Jezus te willen abstraheren, maar die juist vasthoudend in innerlijk geloven, omdat dat juist het licht is, dat voert tot de liefde voor God. Immers, de volledige eenwording van de Goddelijke Volmaaktheid met Jezus' mensheid is niet ineens, niet plotsklaps tot stand gekomen, maar geleidelijk aan, zoals zulks onder Gods leiding steeds het geval is; juist zoals bij het geleidelijk ontwaken van de Goddelijke Geest in het mensenhart (alhoewel het Goddelijk Wezen ook reeds in al Zijn Vol­heid in het Jezuskind aanwezig was, maar Zich van daaruit slechts in noodgevallen door het doen van wonderen manifesteerde).
Hoofdstuk 0: Voorwoord van de vertaler. Inleiding door de Heer Zelf. Aanhef. - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[15] Pas wanneer je geest door echte deemoed zichzelf zal heb­ben doorgrond, pas dan zul je vanuit die diepte verhelderende blikken in Mijn diepten kunnen werpen.
Hoofdstuk 218: Voor alles staat een Gode welgevallige tijd en regel. Over ijdel navorsen van goddelijke diepzinnigheden en over kinderlijke eenvoud als de weg naar de ware wijsheid voor de mens - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[11] Als hi j dan juist op deze punten zichzelf verloochent in zijn ziel, dan maakt hij daardoor de boeien van zijn geest los, ter­wijl hij tegelijk daarmee zijn ziel aan banden legt.
Hoofdstuk 299: Hoogst belangrijke uiteenzetting over Jezus' Wezen en over de verhouding van het menselijke tot het goddelijke in Hem. Over de bevrijding der zielen en bun éénwording met Gods Geest - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[17] Zijn ziel was net als die van iedere andere mens, ja, die was zelfs met te meer zwakheden be­hept, omdat de Almachtige Geest Gods Zichzelf wel in de allersterk­ste boeien diende te kluisteren, om in Zijn ziel te kunnen worden vastgehouden.
Hoofdstuk 299: Hoogst belangrijke uiteenzetting over Jezus' Wezen en over de verhouding van het menselijke tot het goddelijke in Hem. Over de bevrijding der zielen en bun éénwording met Gods Geest - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[18] De ziel van Jezus moest dus wel de allergrootste verleidingen doorstaan om -in zelfverlooche­ning­ de ontkluistering te kunnen bewerkstelligen van Zijn Godsgeest, Zichzelf aldus voldoende sterk makend voor de volmaakte vrijheid van de Geest aller geesten en daarmee één te worden.
Hoofdstuk 299: Hoogst belangrijke uiteenzetting over Jezus' Wezen en over de verhouding van het menselijke tot het goddelijke in Hem. Over de bevrijding der zielen en bun éénwording met Gods Geest - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[4] Wie zich nu Iaat meeslepen door de wereld en haar materie (die immers noodzakelijkerwijze gericht moet blijven omdat ze anders geen 'wereld' meer zou zijn), moet inderdaad zo lang als verloren en dood beschouwd worden als hij zich niet van de gerichte materie wil losmaken. Er moet dus omwille van het geschapene wel een eeuwig gericht, een eeuwig vuur en een zogeheten eeuwige dood bestaan, maar daar volgt niet uit dat een in het gericht gevangen geest even lang gevangen moet blijven als dit gericht op zichzelf voortduurt, evenmin als op aarde gevangenen veroordeeld zouden moeten worden voor de tijdsduur dat de gevangenis blijft bestaan.
Hoofdstuk 14: 'Eeuwige straf' en 'eeuwige verdoemenis' ­bestaan die? - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] Hoe meer de ziel datgene aanneemt wat haar door haar oer­geest wordt aangeboden, des te meer verenigt zij zich met hem en gaat ze zo ongemerkt in haar oergeest op en daarmee in het oerlicht en alle daaruit voortvloeiende waarheid. Dan herkent ze weldra zichzelf weer helemaal en al haar bekenden en ver­wanten, door wie ze dan gewoonlijk naar Mij toe wordt geleid, en tijdens die ontwikkeling wordt haar, al naar de mate van haar voleinding en eenwording met haar geest, steeds meer licht en wijsheid gegeven alsook het vermogen om vol­ledig in de natuurlijke werelden te kunnen zien en daar op vruchtbare wijze actief te kunnen worden. Dat in dit geval een weerzien met velen het volkomen natuurlijke gevolg is van haar geestelijke voleinding, hoeft verder eigenlijk geen betoog.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[11] Wie hier niet ten minste voor de helft in de geest wordt wedergeboren, komt aan gene zijde min of meer in de hierbo­ven beschreven toestand, waarin hij zichzelf evenmin kan hel­pen als een embryo in het moederlichaam, wiens activiteit en bewegingen afhangen van de noodzakelijke uiterlijke toestand van de moeder. Maar toch bestaat er een heel specifieke gesteldheid bij zulke zielen, die enigszins verschilt van de toe­stand van het embryo in het moederlichaam. En dat verschil is -om voor het verstand van de mensen begrijpelijk te spre­ken -dat het embryo, dat een zich nieuw ontwikkelend schep­sel is, in het moederlichaam volslagen lijdzaam is, terwijl een duistere ziel geheel vanuit zichzelf actief en passief tegelijk is en, omdat ze niet wil, niet inactief kan worden omdat zij daar­door niet-lijdzaam zou worden. Maar hoe komt dat?
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...