Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 23 van 41

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[12] Maar Kaïn zal zijn mooiste zuster begeren, die 'Ahar' heet of 'de schoonheid van Eva' en zal met haar naar de velden trekken en er voren in de aarde maken met het werktuig dat hij daar reeds in gereedheid zal vinden; hij moet in de voren de graankorrels strooien die hij daar in grote hoeveelheid zal aantreffen en de vrucht ervan moet hij 'tarwe' noemen. Als deze rijp geworden is, dat is wanneer de korrels hard geworden zijn en de aren bruin, dan moet hij die graankorrels zorgvuldig uit de aren verwijderen en ze tussen stenen fijn wrijven. Het meel moet hij met flink wat water vermengen en daaruit een deeg kneden. Daarna moet hij het deeg op een platte steen leggen, die in de zon heet geworden is. Daarop moet het deeg gedurende een derde deel van de dag blijven liggen en dan moet hij het eraf pakken en het de naam 'brood' geven. Dan echter moet hij dat brood nemen, het breken, God ervoor danken en het daarna met zijn vrouw Ahar nuttigen.
Hoofdstuk 17: De nieuwe godsdienst en levenswijze - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] En als teken dat je offer Mij welgevallig is, zal de rook ervan altijd snel naar de hemel opstijgen, alsof het grote haast zou hebben. De as echter, die je met een steen moet afdekken, dien je drie dagen lang op het altaar te laten liggen; op de derde dag moet je ernaartoe gaan en de steen van de as tillen en zie, een mooie vogel met glanzende veren zal zich uit de as verheffen en naar de hemel opstijgen. En dan zal er een wind komen en deze zal de as naar alle windstreken van de aarde blazen als teken van de toekomstige opstanding van alle vlees, wat het werk zal zijn van de ware liefde door de wijsheid van de Heilige Geest, welke gegeven wordt aan de kinderen in de grote tijd der tijden en aan alle vreemdelingen die ernaar zullen hunkeren.
Hoofdstuk 17: De nieuwe godsdienst en levenswijze - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Maar Abel antwoordde hem: "Dat wat jij gelooft dat nog moet gebeuren, is al gebeurd; maar wat je in je verdorvenheid van mij vraagt, zal ik in mijn liefde voor jou doen. De dood die jij mij denkt te geven, zal over jou komen; en mijn bloed, waarmee je de aarde zult drenken, zal tot God roepen en zal over jouw hoofd en dat van al je kinderen komen; en de steen waarmee je je broer zult doodslaan, zal een steen des aanstoots worden en al je kinderen zullen er te pletter op lopen; de slang zal echter al het bloed te gronde richten en de kinderen van de zegen zullen wraak roepen over jouw bloed; en dan zal er OVer jullie een grote duisternis komen en niemand zal de stem van zijn broer verstaan, zoals je nu al de mijne niet meer verstaat omdat je je hebt laten verblinden door je eigen grote boosaardigheid door de gedaante van de slang in en buiten je, die was, is en eeuwig zal zijn de ware vloek van het gerechtvaardigde gericht van God!
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] En de slang maakte zich los van de voeten van Abel, nam de steen in haar bek en droeg die tot voor de deur van Kaïn en verborg zich in het zand onder de doornstruiken, bevrijd.
Hoofdstuk 19: Kaïns moord op Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] En zie, de boze Kaïn vluchtte zijn hut in en vond zijn vrouw sidderend op de grond liggen en enige van zijn meestal ongezegende kinderen als dood naast haar. Toen kromp hij huiverend in elkaar en vervloekte de slang en ging de hut uit en vond de steen die de vluchtende slang zodanig voor zijn deur gelegd had, dat hij erover weggleed en hard tegen de grond sloeg, en nogmaals vervloekte hij de boosaardigheid van de slang en van de steen die de dood gebracht had.
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] "Kaïn, jij blinde dwaas, mijn boze broer, kijk, degene die je met een steen hebt doodgeslagen, staat nu verheerlijkt voor je en biedt je zijn hand aan om zich met je te verzoenen en vrees de gedaante van de slang niet, die je zelf bent! Wie was het dan, jij of de slang, die ontrouw werd aan de Heer? Besliep jij of de slang je vrouw net als de honden, zonder het vereiste offer van tevoren te brengen? Was jij het of de slang die de hitte vervloekte en door grote traagheid leeg stro aan de Heer offerde? Zeg me, werd de slang of jij nijdig op je broer uit boze afgunst? En was de slang niet veel meer een uiterlijke verschijningsvorm van jouw eigen innerlijke boosaardigheid, waardoor je jezelf het waandenkbeeld aanpraatte om je broer te doden?
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] En zie, toen vluchtte Kaïn met de zijnen uit Mijn aangezicht ver weg voorbij Eden naar een laaggelegen land Nhod. Maar Eden was een mooi heuvelland, vol met de beste vruchten; daar beviel het Kaïn goed en hij wilde er zich vestigen. Maar toen hij naar de heuvels keek, zag hij overal een man staan met een grimmig gezicht, gewapend met een steen in zijn hand, als wachtte hij op Kaïn om diens misdaad te wreken; en deze verschijning werd veroorzaakt door de grote angst in hemzelf. En hij zag dat hij hier niet kon blijven.
Hoofdstuk 20: Kaïns vervloeking en vlucht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Daarop ontbrandde de Eeuwige, de Heilige in toorn en verwoestte de hele zichtbare schepping voor het aangezicht van de berouwvolle boosdoener. Ook niet één steen ter grootte van een appel bleef gespaard en ook geen dier, dat ook reeds duizenden jaren voor de ondankbare mens kwam en vervuld van dankbaarheid over de nog schrale vlakten van de aarde liep. Toen ging alles geheel te gronde in de oneindige zee van het goddelijke toornvuur.
Hoofdstuk 36: De herinnering aan Adams ongehoorzaamheid en de genade van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[38] De aarde kan jullie de grootte van mijn wandaad vertellen; want er bleef niet een steen op de andere en de oneindigheid was met het grote geweld van Gods toorn vervuld!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] "Vader! Kinderen! Zolang de aarde draait en de hemel met zijn sterren de maan en de zon omspant, is er door de mond van een mens nog nooit zo'n heilig woord uitgesproken als dat, wat ik, na Adam jullie aller vader, nu zal uiten. Ik zeg: eer zullen alle sterren uit de hemel vallen en de zon en de maan voor eeuwig hun licht ontnomen worden; alle zeeën, meren en rivieren tot op de laatste druppel verdrogen en de hele aarde een kale steen worden: ja, dat alles zal eerder gebeuren dan dat ooit bij ons tevoren de begeerte op zal komen een hap in de mond te steken, aleer onze vader Adam en onze moeder Eva op ieder moment van de dag toereikend verzadigd zijn!
Hoofdstuk 44: De verklaring van Adam over zijn zwakte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O Heer, waar ik vandaag ook mag lopen, laat Uw liefde op de weg waarop ik voortga iedere steen verbrijzelen, opdat mijn voeten daarover niet zullen uitglijden en mij ten val brengen of dat door een harde stoot tegen een steen mijn voet niet zal worden bezeerd en deze mij dan zou hinderen recht van leden Uw weg te vervolgen!
Hoofdstuk 49: Adams en Henochs ochtendgebed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En Henoch deed meteen wat Adam wenste, maar zei: "O vader Adam, kijk, omdat je me toestaat op de steen van Seth uit te rusten, kan ik dat wel doen, omdat jouw woord hoger staat dan het woord van al de overige vaderen; maar indien ik zonder jouw verlof daarop was gaan zitten, zie, dan was ik' zeer vermetel geweest en zou ik het zeker verdiend hebben door Seth en al de andere vaderen met toornige blikken aangekeken te worden! 0 lieve vaderen, vergeef me dat ik dit durf te doen; want ik wil steeds gehoorzaam handelen ten opzichte van alle vaderen en er zal nooit iets door mij worden gedaan, dat ooit tot gevolg zou kunnen hebben dat ik jullie liefde niet waard ben! Amen."
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] "Jullie verre nakomelingen van Kaïn en Hanoch, sta op en kijk mij aan! Kijk naar mijn grimmige en woedende gedaante! Ik ben slechts een verscheurend dier, bestemd om de bergen trouw te bewaken en ook de daarop wonende grote kinderen van God, die jullie in je blindheid een grote Koning noemen; maar zeg me eens of ik als dier ooit de wil van God overtreden heb! Mijn leven is stof en aarde; mijn tijd is slechts weinige jaren, dagen en slagen van het hart; ik heb niets te verwachten; wat mijn dorst naar bloed mij oplevert, is alles wat ik in mijn bestaan van de Schepper te verwachten heb; en als een van jullie ooit gezien heeft, dat ik de door de wil van God voorgeschreven grenzen overschreden heb, laat die een steen nemen en mij doodslaan!
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Hoewel de Heer altijd meer geeft dan voor de mens nodig is om in leven te blijven, moeten jullie echter desondanks toch niet onmatig zijn in allerlei genietingen, maar volgens de wil van God vanwege je gezondheid matigheid betrachten bij alles wat jullie doen en nuttigen. Want zo spreekt de Heer: 'Gezegend zij een juiste maat en een gerechtvaardigd doel; maar vervloekt zij de onmatigheid en verdoemd de doelloze wegen, want daarop zullen slechts de hoererij en de ontucht gaan en daar de nacht van het verderf en de eeuwige dood vinden!' Verzamel daarom de overvloed van de zegen en richt overal voorraadhuizen op, maar niet van steen naar het voorbeeld van Hanoch, maar van hout. Sla daartoe vier glad afgewerkte stammen zo in de grond, dat ze keurig in een vierkant twee manshoogten boven de grond uitsteken. Leg dan hierop overdwars ook vier bomen volgens de jullie reeds bekende bouwwijze. Maak dan daarover een raamwerk voor het dak en dek dat af met riet en gras. Maak dan ook tussen de vier uit de grond stekende houten pijlers uit riet gevlochten wanden, maar laat in iedere wand een opening, vier maal zo groot als een hoofd van een man en maak aan de morgenzijde ook een deur, maar niet afgesloten, opdat iedereen naar behoefte vrije toegang heeft. Sla nu tot op de helft binnenin zo'n voorraadhuis enkele kleine palen in de grond, die ongeveer een halve manslengte boven de grond uitsteken. Bevestig daarop dunnere balkjes; leg daar dan eveneens rietmatten op om daarop dan de overmaat van de zegen voor jullie broeders en ook voor jezelf te leggen. Verzamel in de andere helft droog geworden, lang gras en leg dat tot op kniehoogte op de grond als rustplaats, opdat jullie daarop 's nachts slapen en je moe geworden ledematen uitrusten en je ingewanden zich verkwikken.
Hoofdstuk 34: De landing van de Meduhedieten in Japan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] 0 kinderen, wat je uit de mond van de lieve Kenan vernomen hebt, zet dat uit je hoofd en erken liever in alle wroeging en deemoed van onze liefdeszwakke harten met mij, dat wij met elkaar tot niets in staat zijn! Ook zal geen van ons allen ooit begeren iets dergelijks te begrijpen, maar wij laten zulke onbegrijpelijke zaken altijd weer over aan God, want Hij zal heus wel weten wat Hij er mee wil; ons heeft Hij het beslist slechts als een zuivere steen des aanstoots gegeven om daarmee ons, arme zwakkelingen, ten eerste te kennen te geven hoe sterk Hij zelfs in een zonnestofje is, en ten tweede dat wij deemoedig in onszelf bevestigd zouden vinden dat wij uit onszelf tot niets in staat zijn, maar dat alleen Hij, onze lieve, heilige Vader, altijd alles in allen is!
Hoofdstuk 43: Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...