Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3319 resultaten - Pagina 23 van 222

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[6] JOSOË zegt: "Heer, de klacht die ik steeds over hem heb is nu juist, dat hij ondanks zijn ongelooflijke kennis steeds van mij wil leren. En als ik hém wat vraag, dan zegt hij steeds: 'Ja kijk eens, dat wilde ik net aan jou vragen!' Nu vraag ik U en dat heb ik vanmorgen al gevraagd, wat dat voor een manier van lesgeven is. Eerder heeft de vader van Jarah wel een heel goede uitleg van dit soort onderwijs gegeven, die ik ook wel zou kunnen gebruiken bij de door U gestelde vraag, maar ik ben het met zijn uitleg toch niet geheel eens, en kan er daarom niet volledig achterstaan om dat bij het verklarende antwoord op Uw Gordiaans gevormde vraag te gebruiken.
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als Ik je drie peren voorleg, dan zeg je dat het een waarheid is dat er drie peren voor je liggen. Maar Ik zeg je dat ieder van de drie peren een aantal zaadjes bevat, waaruit in de toekomst een talloze hoeveelheid bomen kan ontstaan, die vervolgens ontelbare geheel eendere peren zullen geven! Liggen er dus werkelijk maar drie peren voor je, ieder op zichzelf een gesloten, onveranderlijke grootheid, of zijn het alleen maar drie schijnbaar gesloten, onveranderlijke grootheden, waarachter net als de soldaten in de buik van het houten Trojaanse paard, zich nog ontelbare gelijke en ook nog geheel andere grootheden verborgen houden?
Hoofdstuk 198: Wat is waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als de geheel materiële mens het eenmaal zover gebracht heeft dat hij van de waardigheid een mens te zijn nauwelijks meer voelt dan een paddestoel die uit wat rottende modder opschoot, -wat voor edele menselijke eigenschappen moet men dan van zo'n moddermens verwachten? Men moet hem daarom als een afschuwelijke adder met zijn flitsende tong langs de weg verscholen laten liggen en een andere plek zonder adders uitzoeken op de grote aardbol. Want de Heer is met een ieder die Hem waarachtig zoekt, en verlaat hem nooit, die zich in zijn ellende tot Hem wendt!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Behalve dit merkwaardige verschijnsel vond ik echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de rottingsschimmel verteerd waren, en daarbij was natuurlijk niets meer te vinden waaruit een mogelijke vruchtkiem had kunnen opgroeien. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen en met de goede en edele kiemen niet de geringste overeenkomst hadden. Aha, dacht ik, dat is het! Deze valse kiemen zijn zeker ook een produkt van de goede in de vette aarde gelegde zaadkorrels, maar de hongerige aarde heeft zich er alleen maar mee verzadigd, en liet niet toe dat de echte goede kiem ontkiemde. Maar wat heeft zij uiteindelijk daaraan? Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de aarde wel honderd keer meer van de vette voedingstoffen, dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Volgens dit beeld moeten ook de verschillende verhoudingen van de mensen met betrekking tot de sfeer van hun zielemoraal, net zo behandeld worden als de aparte delen die in hun sfeer van de zielemoraal daarmee overeenkomen. Een slechte tand in de mond moet, als alle andere middelen niet helpen, uitgetrokken en weggedaan worden, opdat hij de gezonde tanden niet zal aansteken. Zo moet ook een onverbeterlijk slecht mens weg uit een gemeente, opdat hij niet de gehele gemeente zal bederven. Op dezelfde wijze moet vaak een geheel volk, zo al niet fysiek, dan toch moreel vernietigd worden, opdat uiteindelijk niet alle volken der aarde daardoor bedorven worden.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Het met het edele graan opschietende onkruid hindert, hoewel het mee opgroeit en rijp wordt, het gezegend gedijen van de edele vrucht niet, terwijl het later toch weer voor het bemesten van de hier en daar te hard en te mager geworden bodem heel geschikt is. Kort en goed: Wat God toelaat is goed, en uiteindelijk is voor een geheel rein mens, alles rein wat de aarde in en op en boven zich draagt. -Zeg nu eens of jullie het door Mij vertelde helemaal begrepen hebben!"
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Het zou natuurlijk beter zijn als men de voor de mensheid onwaardige slavernij geheel zou kunnen missen, maar het zou nog wel eens lang kunnen duren voor zo'n gelukkige tijd op aarde zijn intrede zal doen.
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Want er is een groot verschil tussen een mens die baas van zijn wil is -wat bij een goede slaaf geheel het geval moet zijn -, en een mens wiens wil geen gehoorzaamheid kent, en bij wie alles gebeuren moet wat hij wil.
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Deze zondige schooier steekt echter snel een fakkel aan en gaat het jammerende meisje vlug tegemoet. Als hij haar voorthinkend en huilend vindt, troost hij haar, tilt haar met zijn sterke armen op en draagt haar zijn huis binnen. Daar geeft hij haar eten en drinken en maakt een goed en zacht bed voor haar klaar. 's Morgens geeft hij haar nog geschenken, zadelt twee lastdieren en brengt haar geheel verkwikt en welgemoed, naar haar nog tamelijk verre woonplaats.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De kluizenaar komt naar buiten en bemerkt dat de vragende een meisje is, dat met haar binnenkomst zijn hut beslist zou kunnen verontreinigen. Daarom zegt hij, gegrepen door heilige geestdrift: 'Onrein wezen, kom niet in mijn godgewijde reine huis, want het zou door jou onrein worden en daardoor zou ik onrein worden! Ga maar door en ga terug naar waar je vandaan gekomen bent!' Met deze woorden doet hij de deur dicht en laat met een verlicht hart, en blij, dat hij dit hem verontreinigende gevaar kwijt is geraakt, het schreiende meisje aan haar bittere lot over. Opgewekt trekt hij zich terug in het binnenste van zijn huis en prijst God, dat Hij hem voor dit gevaar voor zijn ziel zo genadig beschermd heeft, en bekommert zich in het geheel niet om het arme meisje; of zij in de donkere nacht verongelukt of niet, interesseert hem niet.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Het onduidelijke punt is: hoe een overigens rein mens door een met zijn lichaam begane zonde in de hel kan afdalen, daar orde en rust kan scheppen en vervolgens weer geheel rein daaruit kan terugkeren.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Het lichaam is materie en is samengesteld uit de ergste zelfstandige delen van de oerziel, die door de macht en de wijsheid van de goddelijke, eeuwige Geest in die organische vorm gehouden worden. De vrijere ziel, die zo'n lichamelijke vorm bewoont, wordt daardoor geheel van al het nodige voorzien.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...