Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 24 van 1007

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[5] Ja, God moet zelfs, zoals jullie weten, in de schepselen die vrij en zelfstandig moeten en willen worden, vooral in de engelen en de mensen van deze aarde, de prikkelleggen om tegen de orde in te gaan, opdat de genoemden daardoor volkomen tot een ware, ongedwongen zelfbestemming zullen kunnen komen. Daaruit blijkt dus wel duidelijk, dat God net zo bekend moet zijn met de grootst mogelijke anti-orde, als met de goede, ware en levende orde.
Hoofdstuk 158: Het gif in mineralen, planten, dieren en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Daar waar staat: 'Laat Hij mij met de kus van zijn mond kussen " betekent dat zo ongeveer: Laat de Heer met Zijn waarachtige, eigen mond tegen mij, Salomo, spreken, en door mij tot het volk Israël, en zo tot alle mensen der aarde; laat de Heer geen woorden van pure wijsheid meer tot mij spreken, maar woorden van liefde, van leven! Want een woord van liefde is een ware kus van Gods mond op het hart van de mens; en daarom zegt Salomo: 'Laat Hij mij met de kus van Zijn mond kussen! '
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] SIMON zegt: "Dat zal nu kennelijk het volgende betekenen: Heer, als U mij echter kust met de kus van Uw mond, als Uw woord liefde wordt en dus een ware levenszalf, laat dan deze zalf, dit goddelijke woord van liefde van U, voor alle mensen begrijpelijk zijn. Want ook in de gewone taal gebruikt men vaak het sierlijke 'ruiken' in plaats van 'begrijpen'. Men zegt vaak: 'Je kunt toch wel ruiken waar dat op slaat?' of: 'Hij heeft geroken wat er aan de hand is!'
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] De ochtend der wijsheid, die overeenkomt met die boven op de berg, is weliswaar heerlijk en mooi, maar hier beneden bij de tafels van het gastvrije liefdemaal in de grote, heilige kamer van Uw heilige Vaderhart bevindt zich inderdaad ook dezelfde morgen van het ware leven. Boven op de berg, waar wij onderwezen waren in de ware kennis, genoten wij van de heerlijke ochtend van het levenslicht, maar daar waren geen tafels met voedende en het leven sterkende, heerlijke spijzen klaargezet.
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wie zijn de dochters van Jeruzalem? Dat zijn de hoogmoed, de trots, en de heers en hebzucht van de nakomelingen van Abraham; dat zijn de opgesmukte dochters van Jeruzalem, waarvoor echter de verachte, en dus voor hen zwarte, heer, de eerste mens van alle mensen, toch genadig en barmhartig is, en heerlijker en liefderijker dan de hutten van Kedar, die er van buiten erbarmelijk slecht uitzien, maar die van binnen toch rijkelijk uitgerust waren met allerlei schatten om onder de goede armen en noodlijdenden te verdelen, en ook heerlijker dan de meest waardevolle tapijten van Salomo, die van buiten aan de bovenkant bestonden uit een donkergrijze, harige stof, maar die aan de onderkant en van binnen bestonden uit de kostbaarste Indische zijde, doorweven met het fijnste goud.
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Is dan het helpen van mensen, waar dat maar mogelijk is, niet reeds op zichzelf al een heerlijk levensprincipe, dat zelfs de oude heidense wijzen steeds in grote eer hebben gehouden en in acht hebben genomen?! Zei Socrates niet reeds: 'Mens, als je als sterveling de goden waardig wilt eren, dien dan je broeders; want zij zijn net als jij het kostbaarste werk van de goden! Als je de mensen liefhebt, breng je een offer aan alle goden die goed zijn en de slechten zullen je daarvoor niet kunnen straffen! ' De Romeinen zeiden: 'Leef eerbaar, doe niemand kwaad en geef ieder het zijne! ' Kijk, zo oordeelden de Romeinen, die heidenen waren; hoe kon jij dan als Jood zo'n helse instelling krijgen?
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Mozes en Aäron zouden van die ware mensen geweest zijn, die door hun intelligentie en hun grote kennis de zwakheden van het Israëlitische volk al gauw ontdekt hadden, zich als leiders en zaligmakers van dat volk opgeworpen en het door een goed uitgedacht, maar geweldig bedrog dermate dom gehouden hadden dat het volk nu nog net zo dom was als toen het duizend jaar geleden aan de voet van de Sinaï verbleef, en in menig opzicht nog meerdere duizenden jaren zo zou blijven. In feite was dat eigenlijk een weldaad voor het volk, want de mens is van meet af aan een lui beest en moet daarom met ijzeren scepter geregeerd en met roeden geslagen worden opdat hij het goede doet!
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Er was daar een overvloed aan dadels en vijgen en er waren grote kudden schapen en runderen, die helemaal vrij en zonder eigenaar rondtrokken en graasden. De kudde die ons gezelschap van zwarte mensen dwong om verder te trekken, verdween echter in de ravijnen van de stroomversnellingen en volgde niet, hetgeen ons gezelschap goed uitkwam, omdat het er daardoor zeker van dacht te zijn dat het niet door de vermeende achtervolgers werd gevolgd.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Hier vermenigvuldigden deze mensen zich en binnen enige honderden jaren waren zij een belangrijk volk dat zich alle vrije kudden toeëigende, en hutten en zelfs dorpen bouwde, en een heel goed leven leidde. Allen hadden zij het geloof en de zeden en gewoonten die de zoon van hAbi had ingesteld.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[19] Van daaruit kwam dit volk in de loop van de tijd ook in aanraking met de Egyptenaren, die later erg veel moeite deden om deze eerste zwarte mensen te onderwerpen, wat hun echter toch niet geheel wilde lukken. Het waren ook de eerste geheel zwarte mensen die de Egyptenaren te zien kregen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Aan de rechter oever van de Nijl zouden zij wel gemakkelijker vooruit gekomen zijn, maar zij bevonden zich op de linker oever en daar bevinden zich in deze streek veel spleten, en het wemelt er van allerlei ongedierte dat de mensen niet bepaald vriendelijk gezind is. Zij wilden omdat er geen eind kwam aan de ongemakken van deze tocht, alweer omkeren en naar de vroegere omgeving teruggaan, toen hun een grote kudde runderen en schapen achterop kwam, die eveneens naar het noorden trok. Deze gebeurtenis gaf hun de indruk dat hun achtervolgers hen op het spoor waren gekomen. Zij begaven zich toen op weg en trokken zo goed en zo kwaad dat ging verder, en bereikten na een zware dagreis eindelijk een mooie, grote en buitengewoon vruchtbare streek.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen ik mij verloor in zulke gedachten, brak mijn hart en ik moest huilen en daarbij zei ik luid: 'O, waarom zijn wij zwarten dan niet geheel en al dieren, die niet kunnen denken en ook niets kunnen voelen?! Wat een prachtige dingen kunnen de echte mensen, deze ware aardse goden, scheppen, en wij kunnen niets daarbij vergeleken, wij zwarte halfmensen en halfdieren! En toch maken al die prachtige dingen die de echte mensen geschapen hebben zo'n machtige indruk op ons!'
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ja, eens, een paar duizend jaar geleden, woonden hier in dit land inderdaad meer goden dan mensen, die werken verrichtten waarvan de overblijfselen nog de verbazing zullen wekken van de laatste nakomelingen op deze aarde! Maar wat wij nu voortbrengen lijkt alleen maar op vernietigen, zowel wat de materie betreft als ook de ziel. Maar jullie zijn nog een onbedorven, ongerept en jeugdig, krachtig volk, jullie kunnen denken en willen, en kunnen daarom al gauw groter worden in jullie werken dan de volkeren van dit land ooit waren.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Na deze woorden gaf de overste een teken door een slag op een luid galmende, metalen plaat, en als door een wonder kwamen een aantal bewapende mannen, die heel donkerbruin van kleur waren, te voorschijn en de overste gaf hun in een taal die wij niet verstonden een opdracht. Maar toen de waarachtige goede overste mijn bevreemding merkte, troostte hij mij door in mijn taal uit te leggen wat hij tegen de bewapenden gezegd had. Het ging om een zo goed mogelijke bescherming van ons tegen de opdringerigheid van de verdorven bewoners van de stad, die hij helemaal niet meer als mensen zag.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als ik vandaag honderd mensen laat overnachten op de wei die ik jullie zal aanwijzen, dan zal er morgenochtend geen enkele overlevende zijn, want het zijn geen mensen meer, maar zwakke afschaduwingen daarvan, en hun misvormde lichamen zijn ware woonplaatsen van alle mogelijke uit de natuur en de onnatuur afkomstige, kwade en onrijpe geesten. Hun uitstralende levenssfeer is niet meer hun goddelijke ik maar een laag dierlijk ik, en daarom bevindt zich geen kracht meer in hen en nog minder rondom hen. De natuur om hen heen neemt in hen niet meer het hoogtepunt van hun bestaan als schepsel waar, maar slechts een algehele verdorvenheid en een volledige verwoesting van het bestaansniveau waarop ieder schepsel zijn hoogste doel moet bereiken. Dat is de reden waarom al het geschapene totaal vijandig staat tegenover deze mensen en hen op iedere mogelijke wijze probeert te vernietigen, omdat het van hen niets meer heeft te verwachten.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...