Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 23 van 2459

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[3] Na enige uren bereikten wij het bekende huis. Maar reeds op een loopafstand van een half uur ontdekte ik dat het hele huis in een vrij dichte, blauwe nevel gehuld was; en hoe dichter wij bij het welbekende huis kwamen des te duidelijker ontdekte ik in de blauwe nevel de reeds bekende, rondzwemmende beesten. 'Stop', zei ik tegen mijn vader, toen wij nog zo'n zestig passen van het huis verwijderd waren, 'we gaan voor ons eigen bestwil geen stap meer verder, als we niet beiden meteen aan de dood ten offer willen vallen; want diezelfde kwade, blauwe nevel met zijn onheilspellende inwoners omhult nu het gehele huis!'
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Laat het zijn zoals het is, daarover zou men het altijd nog wel eens kunnen worden; maar in de eerste teksten laat hij op de zesde scheppingsdag door God meteen na de uitroep van God 'Laat ons mensen scheppen naar het beeld van God! ' een mannetje en een vrouwtje scheppen, terwijl Hij een aantal teksten verderop het mannetje al veel eerder uit leem heeft gevormd en het vrouwtje pas veellater uit de rib van het mannetje laat ontstaan, waarbij de aarde veel minder gezegend lijkt, er helemaal geen sprake is van de zegening van dit eerste mensenpaar, hun integendeel op straffe van dood en vervloeking van de aarde verboden wordt van een bepaalde boom de vrucht te eten, en de aarde in alle ernst vervloekt wordt na de overtreding van dit gebod en nu slechts doornen en distels zal dragen, en tevens dat de mens moet sterven en zich in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal moeten verdienen, -ja, daar is van de zegen die Mozes in de eerste teksten vermeldt, net zoals van de daar eveneens vermelde, grote tevredenheid over de voltooide werken van God geen spoor meer te ontdekken! Ja, zeer goddelijke Vriend, dat is toch wel een moeilijk te begrijpen leer, en men kan er met de beste wil niet uit wijs worden!
Hoofdstuk 161: Cyrenius bekritiseert Mozes' scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Men moest hun harde wetten geven en als sanctie daarop bedreigen met de scherpste tijdelijke -en grimmigste eeuwige straffen, en de trouwe uitvoerder van de wetten slechts kleine aardse voordelen beloven, maar des te grotere eeuwige na de dood, -en dan zou men een echt mens zijn ten opzichte van al die ontelbare menselijke lastdieren! Als zijn opvolgers in staat waren het gepeupel in de nacht van het duistere bijgeloof te houden, zouden duizenden jaren ze daar houden; maar als zij daartoe niet in staat waren, zouden zij als bedriegers der mensheid binnen de kortste keren heel ellendig het hazenpad moeten kiezen!
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als wij willen wat de Heer wil, is ons willen volkomen vrij, omdat de wil van de Heer ook volkomen vrij is; willen wij dat echter niet, of maar ten dele, dan zijn wij miserabele slaven van onze eigen oneindige blindheid. Alleen in God kunnen wij volkomen vrij worden; buiten God bestaat er niets dan alleen maar gericht en dood!
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] En wat is uiteindelijk zo'n kunstig over elkaar gelegde hoop stenen vergeleken met een enkele grashalm die door de grote geest van God gebouwd werd? Ik zeg je: helemaal niets! Iedere grashalm, iedere boom is een gebouw van God, groeit uit de lieve aarde zonder onze moeite en arbeid, en in korte tijd verkwikt hij onze smaak met zijn zoete vrucht. Hoeveel moeite en verschrikkelijk veel werk kost de mens echter zo'n paleis! En wat hebben zij daarna, als hun werk na vele bloedige jaren voltooid is? Niets dan een miserabele voeding voor hun hoogmoed, opwekking van naijver bij vreemde volkeren en na verloop van tijd oorlog en allerlei vervolging!
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Eens, zo leert de geschiedenis, was dit land een korenschuur waaruit in tijden van nood vreemde volkeren van brood voorzien werden; nu moeten wij niet zelden het koren betrekken van landen en volkeren ver weg! Onze kudden bevinden zich in een zeer ellendige staat. Duizenden mensen in zo 'n stad werken vanwege hun beetje goud en zilver helemaal niet, lopen dag in dag uit niets te doen, hebben veile deernen en vermaken zich daarmee niet zelden op de laagste, dierlijke manier; dat veroorzaakt steeds veel ziekten, -iets wat jullie helemaal niet kennen. Overdag, zolang de zon schijnt, zullen jullie deze stad helemaal ontvolkt aantreffen; pas wanneer de koelere nacht is gekomen, komen zij als roofdieren uit hun kunstmatige, stenen holen en vermaken zich met alles waar ze maar zin in hebben. En kijk, eenvoudige zoon van de zuivere natuur, dat zijn de zegeningen die de mensen ontvangen van hun machtige steenkultuur! ",
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Iemand dacht dat het opwekken van een dode zijn uitwerking ook niet gemist zou hebben. Dat zou voor deze mensen echter ook niets zijn! Want zij zien de lichamelijke dood als een grote weldaad van God aan de mensen, en zouden zo 'n handeling zelfs aanzien voor een vergrijp tegen de orde van de allerhoogste geest van God zolang zij Mij niet volledig kunnen leren kennen. Het opwekken van een grote storm zouden zij door hun zeer gevoelige geest iets heel natuurlijks vinden, want zij hebben zelf altijd een grote invloed op de natuurgeesten van lucht, water, aarde en vuur. Maar een beweging die de snelheid van hun afgeschoten pijlen onvergelijkbaar overtreft, is voor deze mensen een echt wonder, dat alleen door God en Zijn dienstbare, hoogste geesten gedaan kan worden, maar nooit door de verstandige, zwakke stervelingen van deze aarde.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] O, wij bewonen een zeer hard en ontzettend heet land, waar het bij tijden werkelijk erg moeilijk wordt mens te zijn en te blijven! Ver van de Nijl vandaan is het vooral in de nazomertijd onmogelijk om te wonen, want daar kunnen dagen voorkomen dat de stenen en het zand smelten, - vooral als 's middags de wind uit het zuiden begint te waaien. Dan ziet men letterlijk vlammen over de uitgestrekte zandwoestijnen rollen en voor mens en dier blijft er niets anders over dan de goede Nijl te omarmen, die wonderlijk genoeg bij ons erg koud voorbij stroomt.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Toen wikkelde onze OUBRATOUVISHAR zijn kleinood uit het batist en zette het voor Mij neer met de woorden: "Hier is het, zoals ik het tussen de losse stenen van een berghelling heb gevonden, waarbij ik niet anders kon doen dan het op te rapen en te bewaren! Mensenhanden zijn daar beslist nooit aan te pas gekomen! Het lijkt daarom een zuiver produkt, een zogenaamde speling van de natuur te zijn. Wat is het en wat voor waarde zou het kunnen hebben? Want iets waardeloos zou ik toch nooit als geschenk aan iemand willen geven."
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Want de plaats van het verloren geestelijke wordt meteen ingenomen door het materiële, en dat is een gericht dat zich niet zo gemakkelijk meer opzij laat zetten als in het begin. Want zoals al het geestelijke voortdurend geestelijker en vrijer wordt, zo wordt ook al het stoffelijke steeds stoffelijker, wereldser en steeds voller van het gericht en de dood; wie zich echter eenmaal in het gericht bevindt en met zijn willen en kennen aan banden is gelegd, zichzelf moeilijk of nooit de vrijheid weer teruggeven.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De ENGEL zegt echter: "Wacht maar af, het zal je gauw duidelijk worden dat juist deze zeven stenen in aards opzicht van grote en onschatbare waarde zijn! Breng eens een stevige, ijzeren hamer, dan zullen.wij ze onderzoeken.
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Markus haast zich, omdat hij zelf erg nieuwsgierig is, naar zijn gereedschapskamer en komt al gauw te voorschijn met een stevige, ijzeren hamer en overhandigt die aan de engel. Deze neemt een van de stenen in. zijn hand en geeft die een paar voorzichtige tikjes, waarop meteen de witachtige, op kieze1 lijkende korst loslaat en een parel ter grootte van een mensenhoofd te voorschijn komt, tot overgrote verbazing van allen.
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De ENGEL zegt: "Geen van beide, -ik doe dat enkel en alleen om jullie te laten zien, hoe je in soortgelijke gevallen zulke stenen moet behandelen om ze, hun schat prijs te laten geven! Gesteld dat je er ergens weer een paar mocht vinden, want vooral in Opper- en Midden-Egypte bevinden zich veel van zulke met een korst omgeven stenen, vooral heel verspreid in de woestijnen; weliswaar zullen daar nog maar weinig van zulke parels bij zijn. Maar ook de andere stenen zijn voorzien van allerlei tekens, teksten en afbeeldingen, want de oude Egyptenaren bezaten nog lang geen papier om op te schrijven. Daarom werd vooral in het begin het oppervlak van stenen gebruikt om allerlei zaken ter herinnering in te graveren, eerst met benen en later met ijzeren stiften.
Hoofdstuk 204: De sterrenbeelden op de vierde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Toen vroeg de oude waard MARKUS, terwijl hij de engel bij zijn uitleg onderbrak: "Zeer beminnelijke vriend, nu je toch bezig bent een verklaring over de parels te geven, zou je ons dan ook niet willen uitleggen wat er met die hoogst merkwaardige sfinx aan de hand is, die als half vrouw en als half dier de mensen steeds op leven en dood het beroemde raadsel opgaf, welk dier 's morgens op alle vier, 's middags op twee en 's avonds op drie voeten loopt? Wie het raadsel niet wist op te lossen, werd door de raadsel sfinx gedood; wie het echter op zou kunnen lossen, mocht de sfinx doden! -Is daar feitelijk wel iets van waar, of niet?"
Hoofdstuk 205: De indeling van de tijd op de vijfde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Natuurlijk kan de inrichting van de binnenkant niet meer teruggevonden worden, omdat die helemaal verzand en dichtgeslibd is; want de Nijl treedt meestal iedere honderd, soms ook tweehonderd jaar buitengewoon sterk buiten haar oevers, zodat hij in de smallere dalen met zijn golven meer dan dertig ellen hoog boven de normale waterstand komt. Daardoor wordt er veel verwoest en onbruikbaar gemaakt, omdat er een grote hoeveelheid stenen en zand en slib afgezet wordt op de vroeger zo prachtige velden.
Hoofdstuk 206: De piramiden, de obelisken en de sfinx. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...