Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 23 van 94

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[7] Dat is dan het zuiver geestelijke in de mens, en omdat het aan God gelijk is, staat het eveneens buiten tijd en ruimte; want als het iets tijdelijks en ruimtelijks zou zijn, zou de mens noch zichzelf noch God ooit kunnen leren kennen, en de mens zou dan voor iedere ontwikkeling totaal ongeschikt zijn, nooit redelijk worden en nooit iets begrijpen. Hij zou nooit ofte nimmer ook maar het minste besef van God krijgen, Hem nog minder ooit herkennen, liefhebben en zijn wil aan Hem onderwerpen, en hij zou dan alleen maar de buitenste, dode schaal van een ei zijn, geen leven in zich hebben en zeker geen buitentijds en buitenruimtelijk eeuwig leven hebben.
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Deze verder tot in het oneindige doorgaande, zich steeds in dezelfde verhouding vermenigvuldigende hoeveelheid korrels kun je zelf verder nog tot honderd, duizend en nog meer jaar uitbreiden, en dan zal een berekening je leren, dat na slechts enige honderden jaren een totaal van duizendmaal duizend werelden nog veel te weinig zou zijn om als akker te dienen voor het ontzaglijk grote aantal tarwekorrels. En kijk, die vermeerdering kan tot in het oneindige voortgezet worden! Zou dat echter mogelijk zijn als in deze ene korrel, en op gelijke wijze ook in alle andere korrels, niet reeds dit eindeloze aantal, door het daarin aanwezige goddelijk-geestelijke, buitentijdse en buitenruimtelijke, voorhanden was?! Zeker niet!
Hoofdstuk 32: Het geestelijke in het natuurlijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Nu is het echter voldoende dat ik inzie dat men, ofschoon men in tijd en ruimte is, zich toch heel goed, en in wezen geheel naar waarheid, volledig buiten tijd en ruimte kan bevinden. Alleen één ding wilde ik nog heel in 't kort van U weten, en dat is op welke plaats zich dan de hemel en ook die nare hel, waarover ik ook al veel gehoord en gelezen heb, bevinden. Men zegt: Zij zullen opvaren ten hemel, en zij zullen neergeworpen worden in de hel. Waar en hoe is dat 'op', en waar en hoe is dat betreurenswaardige 'neer'?"
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] De stoffelijke ruimte maakt geen verschil, maar alleen de geestelijke ruimte, die met de stoffelijke, zoals je gezien hebt, beslist niets gemeen heeft; want in het rijk van de geesten veroorzaakt de manier waarop men leeft de echte en werkelijke afstand. Het aards ruimtelijke kan daar nooit van belang zijn. Om jullie dat nog meer begrijpelijk en duidelijk te maken, zal Ik je een paar voorbeelden geven.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Hieruit komt wederom heel duidelijk naar voren dat de hemel voor ieder goed mens precies daar zal zijn waar hij zich bevindt, en alle goede en reine mensen zoals hij zullen zich direct in zijn naaste omgeving bevinden. Want je kunt niet zeggen: 'Kijk, hier of daar, bijvoorbeeld boven alle sterren is de hemel, en bijvoorbeeld ergens diep onder de aarde is de hel!' Dat alles hangt niet af van deze tijd en deze ruimte, en er is geen uiterlijk vertoon zoals bij een betekenisloze tempelceremonie, maar het bevindt zich heel diep in de mens zelf.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Momenteel zijn wij in het bezit van een geheim om korrels te fabriceren die zeer licht ontvlambaar zijn, maar tijdens hun snelle ontvlammen in een gesloten ruimte zo 'n kracht ontwikkelen dat daardoor de sterkste en hardste rots met een grote knal in duizend stukken uit elkaar vliegt als men er van tevoren door een hiervoor gemaakte opening een paar pond van de genoemde korrels inbrengt en door een onzichtbare lont aansteekt. Om het volk te misleiden doen we wel alsof wij de rots bevelen uit elkaar te vliegen; maar uiteraard wordt dat alleen maar veroorzaakt door onze springkorrels, die wij al enige dagen van te voren heel ongemerkt op een geschikte plaats weten aan te brengen.
Hoofdstuk 38: De bekwaamheid en de daden van de drie wijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het gebeurde zoals Ik gezegd had, en toen we bij de oever kwamen waren de netten zo vol met voortreffelijke vissen, dat ze bijna begonnen te scheuren. Toen de vissers de vissen uit de netten in de viskaren wilden doen, bleek de ruimte te klein om alles op te nemen; ruim een derde deel van de vis moest in de samengebonden netten tussen de boten in het water blijven hangen.
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar de knechten zeiden dat ze van een onbekende visser het geheim in handen hadden gekregen zulke vissen ook buiten het winterseizoen te vangen, en de vissen waren het zekerste bewijs dat het geheim betrouwbaar was. Toen werden hun verder geen vragen gesteld en de knechten brachten de waard weldra zo'n grote hoeveelheid geld als opbrengst van de vissen, dat hij nauwelijks ruimte genoeg vond om al het geld onder te brengen en te bewaren.
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Ja, Mijn geliefden, dat is een heel belangrijke vraag! Maar ten dele heb Ik deze met jullie, Mijn oude leerlingen, bij de oude Marcus in Caesarea Philippi al besproken, en jullie weten daar nog veel van; jullie weten echter nog niet volledig waarom uit de oneindige loop der tijden juist deze periode genomen werd om de menselijke schepselen van nu af aan voor eeuwig de volledige gelijkheid aan God te geven.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Kijk, voor de hele, eindeloos grote schepping neemt God zowel wat tijd als ruimte betreft steeds een en dezelfde wijze orde in acht! Zou het God dan soms onmogelijk zijn, zonder verwekking en zonder moederlichaam een van alle wijsheid en kracht voorzien mens te scheppen, net zoals het Hem mogelijk is in een oogwenk de bliksem uit de lucht te laten komen?! Beslist niet, en Ik Zelf heb jullie daarvoor de overtuigendste bewijzen gegeven!
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen hoorde men uit de rookwolk STEMMEN, die riepen: 'Jezus van Nazareth, Zoon van de levende God, we kennen U! Waarom kwam U om ons vóór de tijd te kwellen? Wij zitten hier op elkaar geperst en hebben wat ruimte gemaakt. Waarom gunt U ons deze vrijheid niet? Hier is ons groot onrecht aangedaan, dat ons lichaam doodde. We hebben alles verloren. Waarom mag de koper nu ook niet wat verliezen? Wij hebben dit stukje land nodig in onze ontzettende diepte. Waarom mogen we het dan niet hebben?'
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hier ging het echter om een samenloop van omstandigheden, die sinds lange tijd precies berekend was voor het bereiken van een goed doel. Hier , onder dit stuk land, bevond zich reeds sinds voor jullie onvoorstelbare aardse oertijden een grote holte, die een onderaardse voortzetting van de zee was. Maar in de loop van de tijd blokkeerde en verstopte aangegroeide zeeklei de reeds vanaf het begin wat nauwe verbinding tussen de open zee en de daarmee verbonden onderaardse zee, die zijn water daaruit betrok. Toen de aanvoer van het water in de loop van de tijd helemaal opgehouden was, zakte het onderaardse water steeds verder en er ontstond daardoor een grote holle ruimte. Door herhaalde aardbevingen brokkelde onder dit stuk land het ene loshangende deel na het andere af en viel in de diepte van de holle ruimte. Daardoor is dit ingestorte stuk land natuurlijk steeds dunner geworden en kreeg het steeds minder houvast.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Stel dat God van een van de belichaamde gedachten die wij hier zien, Zijn wil wegnam, wat gezien de oneindige vrijheid van de goddelijke wil best mogelijk is, dan was de belichaming ook reeds op datzelfde ogenblik verdwenen. In God zou de geestelijke gedachte wel blijven, maar het lichaam zou zich als het ware in het totale niets oplossen. Hier voor ons hebben wij nu dit bestaan, zijn, worden en ook vergaan van de gedachten van God, dat voor de ware vriend van God zo belangrijk is! Is het niet een ware lust hiernaar te kijken en daardoor van dag tot dag Jehova's liefde, wijsheid en almacht nader te leren kennen?!
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] DE LEERLING zei: 'O beste, wijze, heidense priesteres! Je praat volgens jouw begrippen weliswaar wijs en je hebt van de goede godheid bepaald geen verwerpelijke opvatting, - maar desondanks ken je het ware wezen van God niet, en als je het zou kennen, zou je met de wijzen uit de voortijd uitroepen: 'Verschrikkelijk is het voor een zondaar om in de handen van de almachtige God te geraken! 'God is wel vol oneindige liefde voor degenen die Hem kennen, liefhebben en Zijn geboden houden, -maar duizendmaal wee voor degenen die Hem niet willen kennen of, als zij Hem en Zijn geboden wel kennen, zich in hun hart toch van Hem afkeren en Zijn geboden niet houden!
Hoofdstuk 110: De uiteenzetting van de schriftgeleerde over het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Ogenblikkelijk zagen allen in de vrije, hoge ruimte van de zaal boven de tafel de zon, de maan en de aarde, en ook alle andere planeten met hun manen, en alles bewegend als in werkelijkheid. Aan de verbazing kwam geen einde, en Ik legde het hun twee uur lang heel nauwkeurig uit, en toen begrepen zij alles, wat hun veel plezier deed. Behalve het wiskundige deel liet Ik hun echter ook de bewoonbaarheid van de zon en alle planeten en hun manen zien, en heel uitvoerig de bewoonbaarheid van onze aardse maan, en zei toen in het bijzonder:
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...