Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2200 resultaten - Pagina 23 van 147

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[4] Wie naar het vergankelijke zoekt, zal ook het vergankelijke vinden en daaraan sterven, wie echter het ware Nazareth in het hart zal zoeken zal het in iedere arme broeder vinden, en een waar Bethlehem in iedere arme zuster!
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Omdat de achtergebleven leerling nu van verveling niet wist wat hij doen zou, ging hij naar de tenten van Ouran om te zien of daar soms ook iedereen was weggegaan en of er soms niet een paar overtollige goud of zilverstukken te vinden zouden zijn die iemand had laten slingeren! Maar ook daar ving hij bot, want Ouran had in iedere tent drie bewakers achtergelaten, die bij afwezigheid van hun meester niet erg toeschietelijk waren. Hij verliet dan ook zeer geërgerd de tenten en zocht een schaduwrijke boom op, waaronder hij ging liggen en heel behaaglijk insliep.
Hoofdstuk 6: De hebzucht van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ook MUREL zegt: "Nee, wat je hier allemaal hoort, is toch wel zeer vreemd voor deze wereld! En toch kan geen zuiver mensenverstand daar iets tegen inbrengen! Onze verveling, als wij opeens even wijs en alwetend als God zouden zijn en in plaats daarvan ook Gods verveling in de goed voor te stellen situatie dat Zijn schepselen, kinderen en zelfs engelen Hem nooit waarnemen, voelen, horen en zien, -nee, dat zijn werkelijk twee beschouwingen en oordelen waarvoor de dieper nadenkende mens noodgedwongen alle respect moet krijgen! Dat heeft nog niemand uit de tempel ooit gedroomd en toch is het juist! Ik kan nu denken en concluderen wat ik wil en geen verweer vinden, hoewel de uitdrukking 'Gods verveling' wat vreemd klinkt! Maar van welke kant ik die uitdrukking nu ook bezie, zij blijft waar en volkomen juist! Nu dringt zich nog een heel passend' voorbeeld ter verdere verklaring van deze geheel nieuwe waarheid aan mij op en dat kan ik jullie toch niet onthouden!"
Hoofdstuk 239: De gedachte dat God Zich verveelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Mijn Nazareth zal men niet meer vinden, maar wel een ander achter het gebergte, westelijk van hier. Genezareth zal ophouden te bestaan, slechts Tiberias aan deze zijde van de zee zal blijven. Caesarea Philippi, waar we nu zijn, is al verdwenen, maar er zal er een blijven boven het meer, waar de Jordaan vandaan komt, en een in het westen niet ver van de grote zoutzee, in de buurt van Tyrus en Sidon. Van het land Samaria zal slechts het gedeelte van hier in zuidelijke richting tot aan de grote zee blijven bestaan, het kleine deel dat meer naar het oosten ligt, met het echte Sichar en de echte berg Horeb, zal ophouden te bestaan, en de latere nakomelingen zullen het zoeken en niet ver van de grote zee vinden. Maar het zal niet meer zijn dan een naam en een ongenaakbare berg, en geen waarheid. En zo zal het ook gaan met Jeruzalem en nog heel veel plaatsen van het Beloofde land, dat herhaaldelijk in een woestenij veranderd zal worden.
Hoofdstuk 2: Het lot van de plaatsen van Palestina. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Vooral Mijn JARAH is deze keer in een goede bui en zegt: "Ik weet werkelijk niet hoe het komt dat ik vandaag zo opgewekt ben. Maar iets valt mij wel op en dat is dat alle anderen niet net zo opgewekt zijn als ik! Ik ben weliswaar een meisje en daarom zou ik het meest geplaagd moeten worden door nieuwsgierigheid, -maar hier is het juist andersom! De mannen zitten steeds te kijken of de negen mensen al ontwaakt zijn. Ik heb nog helemaal met gekeken, maar ik heb ze toch al weg zien gaan, de een na de ander, -en de mannen en heren en koningen kijken nog steeds in die richting en zitten zich af te vragen of ze wel weer levend geworden zouden zijn? O, al een klein half uur geleden! Meteen toen wij bij de tafels kwamen, begonnen de negen mensen zich te bewegen, en zij kwamen de een na de ander overeind, wreven zich de slaap uit de ogen en gingen toen weg. Ik kon dat duidelijk zien, ondanks de bomen die ons wat afschermen van die plaats, omdat ik klein ben en gemakkelijk onder de ken door kijk. Jullie zijn echter groot en de takken van de bomen ontnamen Jullie het zicht op het wonder van de macht van de goddelijke wil. Nu is het echter al te laat. Al zouden jullie er heen gaan, dan zouden jullie niets anders vinden. dan hooguit de plaatsen waar ze gelegen hebben. Ook diegenen, die de Heer gisteren direkt na de storm heeft opgewekt, zijn met de negen anderen naar huls gegaan."
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] SCHABBI en JURAH, de beide Perzische, afgevaardigde sprekers, zeiden echter tegen hun metgezellen, die erg bij hen aandrongen: "Houd op! Daarmee verzoekje Gods kracht in onze harten! Wat weten wij van onze eigen innerlijke geaardheid! Als wij dan van onszelf al niets weten, wat zullen wij dan wel weten van de geaardheid van God en van wat Hij zal doen?! We weten echter wel, dat alles wat Hij zal doen zeer wijs zal zijn en helemaal voor ons bestwil. Laat dus maar komen wat kome, hetzij meer of minder groots dan het voorgaande, daar moeten wij ons niet druk over maken! Wij zijn en blijven handelaars en kunnen alles wat ons bestwil beoogt zelfs zeer goed gebruiken. Uiteindelijk vinden wij toch alles even buitengewoon wat afkomstig is van Hem, de enige Heer van de eeuwigheid en van de oneindigheid van al Zijn talloze daden en werken.
Hoofdstuk 8: Uiterlijke rust en innerlijke activiteit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als de priesters echter wordt toegestaan in Gods plaats naar believen de scepter te zwaaien, dan zal de keizer zich ook helemaal niet zo kwaad maken wanneer deze volksverdovers zonodig heimelijk, of ook openlijk, in de huid van de monarch kruipen, in zijn naam spreken en zelfs wetten uitvaardigen indien zij dat zowel voor de heerser, voor zijn staat en natuurlijk ook voor zichzelf heilzaam vinden. Dat lijkt des te aanvaardbaarder in die provincies die, zoals het Joodse vaderland hier, ver verwijderd liggen van de residentie van de heerser .
Hoofdstuk 17: De politiek van de tempelpriesters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] IK zeg: "Blijf nu maar hier, je zult Hem al gauw tijdens het verloop van de besprekingen die nog zullen volgen vanzelf vinden! Ook is het nu al ruim een uur na het midden van de dag. Onze brave gastheer Marcus heeft het middagmaal reeds klaar en het zal dadelijk opgedaan worden. Maar na de maaltijd zullen wij nog zeeën van tijd krijgen om over allerlei zaken met elkaar te spreken. Jij blijft aan onze tafel, -je negenentwintig metgezellen kunnen hiernaast gaan zitten."
Hoofdstuk 19: Zinka's opvatting over de leer van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] CYRENIUS zegt: "Heer, Uw wil is voor mij een zeer welkom gebod, en ik zal voor mijn beide schoonzoons wel middelen en wegen vinden waardoor zij zo'n plaats krijgen, dat zij voor de arme mensen zowel geestelijk als lichamelijk zoveel mogelijk van nut kunnen zijn!
Hoofdstuk 28: Cyrenius herkent zijn dochters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De oude Egyptenaren hadden hun scholen zeer voorbeeldig ingericht. Wie alleen maar iets voor zijn uiterlijke levensomstandigheden wilde leren, moest zijn tarief betalen en kreeg dan de vele voordelen te zien. Wie echter kwam om de waarheid die de voorwaarde is voor het innerlijke leven, te zoeken en te vinden, werd in zijn verdachte zoeken op een haast ongelooflijke wijze het vuur aan de schenen gelegd. En als hij de grote levenswaarheid gevonden had, moest hij priester blijven en dure eden zweren dat hij van dat wat hij ontdekt had, geen enkele leek ook maar een woord zou vertellen !
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] En weet je, zo staat het er met alle wereldse rechtspraak op de lieve aarde voor! Voor de lichamelijke ziekten en gebreken zijn er dokters te vinden die allerlei medicijnen bereiden. Alleen voor de ziekten der arme zielen zijn er geen andere doktoren en geneesmiddelen dan eerst een heel zwaar boek vol wetten die vaak zeer moeilijk te houden zijn -en achter de wetten het rechtsprekende zwaard!
Hoofdstuk 36: Zielsziekten en hun behandeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als je bij je kinderen ziet dat zij meermalen jullie ouderlijke geboden veronachtzamen en daar zo nu en dan ook erg tegen zondigen, zou het jullie dan wel betamen om daarvoor een kind in zekere zin als afschrikwekkend voorbeeld te laten martelen en tenslotte zelfs aan het kruis te hangen?! Misschien dat een zeer heerszuchtig vader dat ooit wel eens gedaan kan hebben maar veel van dergelijke voorbeelden zullen er in de wereldgeschiedenis niet te vinden zijn! Maar jullie, als betere ouders, zullen jullie zondigende kind in elk geval wel met een ernstig gezicht terechtwijzen en in uiterste noodzaak ook met de heilzame tuchtroede straffen. Beteren de kinderen daarna hun leven dan zal dat jullie zeker veel genoegen doen, want het zal een ware vreugde voor jullie zijn om je kinderen onbedorven en gezond voor je te zien.
Hoofdstuk 38: Ware gerechtigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Dat een mens zo nu en dan zwak wordt, gewoonlijk uit gebrek aan voldoende ervaring, is begrijpelijk. Wat kan het zwakke riet eraan doen dat het door de winden heen en weer bewogen wordt?! Maar wanneer de geweldige ceders, symbolen van onze brave goden, zich óók door de armzalige aardse winde.n als riet naar alle kanten, vaak zelfs naar de obsceenste, laten buigen en verbuigen, dan is dat onbegrijpelijk. Een mens die ook maar een beetje nuchter nadenkt, moet zoiets toch onvermijdelijk erg dom vinden!
Hoofdstuk 43: Zorel vraagt om schadevergoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Omdat er bepaalde dingen zijn die ik prettig vind wanneer men die voor mij doet, moet ik ook van mijn naaste veronderstellen, dat hij het ook niet onprettig zal vinden wanneer ik iets voor hem doe wat hij op z'n minst prettig en aangenaam vindt! Als ik tot over mijn oren in de nood en de armoede zit, geen geld heb om mij ook maar het noodzakelijkste aan te schaffen, en op zoek ga en vraag, en op die vraag van niemand wat ontvang en pas ten langen leste ze!f neem wat ik nodig heb, -kan een wet mij dan daarvoor veroordelen?! Heb ik dan helemaal geen recht mij iets wat ik broodnodig heb toe te eigenen, terwijl onze sterke voorouders beslist geen zonde begingen door zich hele landen toe te eigenen?!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Ja, als ik uit luiheid zou stelen en blijven stelen, zou geen verstandig mens het erg vinden als ik daarvoor ter verantwoording geroepen zou worden. Maar wanneer ik mij in uiterste noodzaak iets wat ik dringend nodig heb, in zekere zin onwettig zou toeëigenen, dan kan en zal toch geen God mij daarvoor ter verantwoording kunnen roepen, -laat staan een zelfzuchtig, zwak mens, die in veelopzichten op één dag meer onrechtvaardigheden begaat dan ik in een heel jaar! Ik wil mij weliswaar niet smalend uitlaten over de wet ter bescherming van het bezit, die men voor goddelijk houdt; door haar algemeen geldende onverbiddelijkheid maakt deze de mensheid echter niet beter en menselijker, maar slechts harder en liefdelozer!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...