Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 23 van 215

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[14] Beiden verdwijnen, en CYRENIUS vraagt Mij heel verwonderd: "Vriend, wie waren die twee buitengewoon knappe en innemende jongemannen? Mijn hemel, zulke prachtige figuren heeft mijn oog nog nooit gezien!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Beste vriend, wat je nu hebt dat zul je voor eeuwig behouden! Maar houdt het voorlopig voor jezelf en voor een paar van je intiemste vrienden, want als je er openlijk over zou spreken, dan zou je Mijn zaak, en daardoor de mensen, meer schaden dan helpen! Denk er tevens aan dat je je niet ergert als je hier of daar het menselijke aan Mij ontdekt, want eer engelen of mensen waren, was Ik alle eeuwigheden reeds de eerste mens, en daarom heb Ik echt wel het recht om temidden van Mijn geschapen mensen ook mens te blijven!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De OUDSTEN zeggen: "Wij zijn geen artsen of apothekers die de krachten der natuur onderzoeken en deze in hun kunst weten te gebruiken; net zomin zijn wij vertrouwd met de toverkunst, die men van de duivel kan leren, want dat zou de grootste zonde tegen God zijn, en daarom kunnen wij niet weten door welke kunst of macht jij haar hebt opgewekt! Het staat daarom vast dat wij ons door dergelijke tekenen niet op een dwaalspoor kunnen laten brengen wat betreft ons geloof in Mozes en de profeten, of over de uitlegging van de Schrift, die door de tempel met bij de hemel gezworen eden bekrachtigd is! Tekenen worden er nu gedaan door verscheidene magiërs, die voor een deel uit het morgenland hierheen komen en waarvan er ook veel uit Egypte komen; allemaal doen ze wonderlijke dingen, die geen Jood begrijpt en ook niet begrijpen wil en mag, omdat al dat soort toverachtige zaken duivels zijn! En dat alles bij elkaar betekent, dat jouw tekenen, omdat ze ook verwant kunnen zijn aan de. toverij, voor ons .geen waarde hebben, en .ons alleen maar tonen, dat je ze met succes uit weet te voeren en daarin dus een groot meester bent. Maar dat we vanwege jouw tekenen ook jouw leer, die wij walgelijk vinden, moeten aannemen,. daar denken we niet aan! Want een dokter is voor ons nog lang geen prester, en nog minder een profeet -en dat ben jij al helemaal niet, want we kennen je toch al bijna dertig jaar, net zoals wij je vader hebben gekend! Zorg er dus maar voor dat je met je leeglopers snel uit de school verdwijnt, want anders zouden wij geweld moeten gebruiken!"
Hoofdstuk 19: Onbeschaamdheid en verwarring bij de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] 'Nazareth, binnen je muren leeft een mens die je niet kent! Hij is stil en zuinig met zijn woorden; als Zijn tijd echter zal komen, zullen de bergen zich voor Hem en Zijn woord buigen; de winden en de zee zullen Hem gehoorzamen, en de dood zal voor Hem beven en geen macht over Hem hebben! Dan zal al het volk van deze stad zich geërgerd verbazen; maar niemand zal Zijn macht kunnen trotseren en de dood zal voor Hem vluchten als een angstige gazelle voor een jagende leeuw! Als Hij echter van deze aarde naar de hemel zal gaan, zal Hij toestaan dat Zijn vijanden Hem drie dagen in het dodenrijk houden; maar op de derde dag zal Hij geheel uit eigen macht de dood afwijzen en in alle kracht en heerlijkheid opstaan en met vlees en bloed naar de hemel opvaren! Maar dan wee degenen, die Hem hebben vervolgd; hun lot zal een verschrikkelijk vuurgericht zijn, zoals er nog nooit een op de aardbodem heeft plaatsgevonden! Wee alle hoogmoedige Joden! Tot aan het einde der wereld zullen zij geen eigen land meer hebben, maar zij zullen op de gehele aardbodem verstrooid ronddwalen als vervloekt wild in de woestijn, en van stoppels, dorens en distels zullen zij ongenietbaar brood maken om hun honger te stillen, en aan dat eten zullen zij sterven!'
Hoofdstuk 23: Terechtwijzing van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Ik verheug Mij over jouw altijd goede wil, maar bespaar je desondanks deze moeite! Want zolang Ik rond wil trekken zal geen macht ter wereld Mij dat kunnen beletten! Als Ik echter eenmaal Mijn leven voor de gehele mensheid zal willen geven, zal ook geen macht ter wereld Mij bescherming kunnen geven; en wanneer zij Mij die aan zou bieden, dan zou Ik die toch niet aannemen! Want, vriend: Hij, aan Wie hemel en aarde gehoorzamen, zal toch zeker wel machtiger zijn dan alle mensen op deze aarde, die Mij nauwelijks tot voetenbank kan dienen!? Doe jij daarom maar wat je wilt, maar het zal weinig opleveren! Want al maak je nog zo'n volmaakte wet, dan zul je toch maar al te gauw ge waar worden hoe handig de mensen die wet zullen omzeilen, en daar zul je niets tegen kunnen doen.
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als een mens, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur en aardse belangrijkheid, door God geschapen is voor deze allerhoogste roeping -wat je nu wel volkomen duidelijk zal zijn -, kan zijn geestelijke ik nooit gedwongen worden tot datgene waarvoor God hem bestemd heeft. Ieder voorschrift moet zonder dwang zijn en alleen voor aanwijsbaar kwaadwillige tegenstanders van het vrije voorschrift moet er een deugdelijke, altijd op de vrijwillige verbetering van de mens gerichte straf gegeven kunnen worden. Deze straf moet echter altijd zodanig zijn, dat zij niet als een willekeurig, maar als een noodzakelijk gevolg van het niet opgevolgde ordevoorschrift ondervonden wordt. Dan zal de menselijke geest daardoor beginnen met zelfstandig te denken, en het gegeven voorschrift al gauw tot het zijne maken en ernaar handelen. Een geheel willekeurig vastgestelde straf voor een vergrijp, zal het menselijke gemoed altijd verharden en verbitteren en van de mens een duivel maken, wiens wraaklust niet eerder zal uitdoven tot hij zich, hetzij nog in deze, maar heel zeker in de andere wereld op de ergste manier zal wreken, -wat hem toegestaan moet worden, omdat hij anders in de hel van zijn eigen hart in der eeuwigheid niet zou zijn te verbeteren!
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] SARAH zegt: "Maar Heer, U die eeuwig mijn enige liefde bent, hoe kunt U nu zo iets vragen? Ik zou nog geen hele hemel vol met duizendmaal mooiere engelen willen hebben voor één haar van Uw hoofd, Iaat staan dan een van hen in plaats van U als geheel, die vol van liefde in mijn hart woont. Ook al zijn ze mooi, dan vraag ik toch: Wie gaf hen die schoonheid? Dat deed U! Maar hoe zou U hen die schoonheid hebben kunnen geven, als die niet eerst in U geweest zou zijn!?
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] SARAH zegt: "Heer dat begrijp ik echt niet! Hoe kan ik nu Uw bruid zijn? Kan Ik voor U dan hetzelfde worden, wat mijn moeder voor mijn vader is? U bent de Heer van hemel en aarde, en ik ben slechts een van Uw schepselen; hoe zou de laagste zich met de allerhoogste kunnen verbinden?"
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Weer een ander zei, dat het voor de avond niet veel zou worden, want de zon scheen te fel aan de onbewolkte hemel, en omdat ze het helle licht niet verdroegen, verscholen de vissen zich in de diepte.
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[32] Na deze woorden gaan beiden naar het ouderpaar en vragen het om de zegen, en als zij deze met alle vreugde krijgen, komen zij weer naar Mij terug, en Ik zegen ook meteen hun huwelijk in als een echt ook voor de hemel geldig huwelijk, waarvoor beiden Mij met ontroerde harten hartelijk danken.
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Buiten worden ochtendpsalmen gezongen en op de vele tafels onder de vrije hemel wachten reeds goed toebereide vissen en brood en wijn op degenen die daarvan zullen genieten.
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Nu komen de twee ENGELEN naar hen toe en zeggen: "Chiwar van zijn kant heeft goed gesproken en, oudste, jij hebt gelijk met te zeggen dat men helemaal voor God zou moeten zijn, omdat God iedere halfheid verafschuwt! Maar wij zeggen jullie als Zijn getuigen uit de hemelen: Wees niet bang voor degenen, die je ziel niet kunnen deren, maar vrees veel meer Hem, die Heer is over alle leven in de hemel en op aarde! Zonder Hem is er geen leven noch in de hemel noch op aarde! Laat je daarom door ons, Zijn waarachtige getuigen uit de hemelen, raden om dat te doen wat vriend Chiwar jullie heeft aangeraden."
Hoofdstuk 54: De raad van de engelen aan de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[22] Bovendien moet de oude Jozef werkelijk in rechte lijn een afstammeling van David zijn, en nu noemt men Jezus, omdat ook Jozefs tweede vrouw Maria van dezelfde stam is, een 'Zone Davids'. Daarom kan het best mogelijk zijn dat de oude Jozef, die altijd al een sluwe vos was, hoogstwaarschijnlijk heel in 't geheim zijn zoon alle mogelijke kunsten heeft laten leren, opdat deze met zijn toverijen de bijgelovige Romeinen en Grieken beet zou nemen, zich als een zoon van Jupiter of Apollo voor zou stellen, waarop de Romeinen hem zeker tot hun keizer zouden uitroepen! En als de in Rome residerende heren net zo blind zijn als deze, die hier over Azië te bevelen hebben, die Jezus zogezegd in zijn zak heeft, dan zal het hem ook zeker lukken om binnenkort de Romeinen de wet voor te schrijven, -en dan helpe ons de hemel!"
Hoofdstuk 35: Roban's wijze raad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] CYRENIUS zegt: "Eigenlijk moest ik al vanmorgen vroeg afreizen, omdat er beslist al dringende zaken op mij liggen te wachten. Maar zeg nu zelf: Wie kan, als hij weet wat hier is, daarvan afscheid nemen? Men zou toch moeilijk een vriendelijke keizer kunnen verlaten als hij zou zeggen: 'Als je wilt blijven, blijf dan!' Maar wat is een keizer vergeleken bij wat hier is, waar de schepper van hemel en aarde onloochenbaar als mens bij Zijn mensen en Zijn engelen vertoeft?! Bovendien hebben Zijn engelen óók verlof gekregen om langer hier te blijven, en van hen kunnen wij nog veel leren en gewaar worden. Ah, nu ga ik zeker niet weg! Niet voor het hele Romeinse keizerrijk zou iemand mij nu van mijn plaats kunnen krijgen, ook gebeurde er ik weet niet wat! -Blijf jij in ieder geval ook! Ik geef je daar volledig toestemming voor; en mocht er iets gebeuren, dan zal de aarde vanwege die paar dagen nog lang niet vergaan! Bovendien geloof ik dat wij bij deze Heer veel beter verzorgd zijn dan bij Rome!? En zou er iets zeer dringends niet doorgaan, dan zijn er in de hand van de almachtige middelen genoeg om ook het dringendste ogenblikkelijk te verhelpen."
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Aan de ene kant zitten de Romeinen als de berg Sinaï bijna op onze nek, aan de andere kant de zoon van de timmerman, die opeens, als uit de hemel gevallen, van lummelachtige krullenjongen getransformeerd is in een profeet, zoals er sinds Abraham nog nooit een onder de Joden heeft geleefd. Alles loopt hem na, groot en klein en jong en oud! Als Jehova nu Zelf naar de aarde zou afdalen, dan is het maar de vraag of Hij grotere dingen zou doen of zou kunnen volbrengen! ledere ziekte geneest hij door alleen maar op een afstand iets te zeggen, de doden roept hij uit de graven en geeft hen een volkomen gezond leven terug! Ook beveelt hij de winden en de golven der zee en zij gehoorzamen hem als de slaven hun meester! Als hij spreekt, is alles doortrokken van de diepste goddelijke wijsheid en iedereen is in de ban van de macht van zijn woord en volgt hem van de ene stad naar de andere. Bovendien heeft hij de groten uit Rome helemaal aan zijn kant, die hem als hij dat nodig zou hebben met hun legioenen ten dienste staan. Maar wij staan juist aan de rand van de verschrikkelijkste afgrond, en kunnen ieder ogenblik verslonden worden, en hebben ook niet één sterfelijk wezen aan onze kant -behalve deze oude slapers in de synagoge! Dus vraag ik nogmaals: Wat moeten wij doen?
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...