Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 23 van 108

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[14] Maar doen jullie nu eens een proef met het water en laat eens zien in hoeverre jullie reeds tegen het leven zijn opgewassen!"
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarom geldt het water bij ons ook als een goede proefvoor de eerlijke echtheid van een mens. Wie niet meer zo goed door het water gedragen wordt, diens gemoed heeft beslist een zekere schade opgelopen, en het element zal hem niet gunstig gezind zijn en hem niet iedere gevraagde dienst bewijzen. Zoals wij nu echter zeer duidelijk en ongedwongen ons op het water voort bewogen, en ook getoond hebben dat de dieren in het water sinds het begin van ons bestaan aan onze wil gehoorzamen, zo was het ook bij de oermensen. Voor hen waren rivieren, meren en zelfs de zee geen hindernis om over de gehele aarde rond te trekken; schepen noch bruggen hadden zij nodig. Maar jullie worden vaak samen met jullie schepen en bruggen door het water verzwolgen, en zelfs geen watermug gehoorzaamt aan jullie wil! Als je dat met elkaar vergelijkt, hoe ver zijn jullie dan verwijderd van de ware mensheid!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wij braken op, gingen vlug naar de genoemde heuvel en bereikten die na een hal uur. Daar aangekomen begon de tamelijk uitgestrekte heuvel helemaal te leven van louter slangen en adders; er ontstond zo'n gesis en haast onverdraaglijk gefluit, dat men daardoor nauwelijks zichzelf kon verstaan. Al deze duizenden beesten haastten zich naar de zee en zwommen pijlsnel over het grote golvende water, en binnen enkele tellen was de heuvel gezuiverd.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Wie derhalve begint met het verstand van zijn kinderen te ontwikkelen en te vormen, begint een huis bij de topgevel te bouwen en put water in een vat vol met gaten. Nat zal het wel zijn zolang de schepper met dat vergeefse werk bezig is, maar op zichzelf zal er toch nooit een druppellevend water inblijven, en met de wonderbare uitingen van het zieleleven zal het wel nooit iets worden. Als men de gaten in het vat met heel veel moeite dicht zou stoppen, zou het water er ook wel inblijven. Maar hoe gemakkelijk verrot een stopje dat er niet zo erg goed en vast ingeduwd is, en na verloop van tijd kan het vat dan weer al zijn levenswater verliezen!
Hoofdstuk 220: Over de wedergeboorte en de juiste opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Want alles wat zij met de kracht van de uitstralende levenssfeer van hun ziel naar jullie mening schijnbaar wonderbaarlijk doen, is iets wat net zo natuurlijk is als dat deze bodem begroeid is met mos en gras en dat het water van deze binnenzee in de grote uitholling blijft staan tengevolge van het gewicht van het water. Als je deze twee hier nu genoemde natuurverschijnselen als binnen de orde en volkomen natuurlijk beschouwt, dan zal het je ook geen moeite kosten datgene binnen dezelfde orde en natuur te plaatsen, waartoe deze oervolmaakte zielen, in verband met hun aardse levenssfeer en het door hen bewoonde land, noodzakelijkerwijs in staat moeten zijn.
Hoofdstuk 229: Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] SIMON JUDA zegt: "Heer toen U Zich voor mijn ogen in de rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een vlam in de vorm van een duif boven U w hoofd zweven, en men zei dat dit Gods heilige geest was! En men hoorde toen ook een stem, als uit de lucht, die zei: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon in wie Ik een welbehagen heb; luister naar Hem!' Wat was dat dan? Waar kwam die heilige vlam vandaan, en wie sprak die duidelijk gehoorde woorden uit? Hoe moeten wij dit opvatten en begrijpen?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ik zou Mij echter ook op dezelfde wijze kunnen mee activeren, maar dan was het met jullie gedaan, net zoals het met alle om deze zon cirkelende hemellichamen gedaan zou zijn, zodra de uitstralende lichtatmosfeer van de zon de kracht zou aannemen van het vuur en het licht van het binnenste van de zon. De kracht daarvan zou alle geesten in de uitgestrekte scheppingsruimte dermate activeren, dat deze ogenblikkelijk veranderen zou in een oneindige, kolossale vuurzee die in eenmaal alle materie zou oplossen! Wel, het binnenste van de zonnematerie is natuurlijk zo ingericht, dat het dit vuur kan verdragen, en de steeds maar voortdurend daarop stromende, geweldige waterstroom van de voortdurende kringloop -zoals bij de mens de bloedsomloop -geven het vuur voortdurend werk om de lucht te ontbinden en opnieuw te vormen en daaruit weer water te vormen, en het kan daarom het eigenlijke zonnelichaam niet aantasten; en ook al worden daarvan ook steeds delen opgelost, dan zorgt het toestromende water weldra weer voor nieuwe. Alles moet dus steeds ordelijk blijven verlopen.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarop vroeg de dienaar weer aan het mannetje, hoe de krokodilleëieren dan in deze streek terechtgekomen waren, omdat men in dit stroomgebied immers nog nooit een krokodil had gezien. Toen zei het mannetje: 'De krokodillen zijn erg slim en kennen de natuur goed. Zij weten door hun aard en hun ervaring, dat het in de streken stroomopwaarts beter en gezonder voor de ontwikkeling van hun eieren is dan in de gebieden stroomafwaarts. Daarom sluipen zij meteen na de regentijd 's nachts zwemmend hierheen, en nog ettelijke dagreizen verder van hier opwaarts tot aan het gebied waar de stroom te sterk wordt, en begraven daar een onnoemelijk aantal eieren in het warme zand. Als zij daarmee klaar zijn, precies in de tijd dat jullie grote mensen net als wij door de modder de oevers van de stroom niet gemakkelijk kunnen benaderen, dan gaan zij 's nachts weer zwemmend naar de lagere gebieden terug, waar rijke kudden zijn waarop zij 's nachts altijd met veel succes kunnen jagen. Zodra de jongen hier uit hun eieren komen, kruipen zij meteen naar het water en zwemmen dan heel gemakkelijk daarheen waar de oude krokodillen zich gewoonlijk ophouden. Daar vinden zij ook meteen voedsel en groeien erg snel. Omdat wij echter goed weten waar hun voedzaamste eieren te vinden zijn, zoeken wij deze op, proberen er zoveel mogelijk te vernietigen en voeden ons met deze kost, die een lekkernij is voor ons gehemelte. Alleen met het opsporen gaat het in het begin niet zo gemakkelijk, en bovendien vallen ons nog vaak enige vijanden lastig; de ene is een machtige bewoner van de lucht, de adelaar, en de tweede is de verwenste klapperslang. Maar als wij met een aantal bij elkaar zijn, kunnen beide ons niets doen. -Maar let nu op hoe wij de eieren zoeken, vinden en meteen ook zullen vernietigen! ,
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Daarop sprong het mannetje bij ons vandaan en maakte enige piepende voor menselijke oren eentonige, ongearticuleerde geluiden waarvan ik de betekenis niet zo precies begreep; maar mijn scherphorende dienaar zei, dat het mannetje nu opdracht had gegeven om de eieren op te zoeken. En werkelijk, de diertjes begonnen de neuzen in het zand te steken en te snuffelen, en zodra zij een plaats vonden waar zich in het zand een laag eieren bevond, lieten zij een heel speciaal geluid horen, groeven heel snel dieper in het zand en legden de eieren bloot, waarna dan het vernietigen van de gevonden buit begon. Zij aten echter alleen de kleinere; de grote beten zij wel stuk, maar wierpen ze dan heel behendig met de voorpoten in het water. Daarna begon echter de jacht meteen weer van voren af aan.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Na deze uitleg sprongen ze alle zeven weer bij ons weg en staken het water over naar de andere oever, waarheen wij hen toen niet meer volgden, omdat wij hun aard en karakter nu voldoende hadden leren kennen.
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Dat de oude wijzen echter meestal niet alleen met de dieren, maar met alle planten en zelfs met stenen en metalen, met het water, met de lucht, met het vuur en met alle geesten der aarde contact hadden, daarvan getuigen in de gehele Schrift duidelijk en heel geloofwaardig met name het boek van de Richteren, van de Profeten, de vijf boeken van Mozes en nog een aantal andere boeken en aantekeningen, en enige, weliswaar erg verminkte, tradities bij het volk. De kunstmatige gesprekken van de Essenen met het gras, de bomen, de rotsen en het water in hun wondertuin is alleen maar een imitatie van datgene, wat eens levende werkelijkheid was!
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Bij alle honderd magiërs die ik heb ontmoet, heb ik nog nooit gezien dat een of ander werk van hen blijvend was. Er gebeurt wel iets, waarvan men niet weet hoe en met welke middelen, en er wordt ook altijd iets zichtbaar; maar weldra vergaat het als een schuimbel op het water en als het eenmaal weg is, roept geen magiër het meer tevoorschijn! Maar ik zou de tovenaar wel eens willen zien die deze werken ook zo luchtigjes weg zou kunnen blazen! Bij u zou ik zonder meer mijn hele vermogen willen verwedden, dat het u nooit zou lukken dat alles enkel zo maar met een gedachtestreep weg te blazen!"
Hoofdstuk 20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Ik zag zo'n licht bestrafte! Hij had drie ijzeren spijkers door zijn kuiten gestoken, maar moest toch een zware last rondom een boom heen trekken. Als zijn lichaam moe dreigde te worden, nam hij een zweep met ijzeren punten en.sloeg zichzelf daarmee geweldig. Zijn dagelijks eten als boeteling bestond uit zeven vijgen en een kruik water. Deze boeteling was reeds in het tweede jaar van zijn boetedoening en leefde nog steeds.
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Als iemand na ruim een uur trappenlopen door onderaardse gangen eenmaal boven op de berg is aangeland, dan kan zijn oog niet genoeg krijgen van de grote natuurpracht die hij daar ontwaart. De ruimte daar boven is meerdere honderden morgens groot en men ziet er zeer weelderig aangelegde tuinen. In het midden van de hoogvlakte bevindt zich ook een meer, dat ongeveer twee morgens groot is en dat weliswaar niet erg diep is, maar zeer zuiver, aangenaam smakend water bevat en alle inwoners van de grote, heilige bergstad ruimschoots voorziet van hun onmisbare element.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Marcus keek rond en werd helemaal verlegen bij het zien van alles wat daar in een oogwenk ontstaan was. Rechts van het oude huis in noordoostelijke richting stond een kant en klaar uit bakstenen opgetrokken fraai huis, dat zich met de zuidoostelijke voorkant bijna tot aan de zee uitstrekte. Het had een verdieping met een comfortabele omloop rondom het hele huis en op de begane grond bestond het uit een ruime keuken, een grote voorraadkamer en verder uit achttien vertrekken, waarvan vijf woonkamers en daarachter dertien grote vertrekken voor allerlei agrarische doeleinden, zoals bergruimten voor allerhande graan, vlees, voor vruchtengroenten, voor peulvruchten en wortelgewassen. In een grote ruimte bevond zich een met wit marmer bekleed waterbekken, dat ruim twintig kwadraatklafters* (* 1 klafter = 1.90 meter (oude Duitse maat)mat en over het geheel gemiddeld zes voet water kon bevatten; het water stond nu echter maar vier en een halve voet hoog, wat voor het bewaren van edelvissen diep genoeg was.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...