Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6281 resultaten - Pagina 23 van 419

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[9] Als het hart van de mens echter vol deemoed is, en hij zich gelukkig prijst om de geringste onder de mensen te zijn, iedereen te dienen, uit liefde tot de broeders en de zusters zichzelf niet te achten, zijn meerderen gewillig in alle goede, voor de broeders nuttige zaken te gehoorzamen, en hij God boven alles liefheeft, dan groeit uit het hemelse zaad in het hart een echte, eeuwig levende hemel. Als de mens op deze wijze de gehele hemel in al haar volheid al in zijn hart draagt, gevuld met het echte geloof, de zuiverste hoop en liefde, dan kan hij na de dood van zijn lichaam onmogelijk ergens anders terecht komen dan in het hemelrijk van God, dat hij in alle volheid allang in zijn hart had! Als je dit goed overweegt, dan zul je gemakkelijk begrijpen hoe het nu precies met het hemelrijk, alsook met de hel, gesteld is."
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] FAUSTUS zegt: "Vriend! Ik heb van gans er harte medelijden met je; maar ik zeg je ook, dat de almachtige Heer Jezus zich nu in Nazareth bevindt. Hem is volgens mijn herhaaldelijke ervaring niets onmogelijk! Wat denk je ervan als je zelf eens naar Hem toeging? Ik zeg je, Hij heeft macht genoeg om je dochter uit het graf in het leven te roepen en haar weer aan je terug te geven!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] JAÏRUS zegt: "Heer, U weet dat ik hier dichtbij voor de plattelandskinderen een school heb laten bouwen, met daarbij een klein bedehuis. In dit bedehuis heb ik voor mijzelf een grafkelder laten bouwen; maar omdat mijn dochter vóór mij stierf, liet ik haar daarheen brengen en in de nieuwe grafkelder leggen, waarin nog nooit een dode gelegen heeft. De grafkelder ligt nauwelijks tweeduizend passen hier vandaan. Als U deze zou willen zien, o Heer, dan zou mij dat uitermate gelukkig stemmen, hoewel ik overigens dodelijk bedroefd ben!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] JAÏRUS zegt: "O Heer, zou dat echt mogelijk zijn? De ontbinding is bij haar al in een vergevorderd stadium! Maar ik geloof dat bij God alles mogelijk is, en daarom zal ik meteen met een sterker licht terug zijn!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Maar Ik wek, direkt nadat Jaïrus de deur uit was Sarah en til haar uit het graf.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Terwijl Sarah zo nog bezig is haar hart voor Mij uit te storten, komt Jaïrus eindelijk met een harskaars naar de grafkamer toe. Dan zeg Ik tegen haar: "Let op, je vader Jaïrus komt! Verberg je daarom achter de rug van Faustus, zodat hij je niet meteen ziet, want dat zou slecht zijn voor zijn gezondheid! Maar als Ik je roepen zal, stap dan vlug met een opgewekt en vrolijk gezicht naar voren, dan zal zoiets hem geen kwaad doen!" -Sarah volgt deze raad direkt op, en Jaïrus komt de kamer binnen op het moment dat Sarah zich net achter de rug van Faustus heeft verborgen.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] IK zeg: "Maar als voorwaarde en reden stel Ik, dat Ik haar niet voor jou opwek, maar alleen voor Mij! Van nu af aan zal zij Mij volgen -en niet jou; als jij zo nu en dan Mij echter ook wilt volgen, dan zul je bij je dochter zijn!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[28] IK zeg:" En Ik ook! Maar nu gaan we naar Mijn huis! Daar wacht een goed avondmaal op ons, en Mijn dochter Sarah moet nu vóór alles flink eten; want haar met nieuw leven vervulde lichaam heeft nu beslist goed voedsel nodig. Laten we dus snel hier weggaan!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarop zegt JAÏRUS: "Kom in de toekomst niet meer bij mij aan met zulke eerbetonende uitdrukkingen en spreek met mij als met een broeder! Maar ga nu, omdat je geen lijk meer hoeft te bewaken, snel naar Kapérnaum en vertel daar niemand, ook mijn vrouw niet, wat je nu gezien hebt! Maar zeg haar, dat ze, indien mogelijk, meteen met jou naar Nazareth moet gaan naar het huis van Jozef; want ik heb heel belangrijke zaken met haar te bespreken! Neem een paar goede muildieren opdat jullie vlugger naar het huis van de timmerman in Nazareth kunnen komen!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] JAÏRUS antwoordt diep bedroefd en onder tranen: "O vriend, waarom herinner je mij daaraan? - Helaas, helaas is zij gestorven; want geen dokter kon haar helpen! De onvergelijkelijke arts Borus uit Nazareth zei, dat hij haar wel zou kunnen helpen, maar dat niet deed, omdat ik te erg en te zwaar heb gezondigd tegen zijn vriend Jezus, die zijn meester was. En zo stierf mijn boven alles geliefde dochter. Het was hartverscheurend, hoe de stervende om Jezus riep dat hij haar zou helpen, en hoe zij mij nog in haar sterven een verwijt deed, dat ik zo erg tegen Jezus, de grootste weldoener van de arme lijdende mensheid, had gezondigd, dat zij daardoor nu onherroepelijk zou moeten sterven. Ik deed alles om Jezus te vinden opdat Hij haar zou helpen! Maar Jezus wilde niet meer naar mijn boodschapper luisteren, hoewel het mij nu duizendmaal bitter heeft berouwd, dat ik tegen hem heb gezondigd! Nu is alles echter voorbij! Vier dagen ligt ze al in het graf en stinkt als de pest! Jehova zij nu haar mooie ziel genadig en barmhartig!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar omdat de gehele, vooral oude, priesterstand door Uw buitengewone daden en leringen ongetwijfeld zoiets in U ziet, stelt ze alles in het werk om U -indien mogelijk -te gronde te richten! Als dat niet zou lukken, omdat U werkelijk degene bent waarvoor zij U houdt, dan zal zij hierna voor haar boze bemoeienissen in zak en as boete doen en met grote vrees de almachtige slag afwachten, waardoor ze van oudsher vreest alles te verliezen en die ze altijd al gevreesd heeft, want anders zou ze niet bijna alle profeten gestenigd hebben. Kijk, dat is de reden waarom ik liever verklaarde dat U een landloper was, dan Degene, die U echt bent! Want ménsen kunnen hun doden nooit in het leven terugroepen; dat kan alleen maar Gods geest, die volgens mij algeheel lichamelijk in U woont en werkt."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De wachter, die zelf een snelle ezel heeft, toomt en zadelt het dier zo vlug mogelijk, haast zich daarmee naar Kapérnaum en brengt daar aan de vrouw van Jaïrus de boodschap over. De bedroefde vrouw staat vlug op en volgt de bode. De ezels lopen snel en in een klein uur zijn beiden in Nazareth in het huis van Maria, mijn lichamelijke moeder, die nu weer opgeruimd en blij is, omdat zij het oude huisje van Jozef teruggekregen heeft. Als de vrouw van Jaïrus de kamer binnenkomt, waar wij juist bezig zijn met een goed avondmaal, dat ditmaal door vriend Borus verzorgd werd, ziet zij dadelijk haar Sarah, die naast Mij heel vrolijk en monter en blakend van gezondheid, met veel eetlust een heerlijke vis zonder graat, toebereid met zout, olie en wat wijnazijn, zit op te peuzelen.
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De VROUW vertrouwt nauwelijks haar eigen ogen en zegt na een poosje, terwijl zij Jaïrus op de schouder tikt: " Jaïrus, echtgenoot, hier staat je bedroefde vrouw, die je een bode hebt gestuurd met de mededeling, dat je belangrijke zaken met haar te bespreken had! Maar ik zie reeds het belangrijkste van alles! Zeg mij, man! Droom ik nu, of is het werkelijkheid? Is het meisje, dat bij Jezus zit en er zo goed uitziet, niet het levende evenbeeld van onze gestorven, allerliefste Sarah! - O Jehova, waarom heeft u mij Sarah toch afgenomen!?"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JAÏRUS zegt, zelf helemaal ontroerd, tegen zijn vrouw: "Wees getroost, geliefde vrouw! Dit meisje is niet alleen het evenbeeld van onze allerliefste Sarah, maar zij is het in alle ernst zelf! De Heer Jezus, vol van de goddelijke geest, heeft haar nu voor de tweede maal opgewekt, zoals Hij haar slechts een paar weken geleden ook uit de dood heeft opgewekt. Dat zij er nu zo blakend van gezondheid uitziet, komt door Zijn onbegrijpelijke, goddelijke kracht. Stoor haar echter niet bij het eten, want ze heeft nu toch wel lang gevast!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JAÏRUS zegt: "Ja, ja, zo is het! Maar de grootste zwijgzaamheid is geboden omdat Hij dat Zelf zo wil; want als het te veel bekend zou worden, zouden we direkt heel Jeruzalem en Rome op onze nek krijgen, en als Hij daar Zijn goddelijke macht niet tegenover zou zetten, zou het er voor ons allen slecht uitzien! Wees daarom, vrouw, zo zwijgzaam als een vestingmuur! Sarah zal, om de goddelijke meester niet met haar verschijning te verraden en om een blijvende gezondheid te verkrijgen, minstens een vol jaar onder toezicht en leiding van Hem Zelf of anders van Zijn lieve, buitengewoon wijze moeder Maria blijven, en wij zullen haar slechts om beurten zo nu en dan bezoeken. Eigenlijk hebben wij beiden ook niet zo buitengewoon veel recht meer op haar; want wij hebben haar door ons blinde genot een ellendig, ziekelijk leven gegeven en wisten tijdens onze gemeenschap niet wat daar uit voort zou komen. Wij ontvingen deze hemelse Sarah, die van God een zeer gezonde ziel, maar van ons een zwak ziek lichaam meekreeg! Tweemaal heeft de dood haar bij ons weggehaald en ze zou voor ons op deze aarde voor eeuwig verloren geweest zijn! Maar Hij gaf haar beide keren een nieuw, gezond leven! -Daarom is het de vraag, wie nu meer haar vader en moeder is, - Hij, of wij tweeën, arme zondaars!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...