Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1268 resultaten - Pagina 23 van 85

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[1] Enigszins geraakt zegt ROCLUS: 'Mijn geweten wordt niet geplaagd door wat voor misdaad dan ook! Ik heb steeds streng volgens de wet geleefd; wat zou mij de haren te berge moeten doen rijzen? Als het al zo is dat ons instituut zo'n gruwel is in de ogen van een voor de mensen nooit zichtbare God, wiens bestaan ik nu inderdaad niet meer kan ontkennen na alles wat ik van jou gehoord heb, dan zou de alwetende, alles ziende en almachtige, buitengewoon oerwijze God toch wel een middel hebben waardoor Hij het oprichten van dergelijke instituten gemakkelijk zou kunnen verhinderen! Wij en eigenlijk onze voorvaderen hebben noch voor, noch tijdens en ook niet na het oprichten van dit instituut van enige kant een of andere belemmering ondervonden; ook de staat, waaraan het plan toch openlijk werd voorgelegd, heeft met alle bereidwilligheid toegestaan dat dit instituut, dat zeer nuttig werd bevonden, werd opgericht, en ons toegezegd altijd trouw te zullen zwijgen, en ook beloofd om als dat nodig mocht zijn, ons met wapens te behoeden en te beschermen. Het volk, voor wiens duidelijk heil dit instituut werd opgericht, heeft ook geen protest laten horen. Dus van geen enkele kant, noch van God, noch van de staat en ook niet van de burgers, is bij de oprichting op een of andere manier geprotesteerd, en zodoende was het puur onmogelijk om tegen iemands wil te zondigen met het oprichten van dit instituut, en wij als leden daarvan kunnen daarom iedereen en ook een God met een heel rustig geweten onder ogen komen. Ik zou daarom werkelijk niet weten waarmee jij er op gerechtvaardigde wijze voor zou kunnen zorgen, dat de haren mij te berge rijzen!
Hoofdstuk 53: Roclus rechtvaardigt het stichten van de orde der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar dat je het voor mogelijk hield, dat ik me vanwege mijn te grote vraatzucht tenslotte zelfs ook aan jullie zou willen vergrijpen, zoals een hyena of een wolf, dat is wel een beetje onnozel van je! Ik vind dat jullie vanwege mijn geestelijke ontwikkeling en mijn voor jullie duidelijk zichtbare wijsheid wel beter hadden moeten weten! Ik kan niet alleen maar een steen eten zoals jullie dat nu hebben kunnen zien; die manoeuvre zou ik ook met hele bergen en planeten kunnen uitvoeren, waarvoor ik voldoende macht zou bezitten! Alleen, wanneer ik niet wijs zou zijn en de macht zou hebben die me nu eigen is, zou ik handelen volgens een blinde gedrevenheid, en dan zouden jullie in mijn buurt inderdaad je bestaan en je leven niet zeker zijn! Maar de oereeuwige wijsheid van God, van waaruit eigenlijk mijn hele wezen is gevormd, gebiedt mij bovenal om alle door de kracht en almacht van God geschapen dingen in stand te houden, daar mag eeuwig geen atoom van verloren gaan en kan ook niet verloren gaan, omdat Gods wil en Zijn alziend licht-oog altijd de eeuwige en oneindige ruimte van het grootste tot het kleinste geheel doordringt en er in werkzaam is; en daarom is jouw vrees voor mijn door jullie veronderstelde vraatzucht volledig ongegrond! -Roclus, heb je deze woorden enigszins begrepen?"
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Joden spreken van bepaalde oergeschapen hemelboden (engelen), wij Grieken en Romeinen hebben onze geniën en de zogenoemde halfgoden; misschien ben jij zo'n verkapte engel of in ieder geval zo'n genius of halfgod?! Ik vind dat je er ook te teer en subtiel uitziet voor een aards iemand; want geen enkele Vestaalse maagd, *(* Oudromeinse priesteres van Vesta) al was ze nog zo kuis, zou de vergelijking met jou kunnen doorstaan als het om lichamelijke teerheid en schoonheid gaat. Je bent me al eerder erg opgevallen en ik vergiste me niet, toen ik je heimelijk al voor een soort toverachtig fantoom hield! Ik had steeds de indruk alsof je enerzijds toch wel iets was, maar anderzijds slechts een sprekend, lichtend beeld, dat door een allerhoogst goddelijk wezen slechts voor een bepaalde tijd een bestaansvorm en de nodige wijsheid en macht werd verleend. Ben je echter voor dit wezen niet meer nodig, dan is het ook helemaal gebeurd met je! -Dat heb ik in ieder geval bij mezelf gedacht, gevoeld en ervaren "
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ik heb allang van te voren al hun omstandigheden Zelf zo gepland en voorzien, dat ze daardoor precies in deze tijd hier moesten aankomen, om door Mijzelf en door Mijn engelen onderwezen te worden. Ze hebben ook allemaal net als jij het onderricht linea recta uit de hemelen ontvangen; maar dit zijn ze dan ook allemaal!
Hoofdstuk 129: De geestelijke rijpheid van de maaiers van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Jullie zullen je vervolgers nooit en te nimmer vrezen, omdat jullie altijd zullen leven onder de zichtbare bescherming van de Heer; maar jullie tegenstanders zullen jullie buitengewoon vrezen en daarom ook vervolgen. Maar al hun vervolging zal hen net zo weinig opleveren als het de tempelaanhangers iets oplevert dat zij de Heer nu uit alle macht vervolgen waarvan jullie hier zo meteen een staaltje zullen meemaken. De Heer heeft jou, Roclus, reeds tevoren aangekondigd dat er nog iets te gebeuren staat voor het ochtendmaal! Maar wat, -luister!
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wel zal het ooit gebeuren dat Ik, nu als Mensenzoon, terug zal komen in de heerlijkheid van de Vader met alle engelen, wier macht jullie kennen, maar Hij zal ook dan handelen zoals nu, en alleen een ieder kunnen helpen en vergelden naar de mate van zijn hoogst eigen werken. Wie dood wordt bevonden, zal ook dood blijven tot aan de tijd van de grote opwekking van al degenen, die in de graven van het gericht zijn gebleven, en ook daar zal ieders liefde, wil en geweten rechter zijn voor altijd! (Matth. 16,27)
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] STAHAR zegt: 'Jouw opmerking, vooral van die duivelse streek, leek me heel toepasselijk, en deze hele komedie komt me nu bijzonder vreemd voor! We hebben ons wel allemaal tot zijn leerlingen laten omvormen; maar als de zaken er zo voor staan, lijkt het me het juiste moment om ons weer met alle macht van die eer te distantiëren, want het lijkt me nu allemaal een geraffineerde begoocheling van satan te zijn! Daniël verkondigt immers helder en duidelijk, dat er in een bepaalde tijd een machtige tegenstander van God onder de mensen zal optreden, en tekenen zal doen waardoor zelfs de uitverkoren engelen van God verleid zouden kunnen worden, als God dit zou toelaten! Is tenslotte hij nu de omschreven tegenstander van God!? Vrienden, als dat zo is, dan komt het er op aan dat we er zo snel mogelijk vandoor gaan, anders haalt de levende satan ons misschien het komende uur al met huid en haar!'
Hoofdstuk 92: De Farizeeën nemen aanstoot aan de vrolijke maaltijd van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS, die volop overtuigd was van Mijn goddelijkheid, kon deze kwaadsprekerij geen geduldig oor meer lenen; hij stond op, ook reeds door de wijn met een flinke dosis moed toegerust, en zei luid: 'In zo'n hoogst bijzonder gezelschap op aarde, waar God, engelen en wij, Zijn verstandige schepselen, als broeders bij elkaar verblijven, mogen zwijnen geen tafel en geen plaats hebben! Weliswaar zijn ook zwijnen schepselen van God, alleen horen ze niet thuis in het gezelschap van mensen! Wat een onwijs, dwaas geklets! Als hongerige zwijnen beginnen te knorren, dan schuilt daar ongetwijfeld veel meer wijsheid in dan in dergelijk gepraat! Kortom, een Farizeeër is en blijft het toppunt van domheid, walgelijkheid met daarbij heerszucht en kwaadwilligheid, vooral zo'n overste en hoogst erbarmelijke schriftgeleerde van de joden!
Hoofdstuk 93: Roclus richt scherpe woorden tot de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Stel je nu voor dat Ik jullie Mijn hele schepping heel analytisch van het grootste tot en met het kleinste op wonderbaarlijke wijze zou onthullen door vele duizenden van Mijn engelen te ontbieden en hun op te dragen om alles op te schrijven met de hun mogelijke bliksemsnelle manier van schrijven! Ten eerste zouden we daarvoor zoveel van het witte perkament nodig hebben, dat daar bij lange na geen plaats genoeg voor zou zijn in een hele hulsglobe; en zeg Mij eens in de tweede plaats, als al deze eindeloos vele vellen volgeschreven zouden zijn, wanneer zouden jullie dan klaar zijn met het doorlezen van al deze geschriften! Ik hoop nu, dat jullie een beetje beginnen in te zien hoe dwaas dat zou zijn!
Hoofdstuk 124: Het wel goed weten, maar niet doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] De centurio nam met zichtbare verlegenheid de rol van Raphaël aan en las hem met een steeds langer wordend gezicht voor en bij het lezen van de opmerking begon hij zelfs gewoonweg te trillen en ook alle afgezanten begonnen behoorlijk van kleur te verschieten, wat de scherpe blik van Cyrenius en alle aanwezigen natuurlijk niet ontging. Toen de onechte centurio de rol helemaal had voorgelezen -en wel zo luid, dat ook zijn metgezellen het konden verstaan -, gaf hij met een diepe buiging de rol van Raphaël weer terug aan Cyrenius en zei er wijselijk geen woord over; want hij en zijn metgezellen waren te zeer aangeslagen door dit voorval, en hun ossewagen stond deze keer dicht bij een rotswand, en er was geen enkel paadje te ontdekken dat er overheen liep.
Hoofdstuk 146: Ontmaskering van de valse aanklagers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen de kinderen van Abraham ten tijde van Mozes, Aäron, Jozua en ook nog tijdens de eerste richteren een zichtbare goddelijke leiding, onbeperkte wijsheid, en bovendien de grootste aardse welvaart genoten, werden ze lui en traag zoals de poliepen en oesters op de zeebodem. Ze werden van Mij uit door de mond van de profeten vaak tot werkzaamheid en waakzaamheid aangespoord en zelfs aangemaand; maar hun antwoord was: 'Als wij iets doen, dan kunnen wij ook een zonde begaan die dan alles wat we goed gedaan hebben teniet doet; maar als we niets doen, kunnen we ook niet zondigen en staan dan vrij van zonde rechtvaardig voor U, o Heer! ' - Door op deze manier te filosoferen, vervielen ze steeds meer in allerlei traagheid. Dit had een groeiende nood tot gevolg en op den duur fysieke en tenslotte ook morele zwakheid.
Hoofdstuk 158: Nood als middel tot opvoeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Zelfs wij priesters moeten de tolpenning betalen, terwijl Mozes ons van iedere betaling heeft vrijgesteld en wij zelf het recht hebben om een tiende te nemen van de kinderen van Abraham, Isaäk en Jacob, omdat we immers nooit grond mogen bezitten! Maar de Essenen, onze aartsvijanden, zijn overal vrij van en hoeven noch een of andere belasting en al helemaal geen wegentol te betalen! Wel, wie nu nog niet ziet dat de Romeinen een uitgesproken antipathie tegen ons koesteren, moet toch wel een zevenvoudige blindheid geslagen zijn! En omdat we dus bij de autoriteiten van Rome helemaal geen vrienden meer hebben en geen macht om deze drukkende last van ons af te schudden, blijft ons tenslotte niets anders over dan ons als vertrapte wormen te roeren en te proberen ons zoveel als maar enigszins van rechtswege mogelijk is tegen de duidelijk zichtbare vijanden van ons instituut te beschermen en hun zo mogelijk het zwijgen op te leggen. .
Hoofdstuk 162: Cyrenius onthult de mening van de Farizeeër over de wonderwerken van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] JOHANNES zegt: 'Neem alleen maar de waarheid aan; die zal haar werk ook zonder jouw handen doen! Als je midden in de nacht de duisternis bekijkt, kun je je ook vol angst afvragen hoe deze toch zal wijken voor de komende dag. Wie zal haar wegvagen? Ik zeg je: Maak je daarover geen zorgen! Laat eerst maar het zonlicht komen, dat zal het meteen winnen van de duisternis, al is deze nog zo dicht! En zoals God te werk gaat in de grote uiterlijk zichtbare natuur der werelden, zo werkt Hij ook door Zijn levensgenade zon in het hart van de mens. -Begrijp je dat?"
Hoofdstuk 178: De weg tot het ware geloof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] IK zei: 'Geloof Me: Zo gauw Ik hen nu voor maar tien tellen van hun welverdiende kwellingen bevrijd, zullen ze zich onmiddellijk als woedende tijgers op ons storten en ons willen verscheuren! O, Ik weet het beste hoe men met engelen, mensen en echte duivels om moet gaan! Waarlijk, voor deze tussen Mijn mensenkinderen gesmokkelde aartsduivels bestaat er in Mijn hart geen erbarmen meer'
Hoofdstuk 194: De achtervolgers staan terecht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] En bij de joden is er een hoogst goede en wijze Jehova, die gediend wordt door talloze eveneens goede geesten die' engelen' genoemd worden en bereid zijn om de mens de beste bescherm diensten te verlenen; lijnrecht tegenover de goede en almachtige Jehova en zijn engelen is er dan ook een bijna niet minder machtige satan, ook 'leviathan' genaamd, met aan zijn zijde talloze uiterst slechte geesten die men 'duivels' noemt.
Hoofdstuk 224: Aziona vraagt naar het leven van de ziel na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...