Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 23 van 179

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[1] CYRENIUS staat verbaasd over de wijsheid van de overste en zegt tegen Mathaël: "Vriend" met hem is het niet goed kersen eten! Alle stelen krijg je in je gezicht! Wat een verborgen kennis ligt er bij hem opgeslagen en hoe schitterend weet hij zijn tegenwoordige situatie te verdedigen! Ah, dat is ongehoord! Uiteindelijk kun je nog niet eens kwaad op hem worden! -Maar in ieder geval moeten ze uit de stad nu zo hier zijn en dan zal wel blijken wat zij allemaal boven water zullen brengen." .
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] De OVERSTE zegt:" Geëerde gebieder! Dat is echt een vreemde en zeer overbodige vraag! Dat spreekt toch vanzelf, hoewel het met veel wijsheid en voorzichtigheid vanwege de blindheid van het volk had moeten gebeuren. Maar vraagt u nu ook eens aan het vuur dat alle offers en al onze voorraden verslonden heeft, wat dat naderhand zal doen!
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] EBAHL zegt: "Probeer het, maar ik sta er voor in dat u na de eerste protesten van de overste, de bewakers niet snel genoeg zult kunnen laten verdwijnen! Wij hebben voor de bultenwereld immers helemaal geen spoortje van een Causa Criminis (strafrechtzaak) Er is geen aanklager, dus kan er ook geen rechter zijn! Het stille getuigenis van de Heer kunnen wij in dubbelopzicht niet als aanklacht beschouwen. Ten eerste ontbreekt daaraan ieder werelds kenmerk van een bewijs van schuld en ten tweede zou de Heer Zelf, in werelds opzicht, slechts als een halve getuige.gelden. Want zeker nu zou men zich niet op zijn goddelijkheid en zelfs met eens met volledig wettelijke geldigheid op zijn voorspellende gave kunnen beroepen Ante forum Romanurn (voor het Romeinse gerechtshof). Wij weten natuurlijk wel precies wie Hij is, maar de dorre Romeinse wet kent onze Heer en Meester nog lang niet en dus ook Zijn door Zijn wijsheid ingegeven verklaring niet. Daarom kunt u nu, ondanks al uw innerlijke overtuiging, deze mens slechts beoordelen naar wat u van mensen als uiterlijk bewijs van schuld kunt bijeenbrengen. En daartoe is toch vóór alles een aanklager nodig en dan komen pas de beëdigde getuigen.: Of heeft de uitspraak van een profeet of een orakel enige waarde bij u, als beide niet tot uw religie behoren?"
Hoofdstuk 137: Onderlinge beraadslagingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De OVERSTE zegt: "Waarmee kunt u ons ervan overtuigen dat deze door u genoemde wijzen onze vrienden en niet onze vijanden zijn, en of ze ten opzichte van ons geen misbruik van hun wijsheid zullen maken? Want wij zijn nu eenmaal Farizeeën en als zodanig gehaat in Galiléa, omdat wij ons streng houden aan de geboden en slechts Mozes en de profeten prediken, terwijl al bijna geheel Galiléa aanhanger is van de Egyptisch-Griekse filosofie. Als daarom uw wijzen Galileeërs zijn, zullen zij hun wijsheid geen goed woord over ons laten zeggen en daarom wijzen wij vooraf al alle Galilese wijzen, die ons vijandig gezind zijn, van de hand!
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Bovendien staat er ook geschreven dat uit Galiléa nooit een profeet komt en kan komen omdat juist de Galileeërs als ketters van het Jodendom te ver van de oude, Mozaïsche wijsheid zijn verwijderd! Maar als het wijzen uit Judéa zijn, willen wij ze ook aanhoren!"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] O, ook wij Romeinen weten het Jodendom te achten als het is zoals het volgens Mozes en alle profeten moet zijn: vol geest, kracht, liefde, waarheid en wijsheid. Maar een Jodendom, zoals ti dat onderhoudt, is voor ons Romeinen, die geest en waarheid liefhebben, een gruwelijke verwoesting van de heilige plaats zoals uw profeet Daniël dat heeft voorspeld! Dit is dan mijn mening over de door u zo diep verachte Nazareeër. -Wat kunt u daar nu tegenin brengen?"
Hoofdstuk 143: De mening van de overste der Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Ik zeg nu heel openlijk wat mij en alle anderen op het hart ligt. Als onze met de wijsheid van een kameel begaafde overste soms een speciale voorliefde heeft voor zo'n verhoging, dan moet hij die maar aan zijn eigen persoon laten volvoeren, hij is voor het kruis slecht genoeg! Wij zullen geen zeeën van tranen om hem plengen. Maar zelf willen wij voorlopig met zo'n speciale Romeinse onderscheiding niets te maken hebben!
Hoofdstuk 144: Nog meer meningen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De genoemde hogepriester was zo'n echte aanhanger van Salomo en hield zich streng aan uiterst mystieke wijsheid. Hij begon zelfs een zeer helder licht te bezingen dat nu in de wereld zou komen. Dat zou alle duisternis van de nacht nu zó verlichten, dat zelfs de duisterste holen onder de aarde lichter zouden zijn dan de helderste middagzon. Maar de wereldse dag zou veranderen in de duisterste nacht en de duisternis op de dag zou zo groot worden dat mensen en dieren daaraan zouden sterven. Het licht van de nacht was al in de wereld en verlichtte reeds de nachtelijke duisternis, zodat daar de blindgeboren en zelfs konden zien als zienden op hellichte dag!
Hoofdstuk 152: De overste vertelt over de moord op Zacharias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Kijk, dat zijn heel steekhoudende overdenkingen, waardoor minstens vier vijfde deel van ons bestaan volgens ieder gezond verstand tegenover iedere God is te verontschuldigen en daarom vrees ik ook geen geest en geen God! Iets slechts heb ik nooit gedaan, behalve dat ik zo nu en dan zomaar als mens plezier had aan een dartel meisje, en dat lag toch ook weer aan mijn aard! Waarom moesten de vormen van een mooi, jong meisje mij dan zo geweldig bekoren? Heb ik zelf zo'n overheersende begeerte in mijn wezen gelegd? Daar weet ik niets van! Wie maakte dan dat mijn gevoel voor liefde zo moeilijk te bevredigen is? Wie heeft in mij de honger en de dorst geschapen? Waarom moet ik dan eten en drinken? Kijk, dat wordt allemaal in ons veroorzaakt door hogere krachten, die wij niet kunnen dwingen! .Tot op zekere hoogte kunnen wij ons zelf wel verloochenen, daarboven houdt het echter op! Maar als dit nu zo is, welk verstand, reiner dan het mijne, en welke wijsheid kan dan in staat zijn om mij, vanwege mijn toestand en mijn doen en laten, voor een streng gericht te dagen? Zeker niet van een mens die net zo helder denkt als ik, -en nog veel minder van een allerhoogste en stralende God! Waarom zou ik dan zo'n kinderachtige angst hebben voor een God?"
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Als Floran hen echter met zijn wereldse wijsheid bewerkt, geeft het woord hen een zeker licht dat voldoende is om voor hen de treden naar de tempel van hun hart te verlichten. Zijn zij eenmaal binnen, dan zijn ze ook helemaal gewonnen voor de gehele eeuwigheid! Maar jullie allen bij elkaar zijn nog lang niet zo verstandig als Floran nu is!"
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] IK zeg: " Jullie moeten hier in Caesarea Philippi blijven en onder de leiding staan van onze gastheer Marcus, die Cyrenius en Ik de macht over deze gehele omgeving zullen verlenen en die dat voor het grootste deel eigenlijk al heeft. Het district van Caesarea Philippi is groot en omvat vele honderdduizenden mensen. Wanneer die eenmaal voorlichting krijgen, zal dat licht zich vanzelf wel verder uitbreiden. Maar het zal van jullie wijsheid afhangen, dat gedaan te krijgen!"
Hoofdstuk 162: De wegen van de goddelijke leiding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Cornelius vond de wijsheid van het meisje echter onbegrijpelijk groot. Ook Faustus en Philopold waren erg verbaasd en Cornelius vroeg Mij of hij nu aan tafel met het meisje over een aantal dingen mocht spreken. En Ik stond hem dat toe. En dat verheugde zowel Cornelius als het meisje en ook allen aan tafel en Ik raadde hem aan, wijze vragen te stellen.
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] De SPREKER zegt: "Heel juist! Hij moet God vrezen! Dat is echter alleen maar een boodschap voor de morele mens, -maar niet voor de gehele mens in al zijn levensfuncties! Maar zelfs deze vrees is eigenlijk alleen maar een vrees uit liefde, die voor de in zeker opzicht vrije wil van de mens dient als levensleidraad, zoals de kinderen hun ouders uit liefde vrezen. Maar vraag eens aan een God een verbod op het ademen, of het spijsverteren, of de polsslag, of het ouder worden, of het groeien van de haren, van de nagels, of het ruiken en het proeven en het ondergaan van lust en pijn! Welke God met enige wijsheid zou dat doen?! Waar hebben wij dan een maatstaf om precies af te meten, waar de mens binnen zijn morele perken, los van alle noodzakelijke levensfuncties, een concreet vastgesteld standpunt heeft en inneemt ten opzichte van het denken, willen en handelen!
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Moet ik soms bang voor je zijn, omdat jij oneindig veel machtiger bent dan ik? O, helemaal niet! Als jij dommer zou zijn dan ik, zou je óf geen macht hebben, óf deze zou onbeheerst zijn en die zou ik dan met mijn zuivere verstand net zo het hoofd kunnen bieden als de kracht van de storm. Maar jouw macht gaat gepaard aan wijsheid en dat geeft mij het vertrouwen dat je jouw baldadigheid niet op mij zult botvieren, vooral omdat ik je nergens enige schade heb kunnen en nog minder heb willen berokkenen. En zou je je met mij soms een grap willen veroorloven, dan zou ik daarom niet boos op je worden, maar je ook niet prijzen als een leeuw der wijsheid, die naar men zegt zo ernstig is, dat hij geen muggen vangt. God is echter nog oneindig veel wijzer en machtiger dan jij, daarom vrees ik Hem nog minder dan jou."
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] FLORAN zegt: "Zonder maar enige afbreuk aan jouw wijsheid te willen doen, moet ik je openlijk bekennen dat deze vraag aan mij, jouw wijsheid -op de man af gezegd -geen bijzonder hemelse eer aan doet! Eraan twijfelen of God, als het almachtige wezen, mij zou kunnen vernietigen, zou nog groter dwaasheid zijn dan jouw, aan het onnozele grenzende, memoreren van mijn sub en objectieve nietigheid. Wat dan nog, als ik weer tot niets wordt, zoals ik ook vóór dit bestaan een eeuwig niets was?! Het niets is niets, heeft niets nodig en hoeft eeuwig voor niets te zorgen! Kom dus maar op met je eeuwige vernietiging van mijn niets, dat toch al niets is, en ik geef je reeds vóóraf de verzekering dat ik als een zuiver niets, je daarvoor nooit voor het gerecht zal dagen! Mocht het God, het beslist meest wijze wezen, echter plezier doen mij eeuwig te pijnigen en te martelen, dan is Zijn wijsheid ook niet veel zaaks, want zo'n verlangen zou men nauwelijks bij een tijger van een tiran aantreffen.
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...