Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3231 resultaten - Pagina 24 van 216

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[7] En zo namen de hoofdgeest en met hem al zijn verwante geesten zichzelf door deze val zeer hardnekkig en verbitterd gevangen. Hoe lang het hem echter bevallen zal om in die gevangenschap te blijven, dat weet buiten God niemand in de gehele oneindigheid, ook de engelen niet.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bij een wereld zoals de aarde duurt dat echter aardig lang, maar eens komt toch het einde.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar omdat de tijd God niet van de wijs brengt en Hij er ook geen last van heeft, omdat Hij de uiteindelijke verwerkelijking van Zijn grote Ideeën steeds als in het heden voor Zijn alziende ogen heeft - of de tijd nu kort of lang duurt -, daarom zijn voor God duizend jaar als één dag of als één moment. Een aarde kan dan wel, tot aan de volle ontbinding van al de in haar hulsmaterie ingesloten geesten, méér jaren nodig hebben dan het onuitsprekelijk grote aantal fijne zandkorrels dat haar gehele wezen zou kunnen vullen, zo'n tijdsduur is bij God tenslotte toch ook niets meer dan één kort ogenblik.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ik heb er nu enig idee van gekregen, en het lijkt mij toe alsof ik er iets van zou begrijpen, maar van een zekere duidelijkheid is nog lang geen sprake. Het geheel schijnt in een geestelijke verfijndheid over te willen gaan, die een geheel andere realiteit oproept dan die, waarbij men ten naaste bij kan bepalen dat twee peren plus twee peren samen vier peren zijn. In dit opzicht bestaat er bij mij nog lang geen helder inzicht. want het afwegen van de krachten ten opzichte van elkaar is zo sub;iel, dat ze in een wezen zoals ik moeilijk een geordende verhouding kunnen bereiken, en in één en hetzelfde wezen zich zo kunnen verhouden dat daaruit in alle doen en laten een volmaakt op God gelijkend wezen ontstaat.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarom is het heel goed en wijs door Jehova ingericht, dat zelfs ook de meest volmaakte, geschapen geest in al zijn wijsheid, de wijsheid van God geen haarbreedte zal en kan benaderen, want wat oneindig is, kan door de eindigheid nooit bereikt worden!
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, jouw woorden zijn goed en waarachtig, dus daarom moet je er ook naar handelen, omdat anders de waarheid nog lang niet levend in je zou wonen! Want de zuivere waarheid helpt de mens weinig of niets voor het eeuwige leven, zolang hij haar niet door de daad heeft levend gemaakt. Als hij dat gedaan heeft, stroomt het licht van het eeuwige leven binnen en verlicht de hele warboel van de mensenziel, zoals de zon midden op de dag in alle dalen en kloven, ook al zijn ze nog zo diep, haar licht geeft, ze verwarmt en daardoor met haar leven vervult. - Doe daarom nu, wat je wilt!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Als de opperpriester op een keer zegt: 'Vandaag zal de zon de hele dag niet schijnen!', dan mag geen lagere priester ook maar in de verste verte op die zonverlichte dag zich heimelijk een opmerking veroorloven, die aan zou geven dat de zon toch scheen. Dan was het voor een heel jaar uit! Niemand mag dan iets anders geloven dan: natuurlijk schijnt de zon op die dag niet, - ook al moest hij voor de vaak te warme stralen van de zon in de dichtste schaduw vluchten! Zegt de opperpriester: 'Vandaag zal er zeven uur lang alleen maar bloed door de beek Kidron stromen!' -wee dan degene, die na die uitspraak toch geen bloed zag stromen! Er komt een zieke naar de opperpriester en die zegt: 'Mijn zoon, je bent genezen, ga nu, offer je gave, en keer dan getroost naar huis terug!'; wel, de genezen mens is daarna nog net zo ziek en ellendig als eerst. Zegt hij echter: 'Vriend, ik ben nog net zo ziek als eerst en kan daarom geen offer geven!', o God, o God, wat zou hem dat slecht vergaan! Kortom, het woord van de opperpriester móet helpen en voor het helpen moet betaald worden, ook al is er van een werkelijke hulp niets te bespeuren. En wee degene, die zo'n hulp van niks ook maar het minst verdacht zou maken; nou, in diens huid kon je beter niet zitten!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Ja, waarde vrienden, over de Heiland uit Nazareth zou ik u duizend jaar lang aan één stuk door de buitengewoonste dingen kunnen vertellen, tenminste als het al het moment zou zijn om al het geziene en beleefde te mogen vertellen. Maar Hij heeft het mij om heel wijze redenen verboden, en daarom mag ik niet alles over Hem vertellen wat ik weet, maar alleen een paar dingen waarvoor Hij Zelf mij welwillend toestemming heeft gegeven.
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar hier is de werkelijke aanwezigheid van een engel zo buitengewoon, dat men dat natuurlijk niet zo snel als een volle waarheid kan aanvaarden, als de snelheld waarmee men het aanvaardt van lang vervlogen tijden. Geloven is gemakkelijk, omdat men zich steeds de vroegere tijd als beter voorstelt dan de tegenwoordige. Die houdt men uit een zekere vrome eerbied altijd onwaardig voor zulke goddelijke verschijningen, zonder te bedenken dat het er in Sodom en Gomorra ook niet zo bijzonder Gode welgevallig toegegaan kan zijn, omdat Hij anders geen vuur van de hemel over die plaatsen zou hebben laten regenen.
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Na deze proef vroeg hij het orakel van Delphi of hij tegen de Perzen op moest trekken, maar kreeg het bekende antwoord, dat, als hij over de Halys zou gaan, een groot rijk vernietigd zou worden! Toen vroeg hij het orakel of zijn heerschappij lang zou blijven bestaan. En de Pythia antwoordde:
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] En zie! Op de dag dat Sardis werd veroverd, stormde een woedende Pers op Croesus af om hem neer te slaan. Toen maakten vrees en angst de tong van de zoon los en de zoon sprak: 'Mens, dood Croesus niet!' Dat was het eerste wat de stomme zoon zei en hij kon verder zijn leven lang spreken.
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Denk vooral niet dat ik, als engel, al zo volmaakt ben dat ik mij nu aan een volledig nietsdoen over zou kunnen geven! Ik win nu, door mijn aanwezigheid hier, oneindig veel en zal voortaan mijn eigen scheppingen nog volmaakter kunnen afleveren. Als ik, als zuivere en volmaakte geest, hier nog zo onschatbaar veel kan winnen, hoeveel te meer geldt dat dan voor jullie, die in volmaaktheid nog zo ver bij mij achterstaan!
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De jonge FARIZEEËR zegt: "Hoge, verheven, machtige geest! Wel veel, maar nog lang niet alles! Daarvoor danken wij je allen uit de grond van ons hart, want je hebt echt met de grote hemelsleutel geheimen ontsloten, waarvan wij eerder niet het minste vermoeden hadden. Wij zullen ons van nu af aan ook alle denkbare moeite" getroosten om op de juiste levensweg verder te gaan, alleen zouden wij die nog nader willen leren kennen. Maar voor vandaag hebben we al meer dan voldoende, want aleer onze geestelijke maag dit zal verteren, hebben wij enige tijd nodig. Morgen zullen wij wel voor hogere en diepzinniger zaken ontvankelijker zijn dan nu.
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De jonge FARIZEEËR zegt: "Nee, dat durf Ik met, want Hij zou ons wel eens een antwoord kunnen geven waar je je leven lang genoeg aan had! Daarom onderdrukken wij nu ook graag onze waarschijnlijk erg ongelegen komende nieuwsgierigheid!"
Hoofdstuk 4: De nieuwsgierigheid der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Ik zie wel dat U, o Heer, zoals altijd, ook ditmaal weer volkomen gelijk hebt en dus zal ik met alle geduld het antwoord van deze dertig afwachten. Alleen wil ik er nog aan toevoegen, dat ik, als het antwoord te lang op zich Iaat wachten, zou willen vernemen wat mij dan te doen staat!"
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...