Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 23 van 902

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[6] Wie van mening is dat hij slechts gedurende een zeer beperkte tijd leeft, vergist zich enorm. Niets aan de mens is vergankelijk, ofschoon het materiële lichaam noodzakelijkerwijs wel veranderlijk is, zoals ook alle materie van de aarde dat is en wel moet zijn, omdat het eens haar bestemming is om, door de macht van het zuivere leven, zelf over te gaan in het zuivere leven en in het voortaan onveranderlijke leven.
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Hier hebben jullie een tarwekorrel. Leg hem in de aarde! Hij zal gaan rotten en als datgene wat hij nu is onmiskenbaar vergaan; maar uit de ontbinding zullen jullie een halm zien groeien en daar bovenuit zal zich een aar ontwikkelen, voorzien van honderd korrels. Maar wie van jullie ziet nu die kracht in deze korrel, die er echter toch in moet zitten, omdat er anders uit deze ene korrel niet een aar met honderd korrels van dezelfde soort voort kan komen?
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] En nu hebben we 100 korrels die we ook in de aarde gaan leggen! Hieruit krijgen we dan al 100 aren, elk met 100 korrels, dus alles bij elkaar 10.000 korrels. En zie, die 10.000 korrels, die 100 halmen en aren, moeten ook al in die ene korrel geestelijk aanwezig zijn geweest, zoals deze korrel zelf al inbegrepen moet zijn geweest in die ene korrel die als eerste uit Gods hand in een vruchtbare vore van deze aarde viel, omdat men zich anders niet kan voorstellen dat voortplanting mogelijk kan zijn. Jullie hebben hier opnieuw een bewijs, hoe zelfs iets oneindigs en eeuwigs in één zo'n korrel aanwezig is.
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar wat mensen zoals wij in ieder geval wel zouden kunnen doen, om te verhinderen dat U zo moet lijden als U mij hier van te voren hebt aangekondigd, zou bijvoorbeeld zijn dat ik, Aziona en Hiram naar de tempeldienaren in Jeruzalem zouden gaan en als welbespraakte heidenen deze duistere lieden eens met goed gekozen woorden beter over U voorlichten, dan zouden ze hun boosheid over U zeker laten varen; en mocht dit gebeuren, dan zou U op deze manier de vermeende lijdenskelk wel opzij kunnen schuiven:'
Hoofdstuk 221: Epiphanes' voorstellen ter vermijding van de dood van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Want iemand wiens ziel nog zo lang zo blind is dat ze niet inziet, dat niet het pure weten alleen, maar vooral de werken volgens het zuivere weten en het zuivere geloof van de ziel de ware levensbestendigheid geven, is er nog zeer armoedig aan toe en lijkt op iemand die heel goed weet hoe hij een huis moet bouwen en ook het beste bouwmateriaal in overvloed bezit, maar die niet kan besluiten om aan de slag te gaan met het werk. Zeg Me, zal zo iemand wel ooit een huis bezitten en zich, als er stormen opsteken en de winter komt, daarin kunnen verbergen en zich beschermen tegen het ontketende geweld van de wilde elementen?
Hoofdstuk 238: De opstanding van het vlees - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Maar IK zei: 'Goed dan, wie van jullie gelooft dat Ik de beloofde Messias ben, moet zijn zieke in Mijn naam de handen opleggen, dan zal het beter met hem gaan, met wat voor kwaal hij ook behept is!"
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Toen zei IK verder: 'Dus zijn wij als kinderen vrijgesteld! (Matth. 17,26) Maar om deze hebzuchtigen niet te ergeren, en omdat jij volgens de verzekering van je familieleden ook thuis absoluut geen geld bezit, moet je een stevige vishaak nemen, naar de zee gaan en de haak uitwerpen; de eerste vis die je naar boven haalt moet je nemen; als je zijn bek opendoet zul je er een stater in vinden! Neem deze, breng hem weg en geef hem aan de tollenaar voor Mij en jou!" (Matth. 17,27)
Hoofdstuk 243: Petrus en de tollenaar (Ev.Matth. 17, 24-27) De Heer in het huis van Simon Petrus (Ev. Matth. hfdst. 18) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] IK zeg: 'Mijn beste Petrus, daar zeg Ik niet veel op, omdat Ik jullie voor zo'n onverbeterlijk geval onmiddellijk na de ruzie van de vissers voor jouw huis al heel duidelijk de juiste instructie heb gegeven en ieder van jullie toch zeker begrepen heeft wat men in zo'n geval moet doen en hoe men daar mee om moet gaan!
Hoofdstuk 250: De noodzakelijkheid van wereldse rechtbanken. De oorzaken van misdaden en het verhoeden er van. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar wie in zijn ziel Gods geest aangevoeld en volledig gevat heeft zal dan van zijn geest zelfleren hoe zulke verschijnselen ontstaan en waarom, -en pas wanneer iemand zo in de geest is ontwaakt, moet hij de dingen van de natuur gaan onderzoeken en ze op deze wijze onthuld laten zien aan zijn onkundige en onmondige broeders, opdat deze zich er daardoor des te meer op toeleggen hun geest in hun ziel te doen ontwaken.
Hoofdstuk 251: Een zwerm sprinkhanen Aan de overkant van de Jordaan aan de Zee van Galilea (Ev. Matth. hfdst. 19) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] In de loop der tijd bouwden we hier deze werkelijk aardige huizen en. we leven hier nu heel gemoedelijk en vreedzaam met elkaar en geven altijd alleen God de eer. Maar één ding moet ik jullie vragen, namelijk dat jullie ons tegenover niemand verraden wanneer jullie weer terugkeren naar de zondige wereld! Dan zijn jullie hier zeer welkome gasten. Laten we nu naar mijn huls gaan dat God de Heer nu zeker welgevalliger is dan de tempel van Salomo in Jeruzalem. In mijn huis bij een goede maaltijd zullen we nog veel bespreken en daar zullen jullie ons pas goed leren kennen!"
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zei: 'Luister! Laat ons, nadat we onze ledematen nu gesterkt hebben met spijs en drank, van tafel opstaan en gaan kijken waar de nieuwe weg naar Nahim zich bevindt! Ook zal Ik jullie, als niemand er iets tegen heeft dat men ook op een sabbat iets goeds doet, de zoutbron van dit gebergte laten zien, die heel groot is en waarvan jij, Barnabe, reeds hebt gesproken. Allen die hier zijn moeten meegaan; want wat ik jullie hier laat zien en schenk, moet een gemeenschappelijk bezit zijn van allen die hier in dit dal wonen.'
Hoofdstuk 269: Over de juiste weg en het juiste zout - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ik zei nu tegen degenen die mee waren gegaan: 'Zie, jullie kunnen heel gemakkelijk en zonder enig gevaar door deze grot gaan! Volg Mij en overtuig jezelf! Alleen aan het eind wordt het een beetje smaller, maar het is altijd nog breed genoeg om er een os doorheen te kunnen laten gaan. In het midden van deze gang wordt het natuurlijk iets donkerder dan hier; maar er komt wel zoveel licht naar binnen dat ieder van jullie goed kan zien waar hij zijn voeten neer moet zetten."
Hoofdstuk 269: Over de juiste weg en het juiste zout - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Daar aangekomen zei IK tegen de bezitter van dit huis: 'Kijk, precies in de richting waar straks de zon zal ondergaan zie je niet ver hier vandaan een witte rotswand van aanzienlijke grootte; wel, dat is puur zout en jullie allen kunnen het meteen gebruiken, zonder enige voorafgaande reiniging! Alleen moeten jullie iets minder van dit zout bij de spijzen doen, want dit is krachtiger dan dat uit Nahim, ofschoon ook het zout uit Nahim weliswaar heel in de diepte -van dit massief wordt gewonnen. Wie van jullie erheen wil gaan moet dat doen en wat zout mee hier naar toe brengen!"
Hoofdstuk 270: De zoutrots. Het wonderlijke en gezegende avondmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Maar IK zei tegen hen: Deze mannen, .die voor Mij de wacht uit de stad wilden halen, moeten nu maar een poosje zelf op wacht staan, dan zal hun verder de lust wel vergaan om een volgende keer hun starre hoogmoed op een dergelijke wijze bot te vieren! Wij zullen eerst nog voor zonsondergang een versterkend maal gebruiken en daarna pas kijken wat er met de door God gekluisterden mogelijk is. Want de mens moet als hij honger heeft op de sabbat ook eten, en niet pas nadat de zon is ondergegaan; want wat heeft de zon nu met de sabbat te maken en wat heeft de joodse domme sabbat te maken met de zon?! Is de zon op een sabbat dan beter en eerbaarder dan op een andere dag, terwijl toch iedere dag een dag des Heren is, en niet alleen de sabbat?! Laten we daarom aan tafel gaan en het ons daarbij goed laten smaken!'
Hoofdstuk 5: De Farizeeën in Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Want Hij, Die eens op de Sinaï tijdens bliksem en donder aan Mozes de wetten gaf, en Wiens geest vóór Adams tijd over de wateren zweefde, staat in deze eenvoudige persoon voor jullie. Of je het nu gelooft of niet, wat hierna komt zal het duidelijk maken! Laten we nu naar huis gaan, en jullie twintig, die nog niet gegeten hebben, gaan eerst een versterkend maal gebruiken!'
Hoofdstuk 6: De bekentenis van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...