Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 23 van 588

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[12] En als de mens onmogelijk de kracht in zich heeft om zo'n verzoeking te weerstaan, waar is die verzoeking dan voor? Waartoe dient ze eindelijk?
Hoofdstuk 206: Lamechs gedachten van twijfel over het wezen van de begeerte en de verzoeking. Kisehels verklaring van de vrijheid van de menselijke wil aan de hand van een voorbeeld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] `Nu, jij mens, ik heb je vanuit mijn kracht geschapen en ik zeg je, je bent vrij en je kunt doen wat je wilt!' Zal nu deze door jou geschapen mens werkelijk reeds vrij zijn? – O, neen, want hij weet immers nog niet wat vrijheid is!
Hoofdstuk 206: Lamechs gedachten van twijfel over het wezen van de begeerte en de verzoeking. Kisehels verklaring van de vrijheid van de menselijke wil aan de hand van een voorbeeld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[5] Maar Kisehel antwoordde Lamech en zei tegen hem: 'Lieve broeder Lamech, zie, de reden waarom ik je juist meeneem op deze slangenberg is, datje zult zien hoe groot de goddelijke kracht in de mens is!
Hoofdstuk 213: Kisehels en Lamechs rondgang in de stad Hanoch. Het bezoek aan de slangenberg en de reiniging daarvan door Kisehel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Toen Lamech dat zag was hij buiten zichzelf van vreugde en zei: 'Nu zij de Heer alle lof en alle prijs, omdat Hij de mens zulke kracht heeft verleend!
Hoofdstuk 213: Kisehels en Lamechs rondgang in de stad Hanoch. Het bezoek aan de slangenberg en de reiniging daarvan door Kisehel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Want niemand heeft een kracht noch een macht tot leven in zich dan alleen die, die Ik hem heb verleend; maar opdat de mens zelfstandig zij, gaf Ik hem vanuit Mijzelf ook een volkomen vrije wil en maakte al de aan hem verleende levenskrachten ondergeschikt aan deze vrije wil, die van Mijn goddelijke, aan alles ten grondslag liggende wil volledig gescheiden is als een tweede op zichzelf staande God. Zoals echter de wil vrij is, is dat ook het geval met zijn liefde en voorts met zijn bewustzijn.
Hoofdstuk 259: De twijfelaars herkennen allen de Vader. De woorden van de Heer over de verschillende godsvoorstellingen van de mensen en de oorzaak daarvan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Zie, dat is voor een denkend mens een vraag van het grootste gewicht; zolang die niet volledig juist voor mij beantwoord wordt, kan ik niet volledig aannemen dat jij werkelijk en tegelijkertijd in alle volheid van de macht en kracht de enige eeuwige God en Schepper en Instandhouder van alle dingen bent.
Hoofdstuk 260: De woorden van de geestelijk blinde verstandsheld - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] En hij bedacht hoe totaal de mens in alles van God afhangt en op eigen kracht niet eens in staat is ook maar één keer adem te halen, laat staan een vrije gedachte in zichzelf te scheppen, en bovendien bedacht hij dat nu juist deze almachtige, heilige, eeuwige God Zich aan zijn zijde bevond en met hem sprak.
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Het zou voorwaar de grootste dwaasheid zijn als een zwak mens het met de kracht van een reuzentijger zou willen opnemen, die sterk genoeg is de kop van een reuzenstier bliksemsnel af te rukken; maar hoe dwaas zou een mens wel niet zijn om zich met God, het almachtigste wezen van eeuwigheid, in een duidelijke strijd te begeven?!
Hoofdstuk 160: Ohlad in de beproeving door het vuur. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] De bode zei wel: 'Ieder mens heeft in zijn hart een dergelijke maatstaf, die hem precies zegt of hij God meer liefheeft of de wereld - of hij zijn eigen kracht meer vertrouwt dan de goddelijke!'
Hoofdstuk 220: De boeteboden van Noach bij de bewoners van het hoogland en de Hanochieten; hun succes en hun noodlot. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Kijk, dit alles hoort tot zijn geest en is in de geest zelf voorhanden. Het is een schepping van zijn geest door de kracht van de liefde en deze is geordend volgens de wijsheid, die uit zo'n liefde voortvloeit. Als jullie nu dit voorbeeld wat verder overdenken, zal het jullie zeker duidelijk worden hoe eenieder eens in de geest, naargelang zijn liefde en de daaruit voortkomende wijsheid, de schepper zal zijn van zijn eigen voor hem bewoonbare wereld; en deze wereld is het eigenlijke rijk van God in de mens.
Hoofdstuk 5: Over het rijk Gods in de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Kijk nu weer eens verder. Meer dan tweederde van de steeds naar de oever teruggedreven roeiers zijn hun eentonige en nutteloze tocht op het water reeds lang beu en stappen daarom uit hun bootjes. Zij stappen totaal verslagen en teleurgesteld aan wal, keren deze weldra de rug toe en zeggen: hadden we niet wat beters kunnen doen, dan ons zo langdurig laten foppen met dat levende water? Men heeft ons gezegd: volhouden maar en zo en zoveel keer rondvaren, daarbij echter oppassen dat men de juiste kracht blijft aanwenden, zodat men ten eerste niet te dicht bij het rad komt en ten tweede ook niet te dicht bij de oever, maar voortdurend de ruimte van het water tussen het rad en de oever gebruikt. Het al te dicht naderen van het raderwerk zou de kracht van de mens spoedig verlammen. Ten gevolge van deze toestand zou hij dan onherroepelijk ten dode zijn opgeschreven.
Hoofdstuk 15: Het bassin met het liggende schoepenrad. De profetische sfeer van Daniël - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] God, of het allesomvattende kracht- en machtsprincipe, zou zichzelf op Zijn centrum hebben gericht, daarin een culminatiepunt van heel Zijn oneindige kracht en macht hebben gevormd en juist als culminatiepunt van heel het goddelijke Wezen in menselijke gedaante, en wel in de persoon van een zekere Jezus Christus, op de planeet aarde zijn opgetreden. Hij zou daar zelf hebben onderwezen, zou de mens als Zijn schepselen, als een broeder zijn tegemoet getreden om tenslotte uit allergrootste liefde voor Zijn schepselen, Zijn door Hem aangenomen lichaam door hen te laten doden!
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De verstandspreses zegt: beste vrienden, wat de gever betreft, deze staat boven de horizon van onze kennis en we hebben alles gedaan als we onszelf herkend hebben als een gegeven iets. Willen we echter de gever bestuderen, dan doen we niets anders dan wanneer we met een passer in de hand de omtrek van de oneindigheid zouden willen opmeten. Dat is zeker waar, omdat zich boven een bepaalde cirkel tot in het oneindige grotere cirkels laten denken, waarmee de kleinste cirkel gelijkenis vertoont. Maar wanneer deze kleinste cirkel volkomen gelijk zou willen worden aan een grotere boven hemzelf, dan zou hij eerst uit elkaar getrokken moeten worden, zijn veel kortere omlijning naar de ronding van de grotere cirkel moeten uitstrekken om dan daarmee gelijk te gaan lopen. Dat is wel te doen, maar de ervaring zal Ieren dat de op deze manier uitgestrekte lijn van de kleinste cirkel misschien nauwelijks met het duizendste deel van een aanzienlijk grotere cirkellijn in aanraking zal komen. En zo zal ook slechts dit deel gelijk met haar opgaan; alle andere duizendste delen zullen echter voor deze veel kortere lijn toch eeuwig onbereikbaar blijven. Kijk, in dit voorbeeld hebben slechts twee begrensde cirkels met elkaar te maken. Neem nu eens deze kleinste cirkel en meet met zijn uitgestrekte cirkellijn de oneindige, onbegrensde cirkel en vraag je daarna af, hoe zo'n werk of onderneming, verstandelijk gezien, beoordeeld zou moeten worden. Ik denk dat er in de menselijke hersenen geen grotere dwaasheid kan worden uitgedacht; zo is het ook als wij van de oneindige Gever zouden willen doorgronden wie Hij is. Daarom is het, zoals ik al eerder heb gezegd, voor ieder mens voldoende als hij zichzelf als een bepaald gegeven erkent, en dus ook het afgegrensde gebied van zijn inzichten. Wat de Gever betreft, deze gaat de gegevene in het minst niet aan, daar Hij kennelijk oneindig verheven moet zijn boven al het gegevene. Wat kan een appel nog worden wanneer hij volledig gerijpt is? Wat een cirkel, wanneer de van een bepaald punt uitgaande lijn zichzelf weer heeft bereikt? Laat hem blijven wat hij is, dan zal hij volmaakt zijn zoals hij gegeven werd. 8 De aanvoerder zegt: je hebt ons nu over alles een goed antwoord gegeven. Maar desondanks hebben we nog één vraag en deze luidt als volgt: in de streek waar wij vandaan komen, wordt door een zo te zeggen betere groep voortdurend de liefde tot God gepredikt, maar wij weten niet hoe we dat, uitgaande van jouw wijze inzichten, moeten opvatten. Want wij verstaan onder liefde een vastgrijpen en een tot zich trekken. Maar hoe kan een begrensd wezen of een begrensde kracht een onbegrensde kracht vastgrijpen en naar zich toetrekken?
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Kijk, zoals gezegd, moet jullie innerlijk je zoiets ook zeggen. Zodoende zijn jullie toch kennelijk zonder enig innerlijk begrip uit het aardse leven in dit geestelijke leven overgegaan en jullie wisten absoluut niet wat er voor het geestelijke leven nodig is, nog minder hoe het geaard is en waaruit het bestaat. Wat was derhalve vanzelfsprekender dan dat jullie in dit geestelijke leven niets anders konden aantreffen dan slechts datgene wat jullie van je stoffelijke leven naar hier hebben meegebracht, namelijk een hoogst beklagenswaardige, magere gestalte van jullie wezenlijke karakter en een volslagen duisternis over de begrippen van het geestelijke leven. Met andere woorden: jullie kwamen als het ware hier zoals een embryo bij de natuurlijke verwekking van de mens in het moederlichaam komt, waar ook alom volslagen duisternis heerst. Het embryo voedt zich in zekere zin slechts met het afval uit het bloed van de moeder, totdat het met zo'n toch wel uiterst magere en onsmakelijke kost de natuurlijke kracht bereikt waarmee het zich uit dit duistere ontstaansoord bevrijdt. Zo bevonden ook jullie je hier in zekere zin in een `moederlichaam' en hebben jullie je ook met de steeds gelijksoortige afval daarvan moeten voeden.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[25] Kijk, dit allemaal doet immers steeds een en dezelfde Heer, die zich aan ieder mens openbaart naargelang de mens wil. Wie het derhalve tegen zijn kracht wil opnemen, hem zal de Heer ook laten proeven hoe Zijn almacht smaakt vergeleken met de onmacht van een schepsel! Maar denk vooral niet dat de Heer zo'n dwaze strijder zal verdoemen of vernietigen, want de Heer doet alles vanuit Zijn oneindige liefde, opdat niemand verloren zal gaan. Overdenk dit allemaal in jullie harten; daarna zal ik terugkomen en jullie leiden naar hetgeen jullie in jezelf gevonden en erkend zullen hebben.
Hoofdstuk 51: De ware drie-eenheid. De zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...