Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1467 resultaten - Pagina 24 van 98

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[4] Een basisregel is daarom: De mensen moeten vóór zij enige kennis vergaren, eerst echte mensen worden, omdat anders iedere kennis hen veel meer schaadt dan baat. Want alle wetenschap houdt slechts het verstand bezig, dat haar zetel in de hersenen heeft. Maar het hart als fundament van het leven blijft onbehouwen, ruwen woest, zoals dat van een roofdier. En het begaat mét behulp van de wetenschap nog meer kwaad dan zónder die kennis, want bij een goddeloos hart is de wetenschap een ware wegwijzer naar het kwade in al zijn uitingen!
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ja, daarom zijn zelfs veel priesters te verontschuldigen dat zij het volk in plaats van het echte geloof, de slechtste glitter als iets zuiver goddelijks aanprijzen. Want als de stroom der duisternis eenmaal uit zichzelf te sterk is geworden, is ook het daar tegenin zwemmen onmogelijk geworden en de goed willendste priester, ook al heeft hij in stilte voor zichzelf een juist waarheidslichtje, moet Nolens seu volens (of hij wil of niet) met de stroom mee zwemmen, anders gaat hij zonder meer ten onder!
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Ik ben juist Zélf op deze aarde gekomen, die bestemd is voor het verwekken van Mijn echte kinderen, om jullie te bevrijden van de banden die de schepping met zich meebrengt, en jullie door woord en daad de weg naar de ware, zelfstandige, eeuwige levensvrijheid te tonen en deze door het voorbeeld, dat Ik jullie geef, te banen en te effenen.
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Het is de wil van de Vader dat allen die Mij, de Zoon der mensen,' geloven en dat Ik door de Vader ben uitgezonden, het eeuwige leven en de heerlijkheid van de Vader in zich zullen bezitten om echte kinderen van de Allerhoogste te worden en dat voor eeuwig blijvend te zijn!
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] De Geest echter en nog meer de eigen liefdesvlam uit het hart van God, die maakt dat jullie in feite echte kinderen van God worden, krijgen jullie mensen van deze aarde pas heden, en daardoor zijn jullie onuitsprekelijk bevoorrecht boven ons, en wij zullen jullie weg hebben te gaan om aan jullie gelijk te worden.
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] IK zeg: "O, helemaal niet. Ten eerste houdt Mijn orde in, dat, wil iets voor jullie een levensdoel te hebben, het juist ook door jullie mensen ten opzichte van Mij vrij ontwikkeld en aanschouwelijk gemaakt moet worden en ten tweede is die zaak zeker niet zo moeilijk als jij je met je verstand voorstelt. ...
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Deze verheven luister mis ik hier! Wij zitten als echte vrienden en zelfs broeders bij en door elkaar en wie iets zegt, spreekt weliswaar ontzettend waar en wijs, maar ook helemaal zonder die zekere, oeroude, echt profetische luister. Als hij uitgesproken is, is hij klaar, -maar dat zijn wij jammer genoeg vrijwel ook met alle speciale, hoogste achting, die de mens steeds aan God verschuldigd is!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] IK zeg: "O ja, als zij zo zijn als Mijn vrienden Kisjonah en Ebahl, want dat zijn echte vaders voor alle arme bewoners van het land en ieder land kan zich gelukkig prijzen als het veel van zulke vaders bezit.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Voor de arme Joden zal er echter rondom de zee genoeg bouwgrond overblijven en de stad zal voor de echte Joden wel weer herbouwd worden, -maar in een reinere en betere stijl dan tot op heden het geval was! Het is weliswaar nog een heel jonge stad, die als stad nauwelijks zeventig jaar bestaat, omdat er voordien slechts een heel onbeduidend gehucht op deze plaats stond. Van nu af aan zal het echter geen stad meer genoemd worden, maar het zal slechts een vissersdorp zijn en blijven. De pracht van de Grieken moet verdwijnen, maar de heerlijkheid van de hemelen zal in plaats daarvan hier zichtbaar worden, zoals dat nu op dit ogenblik gebeurt. -Oude Marcus, ben je het nu eens met Mijn huishouding?"
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Maar deze rijke Grieken zijn echte bloedzuigers van het land en vinden, dat de arme Joden al erg blij mogen zijn dat ze als loon voor hun zware werk het eten mogen delen met de zwijnen van de Grieken! Dat zijn bij Mij geen mensen meer, maar pure, onbarmhartige duivels en Ik heb geen medelijden en erbarmen met hun ellendige, hoogmoedige lichaam! Laat ze maar na de storm, die over een uur uitgeraasd zal zijn, hun vele goud en zilver op de naakte stenen leggen en de tarwe daar op zaaien en dan zullen wij zien, of er ook maar één halm zal opschieten!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als de erg IN NOOD VERKERENDEN de loods zien, vallen zij op hun knieën, danken God en zeggen: "O, dit is geen normale loods! Het is een echte engel, die God in antwoord op ons gebed gezonden heeft om ons te redden! Hij zal ons allen zeker redden!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] De SCHIPPERS zeggen tegen de reizigers: "Ja, ja - dat is zo. Het is een wonder, het is een echte genade van boven! Wij zijn gered! Kijk daar! Wij zien de oever al heel dichtbij! Een groot aantal mensen staat ondanks de geweldige regen aan de oever en kijk, allen zwaaien ons al een heel vriendelijk welkom toe! O God en Heer! Hoe groot en heerlijk bent U ook in de storm voor diegenen die U steeds hebben geëerd en geprezen en U steeds met vreugde het voorgeschreven offer hebben gebracht! Eeuwige eer zij Uw heilige naam alleen!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] De beide AFGEVAARDIGDEN zeggen: "Heer, u, die nog de volle kracht van de bloeiende jeugd bezit, maar daarnaast ook vol echte Salomonswijsheid schijnt te zijn en dat ook waarachtig bent, -dat wat u nu als prijs voor onze redding heeft genoemd, wilden wij toch al voor de ene helft aan de tempel te Jeruzalem en voor de andere helft aan de arme Joden in deze omgeving schenken, als de kooplieden van deze plaats ons de niet geringe som hadden kunnen betalen.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een grote aardse rijkdom in handen van zulke mensen is een echte, hemelse zegen voor een geheel land. Als zulke mensen bovendien nog wat hogere wijsheid bezitten, kunnen zij daarmee wonderen verrichten voor het ware welzijn van de mensheid.
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] "Jawel!" zeggen de verheugde AFGEVAARDIGDEN, "plaats genoeg voor ons, het is alleen de vraag of u ook zo vriendelijk wilt zijn ons wijsheid mee te geven. Bij ons in Perzië wordt de echte wijsheid steeds zeldzamer en in plaats daarvan breidt de toverkunst van de heidense priesters zich steeds meer uit. Die zal eerstdaags nog zelfs alle wijsheid van de daar wonende Joden te niet doen, -vooral als de koning de heers en hebzuchtige priesters en afgodendienaars macht geeft, hetgeen zeer te vrezen is, omdat zij de koning het vuur na aan de schenen leggen en hem dag en nacht proberen te overtuigen. Wij hebben hen tot nog toe nog te vriend gehouden door onze grote rijkdom, maar deze kwaadwillige mensen zijn ook in staat onmetelijke schatten te vergaren en bij iedere gelegenheid helpen zij daarmee de verkwistende koning uit de nood. En daarom zullen zij het wel zover brengen dat de overigens goedhartige koning onverdraagzamer zal worden. -Maar later daarover meer, nu moeten wij eerst de wachtende broeders vertellen wat wij hier hebben gehoord!" - Na deze woorden buigen zij en gaan snel naar hun broeders. Daar aangekomen, brengen zij waarheidsgetrouw verslag uit van al het gehoorde en praten met hun gezellen en gezellinnen over veel zaken.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...