Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 24 van 104

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[4] PETRUS kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, waar zal het om gaan in Jeruzalem, de plaats van het grote verderf? Want daar is nog nooit iets goeds vandaan gekomen wat de mensheid gelukkig stemt, en nog nooit heeft een eerlijk mens in die stad iets troostends te horen gekregen. Daar heersen vooral hoogmoed en vervolging. Daarom dacht ik, Heer, dat het beter geweest was dat U Jeruzalem net zo gestraft had als deze kleine stad, die deze straf natuurlijk wel reeds lang verdiend had. Acht maanden geleden waren we immers al in Jeruzalem en hebben ons ervan overtuigd, dat er met de bewoners helemaal niets te beginnen valt op een paar mensen na, die echter als een paar zwaluwen nog lang geen zomer maken. Daarom ben ik van mening, dat we over deze trotse en gruwelijke stad waar Johannes pas korte tijd geleden onthoofd werd, niet veel ophef hoeven te maken en haar voor altijd moeten mijden. Want zo'n stad is het immers eeuwig niet waard, dat U haar met Uw heilige voeten betreedt. Dat is natuurlijk maar mijn bescheiden mening, zegt U mij wat U daarvan denkt!"
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] ONZE GASTHEER zei: 'Wat mij betreft is dat zonder meer goed! Alleen moet ik jullie van te voren zeggen, beste vrienden, dat ik wel een heel goede wil, maar geen middelen heb om jullie ook maar schamel te verzorgen; want het gaat me vooral sinds de brand van Caesarea erbarmelijk slecht! De dagelijkse kleine verkoop van onze vis is natuurlijk geheel opgehouden, en andere verdiensten hebben wij, arme bewoners van dit dorpje, niet. Wij zijn dus allemaal zonder uitzondering aan de bedelstaf geraakt en hebben behalve onze vissen helemaal geen levensmiddelen en we kunnen jullie daarom ook niets anders aanbieden dan vissen zoals wij die zelf hebben, klaarmaken en eten. De toebereiding ervan is heel eenvoudig bij ons. De vissen worden alleen maar gekookt en zonder zout en brood en andere kruiden gegeten. Want eerlijk gezegd: wij zijn door de brand van Caesarea, meer dan de inwoners zelf wier huizen verbrand zijn, zonder meer bedelaars geworden en we hebben niet eens geld genoeg om zout te kunnen kopen! Ach, het gaat ons nu erbarmelijk slecht; als jullie met mij en mijn gezin een paar dagen honger willen lijden, dan zijn jullie van harte welkom!
Hoofdstuk 172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Het lijkt erop dat jullie ook zulke vaardige kunstenaars zijn, die proberen een zogenaamd aards geluk te verwerven!? Wij, zeer gelukkigen, kunnen alleen maar medelijden met jullie hebben als jullie het ware levensgeluk op een ander terrein willen zoeken dan alleen daar, waar het blijvend te vinden is. Blijf hier, en bouw kleine woonhutten zoals die van ons! Neem voor dit onbeduidende, helemaal nietszeggende alsook niets betekenende leven met zo min mogelijk genoegen, dan zullen jullie langzamerhand leren inzien en begrijpen hoe juist en waar het is, wat ik jullie zojuist heb gezegd!
Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Want ik en wij allen denken dat het leven een straf is voor de kleine natuur, welke wij, levende wezens, vertegenwoordigen, omdat ze zich heeft losgemaakt van de grote algemene natuur. Het denkende wezen dat zich van zichzelf bewust is, moet alle bekoringen van het leven voelen, om zich er dan tenslotte des te pijnlijker door de zekere dood van te moeten losmaken. Daarom is voor een ware wijze het volgende van het grootste belang, waar wij allen geheel van doordrongen zijn: Wat het minste waarde heeft moet men vroegtijdig volkomen leren te verachten, en de dood moet men als de verzoening met de grote natuur beschouwen en als het grootste geluk van ieder levend wezen zien! Is een mens daarin eenmaal groot en bekwaam geworden, dan heeft hij daarmee ook het enig ware en grootste levensgeluk bereikt. Hij leeft dan heel tevreden en verlangt geheel en al naar de dood, die de grootste vriend is van ieder levend wezen.
Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] In Alexandria hebben ook de straatjongens jullie toverkunsten meteen nagedaan -en soms ook nog betere en meer geslaagde! Jullie hadden daar dus heel weinig succes en trokken naar Cairo. Daar aangekomen wilden jullie optreden; maar men zei tegen jullie: 'Laat zien, wat je allemaal kunt!, en jullie gaven enkele proeven van jullie kunst. Men had met jullie te doen en zei: 'Beste mensen, hier hebben jullie enkele geldstukken voor onderweg! In steden moeten jullie je hiermee niet laten zien; in sommige kleine plaatsjes kun je er misschien nog een boterham mee verdienen!'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar zoals bekend, verdronken ten tijde van Noach alle eerste mensen van deze aarde die puur wereldse mensen waren geworden, door eigen schuld door de grote vloed; want de vloed bedekte het grootste deel van de toentertijd bewoonde aarde dermate met water, dat de machtige golven, ontstaan door stormen en orkanen en niet zelden zo nu en dan zelfs meerdere ellen hoog, over bijna de hoogste bergtoppen sloegen en daardoor ook al het leven dat hier was verstikten, behalve Noach en diens kleine familie, en ook alle dieren behalve die, welke Noach in zijn ark herbergde. En met Noach begon, zoals bekend, een geheel nieuwe periode van de aarde.* (* Uitvoerig beschreven in de 'Haushaltung Gottes'.)
Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Kijk, de zee heeft vele miljoenen malen boven dit droge punt gestaan, dat nu toch zelfs zeker meer dan twintig manshoogten boven de waterspiegel van deze kleine zee ligt. En het is telkens, natuurlijk in een steeds vaak sterk veranderde vorm, zoals nu droog geworden. En voordat er vanaf nu 6000 jaar zal vergaan, zal het zich weer onder de zee bevinden, en dan over een tijd van nog eens ongeveer 9 a 10.000 jaar weer zoals nu droog zijn. Deze toestanden zullen zich op aarde steeds net zolang afwisselen tot de aarde, of liever haar materie, geheel tot leven zal zijn overgegaan"
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] JOHANNES zegt verder: 'Zou de aarde zo bekoorlijk en aangenaam zijn om te zien, als er helemaal geen bergen waren of als er geen verschil tussen de bergen zou zijn? En als er op aarde maar één enkele boomsoort voorkwam en maar één grassoort? En als er geen zee was, maar alleen kleine, ondiepe, vijvers die precies op elkaar leken, geen grotere diepe meren, geen grote rivieren en stromen, maar alleen kaarsrecht stromende, handbrede beken? En dan ook nog alleen maar precies gelijke vierkante wolkjes aan de hemel, die aldoor alleen maar in een en dezelfde richting heel langzaam voorbijtrokken? Zou het aangenaam zijn als je aan het firmament in plaats van verschillende sterren, ofwel alleen maar zonnen ofwel alleen maar manen zou zien zonder dat de dag door een rustige nacht afgewisseld zou worden?!'
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Heel lang voordat zulke geslachten elkaar aflosten, gewoonlijk om de 7000 jaar en heel zeker om de 14000 jaar, werd de aarde slechts door allerlei plantengewassen op de droge delen bewoond en daarna pas door allerlei grote en kleine warmbloedige dieren, die altijd pas heel langzaamaan ontstonden. Het rijk der waterdieren en later van de amfibieën was echter al vóór de zeer grootse vegetatie van de droge landen zeer sterk en machtig vertegenwoordigd, evenals het rijk van allerlei vliegende insecten zoals de vlieg en duizenden soorten hiervan, en bijna gelijktijdig hiermee enkele oersoorten van vogels, die nu weliswaar niet meer bestaan, hoewel de vlieg* (* zie 'De vlieg'. Lorber-Verlag, Bietigheim) als eerste levende schepsel en als begin van alle gevleugelde dieren van ieder hemellichaam nog tot op dit uur hetzelfde is en ook in de toekomst zal blijven"
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Bijvoorbeeld: Dicht naast elkaar zitten twee afzonderlijke zenuwen. Beide krijgen dezelfde voeding en worden door hetzelfde levensvocht in leven gehouden, en hun functie is dat zij twee dicht naast elkaar staande haren op het hoofd onderhouden en doen groeien. Wel, deze twee uiterst onbeduidende zenuwen zouden toch, omdat ze de oorzaken van precies dezelfde gevolgen zijn, ook wat hun bestemming betreft volledig aan elkaar gelijk moeten zijn! Maar Ik zeg: O, absoluut niet! Deze twee kleine zenuwen lijken wat hun bestemming betreft even weinig op elkaar als man en vrouw, en daarom is ook hun inwendig organisme geheel verschillend.
Hoofdstuk 199: De verscheidenheid der werelden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Ah, daar komt nog zo'n wereld op ons af. O, die betekent nog minder! Daar een derde, die betekent ook niets, -dat zou een echte wereld voor de wijze Diogenes zijn! Nu, die hebben we wel gezien! Hé, daar is een vierde en die ziet er ook al niets beter uit! Daarom maar weer verder! Daar komt reeds een vijfde, het is allemaal wel op zeer kleine schaal; maar het bewoonde deel ziet er toch wel iets beter uit dan bij de vorige. De kleintjes springen werkelijk als apen vrolijk rond! Van een woning is echter nergens een spoor te bekennen. ook het dierenrijk schijnt hier zeer eenvoudig en zeer spaarzaam vertegenwoordigd te zijn, evenals de lieve plantenwereld! Maar daar komt reeds een zesde en nog kleinere wereld, en daar zelfs een zevende! O, deze zijn ontzettend onooglijk!
Hoofdstuk 201: Een blik op Saturnus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik, van geboorte een heiden, weet van de joodse godsdienst slechts zo veel als ik gedeeltelijk van Aziona en deels ook van andere joden heb vernomen. Vooral in deze tijd wordt door de joden over een Messias gesproken omdat de Romeinse onderdrukking hen niet aanstaat en daarom is het begrijpelijk, dat zij zich allerlei belachelijke en wonderlijke voorstellingen van Hem maken en Hem zo naar deze wereld laten komen. Alleen, vanwege de Romeinen hoeft er nog lang geen Messias naar de joden te komen; want de Romeinen zijn in menig opzicht zelf een soort kleine Messiassen voor de joden, met name voor de armen, wier laatste druppel bloed zonder de bescherming van de Romeinen allang door de dienaren van de tempel zou zijn uitgezogen.
Hoofdstuk 206: Hirams getuigenis over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] De buren vroegen wat er in deze nacht dan gebeurd was; want ze hadden in hun hutten zelfs in hun slaap een hevig gehuil en geschreeuw vernomen. Ook was het hun voorgekomen alsof het de hele nacht zo half licht was geweest. Enkelen van hen waren wel hun hut uitgegaan om te zien wat er aan de hand was, -maar ze hadden vanwege de kleine heuvels en hopen losse stenen tussen de hutten niet kunnen ontdekken wat het was. Ze hadden zich stil gehouden, deels hun hutten en vrouwen en kinderen bewaakt en ook met de gebruikelijke cynische gemoedsrust daarbij gedacht: 'Wel, de spoedig aanbrekende dag zal ons daarover wel de nodige opheldering geven!"
Hoofdstuk 207: Het strandgoed wordt verzameld en opgeborgen. De nieuwsgierigheid van de dorpsbewoners. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Hoe kan de beperkte, kleine mens de oneindige ruimte ooit bevatten? Hij kan met zijn gedachten vlucht nog zo zeer in alle richtingen in de diepten van de eeuwige ruimte dringen, dan blijft hij toch in vergelijking tot de onbeperkte totaliteit van de ruimte steeds op hetzelfde punt, dat tegen de totaliteit van de eeuwig oneindige ruimte toch zoveel als helemaal niets is; en om dezelfde reden kan een mens de tijd naar de toekomst of naar het verleden nooit bevatten, omdat hij ook in zijn ontstaan, bestaan en vergaan, even begrensd is als in de ruimte.
Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] De mystici nemen een almachtige en hoogst wijze God aan, - en miljoenen vragen: 'Waar is Hij en hoe ziet Hij eruit?' Maar op deze vragen volgt nergens een houdbaar antwoord. Maar de mensen behelpen zich dan al gauw met de poëzie en opeens wemelt het van grote en kleine goden op aarde en de trage en denk schuwe mensen geloven aan hen, en zo'n geloof is bijna de dubbele dood van de mens; want dit maakt hem fysiek en moreellui, traag, passief en daarom dood.
Hoofdstuk 212: Twijfel en vragen van Epiphanes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...