Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6869 resultaten - Pagina 23 van 458

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[5] (Nicodémus zei tot Hem" 'Hoe kan een mens dan nog een keer geboren worden, als hij oud is? Kan hij weer in het lichaam van zijn moeder gaan en daaruit nogmaals geboren worden?' Joh. 3:4) 'Maar geachte Meester, wat zegt U nu toch voor vreemde dingen? Hoe in 's hemelsnaam kan een mens nogmaals geboren worden'? Kan een mens, die groot, oud en stram is geworden, door het enge poortje in het lichaam van zijn moeder gaan en op deze wijze dan van daaruit voor de tweede maal geboren worden'?! Kom, kom, geachte Meester, dat is totaalonmogelijk! U weet niets van het komende Rijk van God, of op z'n minst niet het ware, of U weet het wel en wilt het mij niet zeggen uit angst, dat ik U Iaat oppakken en in de gevangenis werpen. 0, daarover behoeft U Zich geen zorgen te maken, want ik heb nog nooit iemand van zijn vrijheid beroofd, tenzij het een moordenaar of een grote dief was. -U bent echter een groot weldoener van de arme mensheid en U heeft bijna alle zieken van Jeruzalem genezen, een wonder van de kracht van God in U; hoe zou ik me dan aan U kunnen vergrijpen?!
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Nicodémus antwoordde en zei tot Hem: 'Hoe kunnen deze dingen gebeuren?' Joh.3:9) Bij deze woorden schudt Nicodémus bedenkelijk het hoofd en zegt na een poosje: 'Dan zou ik toch graag van U vernemen, hoe zoiets in z'n werk gaat! Want wat ik weet en begrijp, dat weet en begrijp ik door mijn lichaam; als het lichaam mij afgenomen wordt, dan zal ik toch nauwelijks nog iets begrijpen en verstaan! -Hoe, hoe -wordt ik van lichaam tot geest en hoe zal mijn geest dan een andere geest in zich opnemen en opnieuw baren?! -Hoe, hoe zal dat mogelijk gemaakt worden?!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als het ene echter zuiver goddelijk is, dan moet het andere ook goddelijk zijn of ik het nu begrijp of niet! Overdenk ik echter op een wat wereldse manier de stelling: 'Niemand stijgt op naar de hemel, dan alleen Degene, die uit de hemel is neergedaald!' - want dat zou namelijk de Mensenzoon zijn, die voortdurend in de hemel is - dan weet ik het niet meer! Beste Meester, sinds Henoch en Elia heeft stellig geen aards mens het geluk gehad om zichtbaar op te stijgen naar de hemel; wordt U misschien de derde!'? En als U misschien de derde worden zou, had dat dan wel nut voor al die andere mensen die, omdat ze niet uit de hemel afgedaald zijn, ook nooit in de hemel kunnen komen?!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Waar kunt u Mij het eerste echte geloof aanwijzen, waar het echte leven uit het geloof? Waar houdt de een van de ander, zonder dat hij er iets voor terug vraagt? Waar zijn zij, die van hun vrouw hielden om haar levende vruchtbaarheid? Ze houden van de jonge meisjes vanwege de wellust en bedrijven ontucht met hen en het is letterlijk hoererij. Want als je het andere geslacht domweg verafgoodt terwille van de wellust en de ontucht, dan maak je je schuldig aan hoererij en dat is het slechtste van al het slechte! -Waar vind je een dief, die een lamp zou nemen en openlijk ging stelen?!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Let op! Ik heb een hoofd, een lichaam en handen en voeten. Het hoofd, het lichaam, de handen en de voeten zijn gemaakt van vlees, en dit vlees is een zoon van de mensen, want wat vlees is ontstaat ook uit het vlees. Maar in deze Mensenzoon, die van vlees is, woont Gods wijsheid, en dat is de eniggeboren Zoon van God. Maar niet de eniggeboren Zoon van God, maar alleen de Mensenzoon zal net als de vroegere slang van Mozes in de woestijn verhoogd worden, en daaraan zullen velen zich ergeren. Zij, die zich niet zullen ergeren, maar aan Zijn naam geloven en zich daaraan zullen houden, die zullen de macht krijgen om Kinderen Gods te heten, en aan hun leven en hun Rijk zal voor eeuwig geen eind zijn.
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nicodémus zegt: 'Op één punt na is me nu alles duidelijk; maar dat éne mankeert nog steeds, en dat éne is nu juist de buitengewone Mensenzoon Zelf, zonder Wie natuurlijk al Uw wijze taal met al de heerlijke beloftes in het bodemloze niets valt! Wat heb ik aan het geloof of aan de beste en vaste wil om aan de Mensenzoon te geloven als de Mensenzoon Zelf er niet is? Uit de lucht of uit een enkel idee kan men geen Mensenzoon te voorschijn toveren. Zeg me daarom waar ik deze eeuwige Godszoon aantref en wees er dan van overtuigd, dat ik Hem met alle geloof tegemoet zal treden!'
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zal Mij nu in het Joodse land begeven en daar het Rijk van God verkondigen. U heeft het beheer over dit land. Geef Mij, niet voor Mijzelf maar voor Mijn leerlingen, een bewijs van betrouwbaarheid zoals de Romeinse wet dat voor de Joden voorschrijft, zodat er bij de grenzen en de tollen geen moeilijkheden ontstaan! De kinderen zijn weliswaar vrijgesteld, maar ze moeten als zodanig officieel aangemerkt zijn. - Het zou niet moeilijk voor Mij zijn om met ontelbaren overal vrij en zonder moeilijkheden te passeren, maar Ik wil niemand ergeren en voeg Mij daarom naar de wet van Rome. Doe Mij dat genoegen en geef Mij een bewijs van betrouwbaarheid.'
Hoofdstuk 22: Alleen de liefde is het echte in de mens. In het Joodse land rondom Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Daarna kwam Jezus met Zijn leerlingen in het Joodse land en hield zich daar met hen op en doopte. Joh.3:22) Toen het helemaal dag was braken we op en gingen het Joodse land in, dat in zekere zin tot Jeruzalem behorend, net zo om Jeruzalem lag als in deze tijd een district om de hoofdplaats van het district ligt. In een paar dagen kon men zonder moeite het hele land door trekken.
Hoofdstuk 23: Judéa. Dopen met water, en met de heilige geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] In de ogen van de priesters te Jeruzalem waren de Samaritanen daarom dan ook het verachtelijkste en het godslasterlijkste volk der aarde. Daar stond tegenover dat de priesters uit Jeruzalem bij de Samaritanen zo'n aanzien hadden, dat zij gewoonlijk iemand met 'tempelpriester' aanduidden, als deze persoon in hun ogen zeer slecht was. Als bijvoorbeeld een opgewonden Samaritaan zonder reden tegen iemand 'Jij Farizeeër' zei, dan bracht de uitgescholdene dit voor het gerecht en de belediger moest dan zijn onbezonnenheid vaak met een forse geldboete of een jarenlange gevangenisstraf bekopen. Het is dus wel te begrijpen dat het voor een Farizeeër of een soortgelijke priester niet geraden was ook maar een voet in Samaria te zetten. Dat kwam Mij, en allen die Mij volgden, goed van pas, want in Samaria waren we voor de kwade vervolging van de tempeljoden veilig.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Daar was de bron van Jacob. Omdat Jezus moe was van de reis, ging Hij op de stenen borstwering van de bron zitten, en het was ongeveer uur het zesde. Joh. 4.6) In Judéa waren wij volgens de huidige tijdrekening al tegen vier 's morgens vertrokken, vervolgens zonder te rusten snel doorgelopen en we bereikten precies om twaalf uur 's middags, wat toen het zesde uur genoemd werd, de oude Jacobsbron, die nauwelijks veertig passen voor het dorpje in de richting van Sichar lag. Deze bron stond op een zeer goede waterader, er omheen bevond zich een ouderwetse sierlijk gemetselde borstwering en ernaast groeiden schaduwrijke bomen.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (Jezus antwoordde en zei tot haar: ' Als je de gave van God kende en Wie Hij is die tot je zegt: Geef Mij te drinken, dan zou je Hem smeken en Hij zou je levend water te drinken geven'. Joh. 4: 10) Ik zeg: 'Omdat je niets beseft, daarom praat je zo; maar als je een beetje inzicht had en je zou de gave van God herkennen en Degene, die tegen je spreekt en gezegd heeft: 'Vrouw, geef Mij te drinken!', dan zou je voor Hem neervallen en Hem smeken om het echte water, en Hij zou je levend water te drinken geven! Ik zeg je, wie gelooft wat Ik tegen hem zeg, uit diens lichaam zullen stromen van hetzelfde levende water stromen, zoals dat geschreven staat in Jesaja 44 vers 3 en in Joël 3 vers I.'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Jezus zei tot haar: 'Vrouw, geloof Mij, er komt een tijd dat je noch op de berg, noch in Jeruzalem God de Vader zult aanbidden.' Joh. 4:21) Ik zeg: 'Vrouw, Ik ken je armoede, je nood en je slechte lichaam wel; maar Ik ken ook je hart, dat nu juist niet best, maar toch ook niet slecht te noemen is, en kijk, dat is de reden waarom Ik nu met je spreek. Waar het hart ook nog maar een beetje goed is, daar is ook nog iedere hulp mogelijk! -Maar je bent wel heel verkeerd bezig als je twijfelt over waar men God waardig zou moeten aanbidden, om door Hem verhoord te worden!
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De vrouw zegt: 'Ja Heer, nu heeft u duidelijker gesproken! Maar zeg mij: Heeft u nu geen dorst meer en wilt u niet meer uit de kruik van een zondares drinken?' Ik zeg: 'Beste vrouw, laat dat maar rusten, want zie je, jij bent Mij liever dan je kruik of je water! Toen Ik je te drinken vroeg, bedoelde Ik niet je kruik, maar je hart, waarin een veel kostbaarder water zit, dan in deze bron en in je kruik. Met het water van je hart kun je ook je hele lichaam genezen; want dat deel van jou wat Mij goed doet, dat zal je genezen, als je het geloof daarvoor hebt!
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Al een uur geleden ging ik naar buiten naar de Jacobsbron om voor deze middag water te halen, en zie, daar vond ik een mens, van wie ik eerst echt dacht dat het een Jood was, zittend op de borstwering van de bron! Toen Ik haast zonder op hem te letten mijn water uit de bron geput had, sprak de mens mij aan en wilde dat ik hem uit mijn kruik zou laten drinken. Ik stond hem dat niet toe, omdat ik dacht dat hij een Jood was.
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Jezus antwoordde en zei tot haar: 'Ieder, die van het water uit deze bron drinkt, die zal na een poosje weer dorst hebben.' Joh. 4:13) Ik zeg: 'Ik zei al dat je geen besef hebt en daarom is het ook wel begrijpelijk dat je Mij niet verstaan kunt en wilt. Kijk, Ik zei je ook: Wie Mijn woorden gelooft, uit diens lichaam zullen stromen levend water stromen! Nu, Ik ben al dertig jaar in deze wereld en heb nog nooit een vrouw aangeraakt; waarom zou Ik dan nu opeens jou begeren?! 0, jij begripsloze zottin! En gesteld dat Ik het met je aan wilde leggen, dan zou je dorst toch weer terugkomen en zou je weer moeten drinken om je dorst te lessen. omdat Ik je echter levend water aanbood, daarom is het wel duidelijk dat Ik daarmee jouw levensdorst voor eeuwig wilde lessen! Want weet je, Mijn woord en Mijn leer is dat water!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...