Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 24 van 2459

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[4] Een profeet genaamd Daniël ('Zoon van de dag of het licht') werd in Babylon door een wrede koning, tegen wie hij een strafpreek hield, in een leeuwenkuil geworpen waarin zich zo 'n twaalf hongerige leeuwen als scherprechter bevonden. Zij. werden reeds jarenlang gevoerd met allerlei ongelukkige misdadigers. De koning die door de scherpe vermanende woorden van Daniël in woede ontstoken was, liet ook Daniël, hoewel hij hem overigens vanwege zijn wijsheid graag mocht, zonder enige genade en consideratie in de kuil van de zekere dood werpen.
Hoofdstuk 218: De macht van de volmaakte ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Door dit mee geactiveerd worden van de oer natuurgeesten in de onmetelijke scheppingsruimte komt het oorspronkelijke licht van de zon, op de wijze die Ik jullie nu wel voldoende heb uitgelegd, bij de aardbollen of planeten, die in een baan om haar heen cirkelen en binnen haar bereik zijn, en brengt in de kleinere atmosferen van de planeten een soortgelijke activiteit tot stand bij de daarin aanwezige, reeds meer massieve natuurgeesten, en hoe meer deze activiteit afdaalt des te sterker moet deze waarneembaar en voelbaar zijn, omdat de geesten ook steeds massiever worden. Want wanneer jullie twee stenen tegen elkaar wrijven, zal de wrijving immers beslist sterker zijn dan wanneer jullie twee donsveertjes tegen elkaar gaan wrijven, en daarom wordt het in de diepe dalen van de aarde ook lichter en warmer dan op de hoogste bergtoppen van de aarde.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Deze mensen hebben dan ook niet de minste vrees voor de dood, wel zijn zij bang voor een lichamelijke ziekte, omdat daardoor de krachten van de ziel onnodig sterk belast worden, waardoor de ziel zelf daarna een tijdlang zwak en zodoende onvolmaakt moet blijven."
Hoofdstuk 229: Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Verricht een wonder in zijn bijzijn! Zal hem dat misschien ogen en oren openen? O kijk, dat zal hij voor een goocheltruc aanzien en hij zal tegen je zeggen: 'Laat nog eens meer van die vermakelijke kunsten zien! ' -maar het mag hem niet schaden, anders vergrijpt hij zich aanjou en vecht met je op leven en dood; en als je zijn ledematen zou verlammen, zou hij je de ontzettendste vloeken naar het hoofd slingeren!
Hoofdstuk 230: De gevolgen van de onkuisheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Let nu vooral op de schrijfstiften of obelisken die voor twee vlakken geplaatst zijn, en zie eens hoe deze nu opeens helemaal donker zijn geworden! Het lijkt of ze met een zeer donkere vloeistof gevuld zijn, en kijk, daar staan wij allemaal, terwijl wij staan te praten, exact met de bomen en alles wat wij zien, op de hersenplaatjes getekend! Maar niet vlak en dood, maar ruimtelijk en levend!
Hoofdstuk 234: De verbinding van de zintuigen met de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Natuurlijk kost het jullie om te bereiken dat jullie ziel geheel doordrongen is van de geest ook veel moeite en daadkracht; maar, wanneer je daardoor met zekerheid verrijkt wordt met het allergrootste en allerhoogste levensgoed, dan kunnen jullie je wel wat laten welgevallen! Want alle wonderbaarlijke eigenschappen van een op zichzelf volmaakte mensenziel en alle schatten van deze aarde zijn immers nog niet de kleinste dauwdruppel vergeleken bij de grote wereldzee van datgene, wat jullie door het juiste opvolgen van Mijn woord en wil veel zekerder wacht dan de eens komende stoffelijke dood van jullie lichaam, die jullie echter in feite even weinig zal storen als wanneer je een oud, vermolmd huis verlaat dat ieder moment in elkaar kan storten, om daarvoor in de plaats voor altijd en eeuwig een nieuw huis te betrekken, -een huis waar de stormen van geen enkele tijd vat op kunnen krijgen!
Hoofdstuk 263: De reden van de onthullingen van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dit inpandige visreservoir ontving zijn zeer zuivere water uit een volkomen nieuwe, overvloedig opwellende bron; het water drong aan de onderzijde door kleine, maar talrijke openingen van een stenen plaat in het bekken tot aan de vastgestelde hoogte. Vandaar liep een afvoerbuis naar buiten naar de zee, die als men het bekken vol water wilde hebben, van buiten afgesloten kon worden. Om het waterbekken heen liep een prachtige, opengewerkte borstwering van twee en een halve voet hoog, eveneens van wit marmer. Aan één kant was, voor het geval dat men het waterbekken vol wilde laten lopen, een sierlijk afvoerkanaal gemaakt, dat natuurlijk door de muur van het huis liep en niet ver van de lager gelegen afvoerbuis eveneens in zee uitmondde. De wanden en de vloer waren eveneens met wit marmer bekleed, het plafond van het vertrek bestond echter uit het zuiverste en hardste cederhout zonder kwast en spint. Dit vertrek ontving zijn licht door vijf ramen, die allen een marmeren omlijsting hadden en ieder vijf voet hoog en drie voet breed waren. De ramen waren voorzien van zeer zuivere kristalplaten en konden net als alle ramen van het huis geopend en gesloten worden.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Vanwege het allerlaagste volk zal te eniger tijd de verbreiding van deze zuivere, goddelijke waarheden wel de nodige onprettige strijd opleveren, maar ook aanhangers die naar echt Romeinse zede met vreugde goed, bloed en leven voor deze leer zullen inzetten. Want je vindt op aarde niet makkelijk een ander volk dat voor de dood minder angst heeft dan juist de Romeinen! Als een echte Romein eenmaal voor iets gewonnen is, zet hij ook altijd zijn leven daarvoor in! Een ander volk doet dat niet, daarvan kun je volkomen verzekerd zijn!
Hoofdstuk 8: De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Die priesters echter die jou de P .M. beschreven hebben, zijn voor een deel op hun manier vaak werkelijk zo dom dat ze alles woordelijk geloven wat hun ingeprent werd; maar dikwijls zijn het heel sluwe deugnieten, die voor het volk hoog van de toren blazen en doen alsof ze iedere dag met de goden aan het Perzische schaakbord zitten! Zelf geloven zij echter alleen maar de woorden van Epicurius, die ongeveer zo luiden: Ede, bibe, lude! Post mortem nulla voluptas; Mors enim est rerum linea*. (* Eet, drink, speel! Na de dood is er: geen plezier: meer:; want de dood is het einde van alles )
Hoofdstuk 8: De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Jeruzalem zal zo verwoest worden, dat men al in deze tijd niet meer zal weten waar het eens heeft gestaan. Wel zullen de latere mensen daar een kleine stad met dezelfde naam bouwen; maar de vorm en de plaats zal anders zijn. En zelfs dit stadje zal door vijanden van elders veel kwaad te verduren krijgen en verder zonder aanzien en belang een nest van allerlei gepeupel blijven, dat met moeite een kommervol bestaan in stand zal houden van het mos van de stenen uit de huidige tijd.
Hoofdstuk 9: De voorspelling van de Heer over het lot van Rome en Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Het is een groot ongeluk voor de mensen om slaaf te zijn; maar wie heeft hem tot slaaf gemaakt? De grote heilige natuur zeker niet, maar alleen de bij toeval sterkere mens heeft uit pure lust om zelf niets te hoeven doen en daarbij toch goed en gemakkelijk te leven, de.zwakkere tot zijn lastdier gemaakt en in gelijke mate ook het vee. Wie wierp het harde, zware juk op de nek van de os wie belaadde de ezel, de kameel en het moedige paard en wie bouwde zelfs torens op de rug van de geduldige olifant? Wie vond het zwaard uit en wie de ketens, de kerkers en zelfs het zeer smadelijke kruis, waaraan jullie Romeinen de ongezeggelijkste en eigenzinnigste mensen, die ook zouden willen heersen en moorden, vastbinden en onder de ergste pijnen de dood laat ondergaan? -Alles, al die ellende is afkomstig van de mens!
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als wij aannemen dat alle organische wezens ook bezield zijn en de ziel overal het werkende principe is -hetzij meer of minder volmaakt, dat maakt hier niets uit -, dan kan men deze veronderstelling als evidente waarheid aannemen, doordat men logisch op juiste wijze vanuit de werking terug redeneert naar de oorzaak, of van de handelingen naar de kracht,/die wij dan de 'ziel' willen noemen. Afhankelijk van de graad van volmaaktheid en ordelijkheid van de werken van een ziel leidt men dan ook op logische wijze ten eerste haar bestaan en ten tweede haar bekwaamheid af. Vinden wij echter de een of andere chaotische wirwar, wild en ordeloos door elkaar, zonder enige actie of beweging, dus zonder enig spoor van leven, dan denken en zeggen wij: Daar heerst de dood, die van zichzelf totaal onbewust is en wiens bezigheid bestaat uit een volledig tenietgaan, -een verschijnsel dat men in de herfst bij zeer veel bomen en struiken kan waarnemen, wanneer het vroeger zo mooie, goed geordende loof van de boomziel in wilde onordelijkheid naar beneden valt, verdort en in de loop van de winter vrijwel geheel vergaat.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Nu op deze wijze vrijwel onweerlegbaar en meer dan duidelijk is uitgelegd hoe alle goden zijn ontstaan en hoe hun priesters in de loop der tijd de eigenlijke, machtigste gebieders over leven en dood van hun broeders zijn geworden, zult u, geëerde heer, heer, heer, ook begrijpen hoe en waarom wij atheïsten zijn geworden! Kijk, wij die maar met weinigen zijn, hebben de duidelijke weg naar het oude, zuivere mensenverstand gevonden en zijn weer teruggekeerd naar de grote heilige moeder natuur, die voor ons een zichtbare, wonderdoende godheid is die altijd onveranderlijk volkomen ordelijk werkt, terwijl alle andere door de mond van de een of andere mens zich openbarende godheden niets anders zijn dan een bedenksel van een aan een hersenziekte lijdende, werkschuwe luilak, die van de een of ander een paar magische kunsten geleerd heeft of deze zelf heeft uitgedacht, om zich aan de blinden te presenteren als een door God verkozen werktuig, dat diens wil aan hen verkondigt.
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Nu is mijn vraag, hoeveel blindheid en domheid er voor nodig is om dat te kunnen geloven! Waar is daar de god, en niet de mens die dat allemaal in elkaar heeft gezet als illusie voor zijn medemensen, die hij alle kennis op leven en dood onthoudt opdat zij voortdurend zo dom en blind mogelijk zullen blijven en met bebloede handen dag en nacht zullen werken, zodat de arbeidsschuwe plaatsvervangers van god zich goed kunnen vetmesten op kosten van de arme, domme saters. Wat interesseert zo'n mensgoddelijke hoogheid ook het leven van miljoenen? Om zich niet alle furiën op de hals te halen, moeten die ieder ogenblik bereid zijn hun leven ergens op het spel te zetten om hun onverdelgbare kwelgeest die op gods plaats zit, wat eigenlijk hun grootste kwaad is, te onderhouden!
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Het volmaakte niet-bestaan ondervindt noch de genietingen van het geluk, noch het van tevoren betreuren van het verlies ervan, dat zeker komt. Een waar filosoof van mijn soort zal daarom door geen natuurlijke dood afgeschrikt worden, maar wel door een marteldood! Want de lieve natuur heeft de mens toch niet uit een in haar aardhumus geproduceerde stof voortgebracht, om zich door zijn medemensen te laten martelen?! Kortom, ik vind de werken van de natuur erg wijs, hoewel Ik nu juist ook niet iedere werking van de ruwe natuurkracht voor volstrekt wijs en doelmatig houd; maar ik zal daarover nooit klagen:'
Hoofdstuk 31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...