Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2373 resultaten - Pagina 23 van 159

...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...
[3] IK zeg: "Kom nou, vriend, maak niet zoveel ophef! Bedenk, dat Je bent wat je bent, een mens, wel met een sterfelijk lichaam, maar met daarin toch een onsterfelijke ziel met een nog onsterfelijker geest uit God, En Ik ben ook een mens, eveneens met een goddelijk onsterfelijke ziel waarin de geest van God in al Zijn volheid woont voor zover dat voor deze aarde nodig is, en dat is de Vader in de hemel, wiens zoon Ik ben en wiens kinderen ook jullie zijn.
Hoofdstuk 100: Die in Mij geloven zullen de dood niet smaken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Denk dus goed na, en volg de eenvoudige geboden op die je meegedeeld zullen worden. Meer heb je niet nodig, want Ik ben niet gekomen om roem en eer van de mensen te verlangen! Het is voldoende als de Ene Mij prijst, die boven allen is in de hemel en op aarde. Als iemand Mij toch wil eren, loven en prijzen, laat hij dan dqor zijn daden laten blijken dat hij Mij liefheeft en laat hij Mijn geboden onderhouden, dan zal zijn loon eens in de hemel groot zijn.
Hoofdstuk 100: Die in Mij geloven zullen de dood niet smaken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Uit dit alles blijkt nu wel heel duidelijk dat de oude Egyptenaren als teken aan de hemel voor deze zesde periode zeker geen beter zinnebeeld konden kiezen dan het dier, dat hun gedurende deze tijd zo veel te doen gaf. Ook bij dit beeld spreekt het wel vanzelf dat men het in de loop der tijd een soort goddelijke verering ging geven. Grieken en Romeinen droegen later deze tijdsperiode op aan de godin Juno en noemden deze ook naar haar.
Hoofdstuk 103: Uitleg van het vierde tot en met het zesde teken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Pas enige tientallen jaren geleden noemden de Romeinen, ter ere van hun held Julius Caesar, deze periode naar hem, omdat hij zo sluw en moedig als een leeuw wist te strijden. -Dat is dan het zevende hemel of dierenriemteken, dat door latere nakomelingen eveneens op een bepaalde wijze werd vergoddelijkt. .
Hoofdstuk 104: Het zevende, achtste en negende teken van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Na de tijd van de Weegschaal kwam er een, zeg maar, heel inactieve periode. De kudden gingen meer en meer rusten, dat wil zeggen, ze weidden wel, maar sprongen op de weideplaatsen niet meer zo dartel rond als in het voorjaar. Ook de vruchtbomen vertoonden niet zo'n groei meer als in het voorjaar het geval was. De akkers lagen braak, en dus hadden de mensen ook een zekere rustperiode. Zij zouden nog meer van het prettige nietsdoen genoten hebben, als de Heer van hemel en aarde hen niet juist in deze rusttijd wat geprikkeld had met een uiterst lastig insect, dat voornamelijk in Egypte leeft.
Hoofdstuk 105: Verklaring van de drie laatste tekens van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar één ding wilde ik nog weten: op welke manier of in welke school heeft u zoveel kennis opgedaan! Want m'n hemel, zoiets kan men toch niet zo maar uit de mouw schudden, als een paar verborgen tarwekorrels uit een zak! Hoe bent u aan zo'n grondige kennis gekomen?"
Hoofdstuk 106: Helena vraagt naar de herkomst van Mathaël's kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "De uitdenkers van de zodiak waren kennelijk de oorspronkelijke bewoners van Egypte, die in de eerste plaats veel ouder werden dan wij en in de tweede plaats altijd een heel heldere hemel hadden en de sterren dus veel gemakkelijker en langduriger konden bestuderen dan wij onder onze vaak zwaar bewolkte hemel. Ten derde sliepen bijna de meeste mensen tijdens de hete dag en gingen pas 's avonds naar buiten om gedurende de koele nacht te werken, waarbij zij altijd de sterrenbeelden zagen. Zo merkten zij al gauw de steeds weerkerende figuren daarin op, waaraan zij namen gaven die te maken hadden met een natuurverschijnsel of een bij dit land behorend werk dat in een bepaalde periode de aandacht opeiste.
Hoofdstuk 102: Mathaël verklaart de namen van de eerste drie sterrenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar na mijn genezing kreeg ik niet alleen al mijn lichamelijke krachten vrijwel direkt terug, maar de Heer van hemel en aarde wekte ook nog mijn geest op in mijn zeer bedroefde ziel. En zie deze geest geeft mij nu een diepgaand inzicht in alle dingen die waren en nu zijn, en in veel dingen die nog komen moeten!
Hoofdstuk 106: Helena vraagt naar de herkomst van Mathaël's kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Zie je zo'n ten hemel schreiende domheid van je ezelachtige hart nog niet in?! Kun je dan niet rustig zijn, luisteren en alleen maar leren?!
Hoofdstuk 108: De voorspelling van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Sinds wanneer staan licht en duisternis niet vijandig tegenover elkaar? Wanneer zijn ooit leven en dood in broederlijke eendracht samen met elkaar opgetrokken? Wanneer hebben de razende honger en de volledige verzadiging elkaar in paradijselijke vrede de hand gereikt? Dwaas! Het spreekt toch wel vanzelf dat als van hieruit het grootste en helderste licht uit de hemel in de dikke, aardse duisternis zal dringen, dat niet zonder tegenwerking zal gaan!
Hoofdstuk 109: Mathaël de voorloper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Ja, Ik zeg je, wie Mij liefheeft zoals jij en oprecht gelooft dat Ik het ben op wiens komst de vaderen vurig hoopten, die is net zo volledig één met Mij, als Ik, die jij hier nu voelt, geheel één ben met Mijn Vader in de hemel! Want de liefde brengt alles tesamen, God en schepsel worden door haar één en geen ruimte kan scheiden wat de ware en zuivere, uit de diepste hemelse diepte komende liefde heeft verenigd.
Hoofdstuk 111: Het één zijn met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als je echter de armen wel doet, doe dat dan in alle vriendelijkheid in het verborgene en laat de wereld het niet weten, want de Vader in de hemel ziet het en de gave van de vriendelijke gever zal Hem welkom zijn en Hij zal het de gever honderdvoudig vergelden.
Hoofdstuk 112: Hoe men God kan en moet danken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] O, Ik aanvaard geen eer van mensen, want de Vader in de hemel eert Mij meer dan genoeg! Als de mensen echter Mijn geboden houden en Mij daardoor boven alles liefhebben, eren zij daarmee Mij en Mijn Vader, en Ik en de Vader zijn volkomen Eén.
Hoofdstuk 112: Hoe men God kan en moet danken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Kijk naar de zon aan de hemel, hoe zij de veldbloemen beschijnt! Zeg eens: zou het niet dwaas zijn als een bloem boos zou worden op de zon omdat die ook haar buurvrouw zoveel licht schenkt?
Hoofdstuk 114: Opheldering over het geestelijk ontwaken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ook geloofde een bepaalde sekte van de Joden dat de zon, ter eeuwige nagedachtenis van de dag der algehele verovering van Jericho, iedere honderd jaar op die dag langer aan de hemel bleef staan zonder enige verdere, nadelige gevolgen voor de aarde. Die Farizeeën waren dus ook vrijwel niet bang voor de gebeurtenis die had plaatsgevonden.
Hoofdstuk 115: De gevolgen van de natuurverschijnselen in Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36  ...