Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1160 resultaten - Pagina 23 van 78

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[7] Julius Caesar zei: 'Op deze aarde zal dat door mij beschreven gebied zich wel nergens bevinden, maar toch is het zo dat het plaatselijk overal kan zijn; want waar ik ben, is ook dat gebied. Zo langzaam aan heb ik wel geleerd dat de plaats, de omgeving en alles wat mij in onze wereld als schijnbaar levenloze materie omgeeft, uit mijzelf is gegroeid -zoals in zekere zin een boom uit de aarde- of met andere woorden: ikzelf ben de schepper van de wereld die ik bewoon. Ik en mijn vrienden bewonen daarom ook eenzelfde landschap, omdat wij eenzelfde liefde, dezelfde wil en derhalve ook eenzelfde denkwijze hebben; maar op dezelfde plek kunnen ook nog talloze andere geesten wonen, en ieder in een andere omgeving. Dat is het grote verschil tussen ons, geesten, en jullie, nog aardse mensen.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Die beide burgers zijn dus vertrokken en wij zeiden tegen onze buurman: ' Alles is bij jou nu weer helemaal in orde; maar houd het wonder zo lang voor je tot er een tijd zal komen dat het zinvol is om het ook aan andere mensen mee te delen!'
Hoofdstuk 228: In het bos van de buurman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Hierop nam het viertal de zaag, zetten hem op de stam en nauwelijks hadden ze er één keer aan getrokken of de stam was al volledig doorgezaagd. En zo duurde het helemaal niet lang tot de tien grote bomen in veertig delen waren gezaagd.
Hoofdstuk 229: Het vreugdemaal bij de buurman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Toen dit werk beëindigd was zei Ik: 'Nu hoeven jullie verder niets meer te doen dan met de bijl de bovenste delen van de stammem, de kronen, weg te nemen, dan kan Ik de stammen zo bewerken dat ze geschikt zijn voor de bouw!'
Hoofdstuk 229: Het vreugdemaal bij de buurman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] En Rafaël zei: 'Nu goed dan, dan kunnen jullie je in de ochtend weer naar de tempel begeven! Als jullie ambtsgenoten, die nu bijna zonder uitzondering boosaardige en duistere lieden zijn, vragen wat jullie te weten zijn gekomen, dan antwoorden jullie: 'Wij hebben ijverig gezocht en hebben nuttige dingen vernomen. Maar wij vinden het nodig om het onderzoek voor ons heil nog verder voort te zetten om alles wat nodig is, te weten te komen en zo goed mogelijk mee te delen. Daarom zullen wij ook vandaag het onderzoek voortzetten en pas weer in de raad verschijnen, wanneer wij alles vernomen hebben!'
Hoofdstuk 10: Rafaël maakt zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu zei Agricola enigszins opgewonden: 'Maar, Heer en Meester, U bent toch oneindig wijs en bent vervuld van een almachtige wil; en ook staan U talloze legioenen van de machtigste engelen, zoals Rafaël er een is, ter beschikking; ook wij Romeinen willen in werelds opzicht voor het welslagen van de goede zaak ten strijde trekken tegen de macht van alle duivels en wij willen in hart en mond de leuze voeren: 'Eerder zal de hele aarde in loze brokstukken uiteenvallen, dan dat er ook maar één haaltje vernietigd zou worden van de waarheid en gerechtigheid van wat Uw leer ons verkondigd heeft!'
Hoofdstuk 12: Over de materie en het gevaar ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Veel van de talloze mensen op die sterren weten door hun engelen dat een ziel alleen hier op deze aarde het ware kindschap van God kan bereiken, maar alleen door een zwaar en moeilijk leven in het vlees. Wanneer ze dat willen, wordt het toegelaten dat hun zielen ook op deze aarde in het vlees verwekt worden. Zijn ze er echter eenmaal, dan moeten ze ook accepteren dat ze het voor een korte tijd moeten doormaken, omdat ze daardoor voor eeuwig de triomf van de volle gelijkenis met God bereiken; en daarvoor kunnen ze zich ook wel iets laten welgevallen, aangezien Ik uit liefde voor Mijn kinderen Mijzelf vrijwillig ook heel veel laat welgevallen, en Mij nog iets heel groots en bitters zal moeten laten welgevallen, tot heil van Mijn kinderen.
Hoofdstuk 16: Over het incameren van bewoners van de sterren (26.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Kijk, met deze levensactiviteit heeft de ziel helemaal niets te maken; want die werkzaamheid houdt geen verband met de vrije wil van de ziel, evenmin als met de eigen werkzaamheid van de longen, de lever, de milt, de maag, de darmen, de nieren en zo nog ontelbaar veel andere delen van haar lichaam; de ziel kent deze helemaal niet en ze kan daar dan ook geen zorg voor dragen. Desondanks is het lichaam als geheel aparte persoonlijkheid een en dezelfde mens, en doet en handelt alsof beide geheel dezelfde persoonlijkheid zijn! Maar wie van jullie kan dan zeggen dat lichaam en ziel één enkel ding zijn!
Hoofdstuk 24: De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Jullie zien nu dat de genoemde drie delen op zichzelf goed te onderscheiden zijn, omdat de uiterlijke vorm niet zijn inhoud en de inhoud niet de hem bepalende kracht zelf is. En toch zijn de drie genoemde delen volledig één; want als er geen kracht zou zijn, was er ook geen inhoud en zeker ook geen vorm.
Hoofdstuk 25: De activiteiten van de drie lichamen van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Als Ik buiten Mij nog twee Goden zou scheppen, zoals bijvoorbeeld de Zoon en de Heilige Geest, zodat beide individueel van Mij onderscheiden zouden zijn, dan zouden die onvermijdelijk aanspraak moeten maken op al Mijn onbeperkte macht, zonder welke geen God denkbaar is, evenmin als men zich een tweede of zelfs derde oneindige ruimte kan voorstellen die op een bepaalde manier is opgedeeld en waarvan de delen onderling beperkt zijn. Als dat echter wel denkbaar zou zijn, hoe zou het dan gesteld zijn met Gods soevereiniteit, waarvan er toch maar één kan zijn?
Hoofdstuk 26: Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Zelfs de ziel van de mens, als de hoogst gepotentieerde vermenging van mineralen-, planten en dierenzielen, heeft geen herinnering aan haar vorige bestaansvormen, omdat de specifieke zielsdelen in de eerder genoemde drie rijken geen eigen en strikt afgezonderde intelligentie bezaten, maar ten behoeve van hun soort alleen een soort intelligentie, die aan het algemene goddelijke leven in de ruimte ontleend was. Weliswaar zijn in een mensenziel al die talloze specifieke voor-intelligenties met elkaar verenigd, en dat leidt ertoe dat de menselijke ziel uit zichzelf alle dingen zeker kan herkennen en verstandig kan beoordelen, maar een specifieke herinnering aan de vroegere niveaus van bestaan is niet denkbaar of mogelijk, omdat in de menselijke ziel maar één mens ontstaan is uit de eindeloos vele afzonderlijke zielen.
Hoofdstuk 29: De verhouding tussen de wezens en de universele intelligentie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Onder 'satan' moetje dus de hele materiële schepping in het algemeen verstaan, en onder' duivel' de afzonderlijke specifieke delen daarvan.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Als jouw ziel uit Mij maar zuiver en sterk is, dan kan zij zich in de ergste vereniging van duivels bevinden, zonder dat die haar ook maar enige schade kunnen toebrengen. Want een zuivere en uit Mij sterke ziel bevindt zich temidden van talloze legioenen persoonlijke duivels toch geheel en al in het rijk der hemelen, die niet bestaan uit uiterlijk vertoon, maar inwendig in het hart van de volmaakte ziel, want zó wordt de ziel tot een op Mij gelijkende schepper van haar zaligste woonplaats, waar eeuwig geen persoonlijke duivel zal kunnen binnendringen.
Hoofdstuk 36: Waar de persoonlijke duivels zich bevinden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kijk, jij bestaat nu, en talloze myriadenmaal myriaden scheppingen, zoals deze, liggen reeds voltooid achter ons, volgens de natuurlijke tijdrekening! Hoe zou je Mij kunnen verwijten, dat Ik jou nu pas in deze jongste tijd geboren heb laten worden? En welk verwijt zullen vervolgens diegenen tegen Mij kunnen inbrengen, die Ik pas na verloop van aeonenmaal aeonen lange tijden en eeuwigheden geboren zal laten worden?
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Welnu, toen ik mijn gedachten daarover liet gaan, kwam in mijn hart de vraag op, hoe en om welke reden U, o Heer, zich juist op deze in alle opzichten schamele aarde hebt bekleed met een menselijk lichaam zoals de mensen het op deze aarde hebben, aangezien U voor dat doel toch talloze myriaden van de prachtigste en grootste zonnewerelden ter beschikking gestaan zouden hebben. Zou U ons ook daarover niet nog enige voor ons Romeinen begrijpelijke opheldering kunnen of willen geven?'
Hoofdstuk 56: De bijzondere plaats van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...