Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 23 van 124

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[4] Dat voor de ware mensen de algehele kennis van het leven het allerbelangrijkst is, hebben in alle tijden de wijste mannen van alle volken ingezien en beweerd; alleen vonden zij de weg daartoe slechts heel moeizaam en moeilijk, of meestal ook helemaal niet. Nu ben Ik echter ,als Heer en Meester van al het leven en bestaan van eeuwigheid, Zelf naar jullie gekomen en Ik heb alles op wonderbaarlijke wijze hierheen, naar deze meest afgelegen plaats van de wereld ontboden, om jullie het ware levensbestaan zo zichtbaar en duidelijk mogelijk te laten zien, en daarom zullen jullie het na verloop van tijd, en met het nodige geduld, wel begrijpen; maar dan zal het ook jullie plicht zijn, dat wat jullie begrepen hebben ook je naasten zoveel mogelijk begrijpelijk te maken!
Hoofdstuk 222: De betekenis van de uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar als zij voor die tijd zelf kan willen en denken, moet zij ook een vrij, op zichzelf staand onderscheidingsvermogen bezitten, en moet zij daarmee het onnoemelijke voordeel inzien van datgene wat haar geest haar ingeeft, boven datgene wat haar eigen zinnen haar bieden. Als zij dat noodzakelijkerwijs beseft, hoe kan zij dan ooit nog voor zichzelf iets denken en willen wat haar niet door de geest is ingegeven? ! Moet het dan niet voor alles haar vurigste wens zijn, die haar gehele wezen het gelukkigst stemt, om voor eeuwig geheel volmaakt één te zijn met de geest en dat onveranderlijk te blijven?! -Ik vind eigenlijk dat het blijvende vermogen om egoïstisch te denken, te willen en te beslissen, nog een onvolmaaktheid is in het geestelijke bestaan van de mens.
Hoofdstuk 226: De verhouding tussen ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kijk, hier rechts bestaan de voorhoofdshersenen uit allemaal regelmatig gevormde piramiden, en ook de achterhoofdshersenen bestaan uit soortgelijke piramiden, -alleen zijn deze driemaal zo klein, maar dat is voor het opnemen van enkel luchttrillingsgetallen toch ruim voldoende voor de ziel.
Hoofdstuk 232: De bouw van de menselijke hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Ik vroeg nu dan ook aan CYRENIUS wat hij allemaal zag. En hij zei: "Heer, wonder na wonder! Uit de bijzonder beweeglijke, voor de piramiden staande obelisken, die over de gehele lengte aan alle kanten uit zeer veelorganen bestaan, stromen voortdurend sterretjes met een lichtrode en lichtblauwe kleur . Beide, zeg maar, voelhorens van ieder van de vier piramidevlakken, zijn ononderbroken bezig en bewegen met hun vonkensproeiende punten voortdurend naarstig over het voor hen staande piramidevlak en bestrooien dat met de sterretjes. Je zou denken dat er door dit schijnbaar zinloze en willekeurige rond bewegen over het driehoekige vlak niets dan krabbels te voorschijn kunnen komen, maar als vanzelf groeien er allerlei ordelijke vormen uit, en het ziet er erg mooi uit.
Hoofdstuk 233: De samenhang van de hersenen in voor en achterhoofd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Mijn Cyrenius, nu heb Ik jou en jullie allen heel duidelijk laten zien wat een ziel in het hiernamaals te wachten staat door haar verwereldlijking aan deze zijde, omdat zij buiten Mijn orde, die nu eenmaal alles omvat, beslist niet te helpen is, -tenzij men haar bestaan geheel zou opheffen en er een ander voor in de plaats zou stellen, waarmee de ziel echter ook beslist niet geholpen zou zijn!
Hoofdstuk 238: Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wat zou een ziel er dan aan hebben als zij, na het afleggen van het lichaam, voor al de doorgestane moeiten haar bewustzijn, als het onvergankelijke oer-ik, zou verliezen, en zelfs ophield te bestaan of haar ik verdeeld zou zien in duizend andere?! Zou er bij jullie ook maar iemand tevreden zijn als Mijn orde zo werkte? Beslist niemand! Daarom geloof Ik dat het toch altijd nog beter zal zijn alles in de oude orde te laten en er vóór alles op te letten, dat niemands ik, ook al is het er nog zo slecht aan toe, enige schade zal lijden aan zijn identiteit!
Hoofdstuk 244: De mens bepaalt zelf zijn lot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] U bent dus volgens mijn verstand net zo noodzakelijk eeuwig als al het andere noodzakelijkerwijs slechts tijdelijk kan zijn, tenminste in het formele bestaan ervan! -Maar nu komt pas een heel andere vraag!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zeg: "Mijn beste vriend Mathaël, het onoverbrugbare verschil tussen God en de geschapen, eindige mens, zelfs de allervolmaaktste, blijft steeds bestaan, en in alle eeuwigheid kan niet veranderd worden, dat God in Zijn oerwezen voortdurend eeuwig en oneindig in alles is en zijn moet, terwijl de mens wel eeuwig voortaan steeds volmaakter in zijn geestelijk wezen zal bestaan, maar toch nooit de oneindige maat van het oerwezen van God bereiken kan en bereiken zal.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Zo'n ziel weet tenslotte van haar eigen bestaan nauwelijks iets, kent haar basis beslist niet, en als zij iets geestelijks over zich hoort, staat haar dat tegen; zij valt van schrik in een soort onmacht zodra zij maar iets ziet wat enigszins lijkt op de ziel van een overledene, en wordt bang bij het zien van grote wonderen. Waar moet het naar toe met zo'n ziel?
Hoofdstuk 261: De groei van de menselijke uitstralende levenssfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Dus die kunst verstaan de wereldse mensen voortreffelijk; maar de aarde van de geest, van het eeuwige leven, laten zij voortdurend braak liggen en daar bekommeren zij zich weinig om. Of daarop dorens of distels woekeren, bekommert ze weinig of niets, en het wordt daardoor begrijpelijk, hoe en waarom de mensen van deze aarde, in plaats van beter, steeds slechter en ellendiger worden. Als zij maar schitterende paleizen voor zichzelf kunnen bouwen, op zachte bedden kunnen liggen, en hun buik met de heerlijkste lekkernijen kunnen vullen en hun huid kunnen bekleden met zachte, koninklijke kleren, dan hebben zij genoeg en zijn zij tevreden; want dan hebben zij dat, wat hun zelfzuchtige, lichamelijke leven ook maar verlangen kan tijdens de korte tijd van hun aardse bestaan.
Hoofdstuk 236: Het ongeluk van de wereldse geleerde in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar als dan de kwalijk hinkende bode komt, de kwaadaardige ziekte met achter haar aan de dood, dan valt hun ziel, die helemaal weggekwijnd is, ten prooi aan steeds grotere angsten, vervolgens aan volledige vertwijfeling en onmacht, en tenslotte aan de dood, en lachende erfgenamen verdelen dan de nagelaten, grote schatten en overvloed van de gestorven, wereldse dwaas. En wat heeft deze dan in het hiernamaals? Niets dan in alle opzichten de grootste armoede, de grootste nood en de grootste, voor deze wereld onbeschrijfelijke, ellende, en niet zo maar voor een kort poosje, maar voor naar jullie begrippen ondenkbaar lange tijden, die jullie heel zeker met het begrip 'eeuwig' zouden kunnen aanduiden, hetgeen echter ook heel natuurlijk is; want waar moet een ziel die nooit voor iets anders gezorgd en gewerkt heeft dan alleen voor haar lichaam, de middelen vandaan halen om zich te vervolmaken in een wereld die uit niets anders kan en mag bestaan dan alleen uit datgene, wat een ziel in zich heeft en vervolgens door de geestelijke ether van haar uitstralende levenslicht omvormt in een woonwereld, die haar omgeeft.
Hoofdstuk 236: Het ongeluk van de wereldse geleerde in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zij lijkt op een oude, Romeinse soldaat die vanwege zijn leeftijd en zijn grote aantal verwondingen en littekens van de keizer een boerderijtje ten geschenke kreeg, waarop hij zich met de vlijt van zijn handen een heel goed bestaan kan verschaffen. Maar de oude soldaat mort toch wanneer hij zijn littekens ziet en zegt: 'Goed is goed, maar veel te weinig voor mij, die voor keizer, volk en vaderland zo vaak mijn leven in de waagschaal heb gesteld! Mijn buren hebben nooit tegen een machtige, kwade vijand gevochten, zij hebben een gezond en ongeschonden lichaam en kunnen hun velden gemakkelijk bebouwen. Ik heb ook wel dienstknechten en dienstmaagden die mij helpen bij het werk, maar toch moet ik zelf ook mijn handen uit de mouwen steken als ik iets behoorlijks wil hebben. Ik hoef weliswaar de keizer geen belasting en geen tiende te geven zolang ik leef, en ook mijn kinderen tot in het vijfde nageslacht niet, speciaal als een van mijn zoons voor keizer en staat de wapenrok zal dragen, maar dat mankeerde er nog maar aan, als iemand zoals ik nu ook nog de keizer belasting zou moeten betalen! Maar toch, ook zonder belasting vind ik dit loon, dat op zichzelf heel behoorlijk is, veel te weinig!'
Hoofdstuk 238: Ontwikkelingsmoeilijkheden van een wereldse ziel aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Omdat zo'n armoedige ziel zichzelf echter alleen maar wijsheid kan verschaffen door het betasten van haar beschreven hersenplaatjes, is het toch ook begrijpelijk waarom zij in al haar doen en laten zo afgemeten kleinzielig en stereotiep wordt, en van niets het bestaan erkent als het niet heel grof en materieel voor de hand liggend en tastbaar is. Zo'n ziel houdt tenslotte ook dat, wat zij in de wereld om zich heen met eigen ogen ziet, voor een optisch bedrog en wat ze hoort, voor een leugen; alleen wat zij aan alle kanten met haar handen kan betasten, houdt zij voor werkelijke waarheid. Hoe het dan met de wijsheid en de hogere geestelijke beschaving van zo'n ziel gesteld is, kan ieder die ook maar enigermate begrepen heeft wat Ik nu heb laten zien en voldoende heb uitgelegd, zich gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 239: De invloed op de hersenen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Heer, Ik formuleer dit precies volgens Uw eigen woorden en voeg er niets aan toe, maar haal er ook niets van af! Als ik nu aan de ene kant Uw almacht, goedheid en liefde in aanmerking neem, en aan de andere kant de fundamenteel beslist onverdiende verdorvenheid van iedere ellendige ziel en de haast eeuwigdurende gevolgen van de meest ijzingwekkende aard en uiteindelijk al de onbeschrijflijke kwellingen van een hemel der zaligheid, die er nauwelijks een haar beter uitziet dan een goedverzorgde plaats voor slaven op deze goede moeder aarde, dan moet ik U ondanks alle gunsten die U, o Heer, mij geschonken hebt, openlijk bekennen, dat ik dat met mijn verstand heel vreemd vind, en dat ik als mens, begiftigd met een meelevend gemoed, een ongerechtigheid daarin ontdek, waarbij vergeleken alle door de mensen begane grootste, en ten hemel schreiendste ongerechtigheden totaal in het niet vallen. En ik bedank eerbiedig voor zo'n bestaan, moge het tenslotte uitlopen op wat het maar wil!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Vanwaar komen dan wel de nog heden ten dage onder de heidenen aanwezige offeruitleggers, die uit het gezang en de vlucht van de vogels, en uit het gedrag van de andere dieren, van alles te weten willen komen? Zij zijn schaduwen van die werkelijkheid, die ooit bestaan heeft en waarvan wij zojuist spraken.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...