Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 24 van 588

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[5] Maar de fantasie van een mens kan zuiver of onzuiver zijn. Zuiver is zij wanneer de onsterfelijke geest van de mens reeds zo puur in zijn lichaam aanwezig is, wat zelden het geval is, dat zijn zuivere beelden niet door de beelden van de buitenwereld vertroebeld en verontreinigd worden. Zo kan de fantasie door het opnemen van slechts uiterlijke beelden zuiver zijn, wanneer zij door de kracht van de ziel de aanschouwde beelden vasthoudt en deze dan bij gelegenheid natuurgetrouw weergeeft. Onzuiver echter is de fantasie, wanneer de geest in het lichaam van de mens nog te passief is, zowel ten opzichte van zijn innerlijke beelden als van die van de buitenwereld. Daardoor loopt dan alles door elkaar, het geestelijke en het natuurlijke, en als hij een fantasiebeeld maakt, begrijpt niemand wat het nu eigenlijk voorstelt, iets geestelijks of iets natuurlijks. Tot deze categorie onzuivere fantasiebeelden behoren al die middeleeuwse raadselachtige obsceniteiten, volgens welke de hemel zijn wonderlijke aanzien heeft gekregen, de hel en het zogenaamde vagevuur een braadoven werden en dergelijke dwaasheden meer.
Hoofdstuk 119: De geest, schepper van zijn eigen wereld - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Waarom kan het voor de mens zo'n verdoemend gericht worden, wanneer hij in een hoogst passieve toestand wel moet zondigen tegen een goddelijke ordening die hij onmogelijk in stand kan houden omdat hem daartoe de kracht, die men slechts uit heel veel ervaringen kan opdoen, geheel ontbreekt!
Hoofdstuk 117: Hemel en hel - polariteiten in de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Waarlijk, het is geen kleinigheid wanneer men met alle macht en kracht is toegerust en dan als beginneling geen vuur van de hemel mag afroepen, maar in het bewustzijn van eigen macht en kracht voortdurend moet toezien hoe de aan hem toevertrouwde mens zich in allerlei kwaad van de wereld begeeft en de Heer steeds meer vergeet.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Laten we aannemen dat een zogenaamde natuurvorser en botanicus, om zijn onderzoek te vergemakkelijken, op het idee zou komen om te vragen: waarom heeft de scheppende kracht van het allerhoogste scheppende wezen de bomen en planten niet zo geschapen dat de kern aan de buitenkant en de bast binnenin zit, zodat men zonder veel moeite door een microscoop het opstijgen van het sap in de takken en twijgen en de reacties en andere uitwerkingen daarvan, nauwkeurig zou kunnen observeren. Het kan toch immers niet de bedoeling van de Schepper zijn geweest, om de denkende mens zodanig op aarde te plaatsen dat hij nooit in het geheim van de wonderbaarlijke werken in de natuur zou kunnen doordringen. - Wat zeggen jullie van deze vraag? Is zij niet uitermate dom?
Hoofdstuk 96: Waarom de ware betekenis van het tiende gebod verhuld is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Het gebruiksrecht heeft zijn oorkonde in de maag en op de huid. Als men bedenkt dat ieder mens, hetzij inheems hetzij vreemdeling, in zijn maag en op zijn huid toch dezelfde goddelijke, volwaardige gebruiksrechtoorkonde, zoals de inheemse mens die heeft, met zich mee brengt, waaraan wordt dan het eigendomsrecht ontleend? Als men zegt: het eigendomsrecht is oorspronkelijk gefundeerd op het gebruiksrecht, dan heft deze stelling toch zeker elk afzonderlijk bezit op, omdat iedereen hetzelfde gebruiksrecht heeft. Keert men echter de zaak om en zegt: het eigendomsrecht verschaft iemand pas het gebruiksrecht, dan kan men daartegen niets anders inbrengen dan het oude gezegde: 'Potiori jus' hetgeen met andere woorden zoveel wil zeggen als: sla zoveel bezitters van het gebruiksrecht dood, dat jij je voor jezelf met de kracht van jouw vuist, een strook land volledig kunt toe-eigenen.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Neem het volgende geval: een man van stand heeft voor de bevrediging van zijn behoeften de keuze tussen twee vrouwspersonen; de ene is een smoezelige, ordinaire boerenmeid, de andere echter is als dochter uit een familie van aanzien een goed opgevoed, keurig gekleed, lichamelijk gaaf en welig gevormd, aantrekkelijk meisje. Vraag: wie zal de ontwikkelde man kiezen? Het antwoord zal niet veel hoofdbrekens kosten; zeker nummer 2, want van nummer 1 zal hij een afkeer hebben. Zo dient in dit geval de verfijning ook duidelijk het doel, omdat de mens daarmee te kennen geeft dat hij een hoger wezen is dat het volle vermogen en de kracht in zich heeft om al wat onaangenaam en smerig is te zuiveren en aangenamer te maken.
Hoofdstuk 81: Wat is hoererij? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Geestelijk gezien moet dit echter ook juist zijn. Waarom wel? Omdat het in geestelijke zin eerder voorhanden moet zijn dan in de natuur. Is het geestelijk juist, dan is ook het onomstotelijke bewijs voor de natuurlijke juistheid geleverd. Zou het moeilijk zijn om de geestelijke juistheid te bewijzen? O nee! Jullie zelf hebben daarvoor al een heel goed spreekwoord dat in deze aangelegenheid meer dan voldoende duidelijkheid verschaft. Dit spreekwoord luidt: Ex omnibus aliquid et in toto nihil. In de zielenlichtkamer van een mens die in alle vakken van het menselijk weten bedreven wil zijn zal het zeker heel bontgekleurd stralen. Worden echter al deze stralen gebundeld dan zullen ze, om 's nachts een vertrek te verlichten nauwelijks meer kracht hebben dan hoogstens die van glimwormpjes. Ook geestelijk gezien zal zo'n effect heel duidelijk tot uiting komen, want zulke veelzijdig wetenschappelijk ontwikkelde mensen zijn, evenmin in de afzonderlijke delen als in het geheel, bekwaam om over een en ander een in alle opzichten bevredigende mening ten beste te geven.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Daarom denken wij dat onze liefde voor de Heer van een heel andere aard moet zijn dan de liefde die een man in de bloei van zijn leven vaak voelt voor een mooi meisje; maar als de liefde voor de Heer moet lijken op de liefde voor een meisje, dan moet deze rechtstreeks door de Heer zelf volgens Zijn grote barmhartigheid in het hart worden gegoten. Anders is het bijna onmogelijk dat de mens uit eigen kracht de Heer altijd wanneer hij maar zou willen, met de hevigste liefde zou kunnen omvatten.
Hoofdstuk 50: Over verliefdheid en over de liefde voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Uit dit voorbeeld kunnen jullie nog duidelijker dan uit het vorige opmaken dat het licht op zich, in vrije toestand ongenietbaar is en dat niemand zich dus daaraan kan verzadigen. Wanneer het echter in de goddelijke ordening door de goddelijke kracht zelf gevangen wordt, dan pas is het genietbaar en voedend. Om die reden moet de mens ook al zijn wereldlicht in zijn hart gevangennemen, waar het verbonden wordt met de levenswarmte, en dan zal hij uit dit licht de juiste voeding voor zijn geest verkrijgen. En op dezelfde manier moeten wij wat wij hier zien aan zuivere vormen van wijsheid, eerst in onze liefde voor de Heer gevangennemen; vervolgens zullen we de ontwikkeling daarvan in onszelf heel betekenisvol aanschouwen en zo voor ons een stevige maaltijd kunnen bereiden. De Heer zal dan ook dit altaar voor ons openen, zoals Hij het altaar in de laan voor ons heeft geopend.
Hoofdstuk 40: Overgang van de liefde in de wijsheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De halfgeopende mond betekent dat naast God geen ander wezen dan alleen de mens tot spreken in staat is. De als sterren stralende nagels aan de vingers geven echter de scheppende macht, kracht en wijsheid aan die in elke volmaakte geest woont.
Hoofdstuk 38: Vijfde verdieping. Hogere trap van ontwikkeling van de mensengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Door het inspannen van de levenskrachten worden deze verteerd, waardoor ze niet versterkt, maar natuurlijkerwijs slechts verzwakt worden. Met de mens is het echter zo gesteld dat tijdens een toestand van rust zijn verbruikte krachten door het voortdurend binnenstromen van de Heer uit de hemelen weer worden vervangen. Wanneer op deze manier door een veelvuldig, doelmatig gebruik de levenskrachten vaker worden aangesproken, dan worden juist door dit gebruik de vaten voor de verdere opname van die levenskrachten langzamerhand steeds wijder en sterker. Daardoor moet dan de mens bij een stapsgewijs geordende levenswijze vanzelfsprekend in kracht en sterkte toenemen, omdat hij op deze manier als een vat steeds meer levenskracht in zich kan opnemen.
Hoofdstuk 35: Tweede verdieping. Geestelijke vooruitgang, uitgebeeld door de paleisinrichtingen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Kijk, dat is ook hier het geval. De Heer schiep de mens naar Zijn evenbeeld en heeft hem met daadwerkelijk scheppende kracht uitgerust. Deze heeft Hij echter slechts als een zaadkorrel in hem gelegd. Jullie zeggen het zelf al en weten ook uit de Schrift dat er staat: 'En zijn werken volgen hem na.'
Hoofdstuk 18: Verenigd met de Heer verricht de wilskracht van de geest wonderen Reis over een zon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Maar de drie verschenen mannen antwoordden: volstrekt niet; we willen jullie niet de macht van de hel openbaren, maar we willen jullie Gods kracht tonen en jullie daarheen leiden waar de eeuwige Heer van hemel en aarde in heel Zijn goddelijke volheid is neergedaald. Een maagd viel de eindeloze genade ten deel: zij heeft ontvangen van de Heer en heeft een Kind aller kinderen, een Mens aller mensen en een God aller goden gebaard! Zie, dat willen we jullie laten zien en laat daarom toe dat we jullie aanraken. En de wijzen zeiden: het zij dan zoals jullie willen, maar zeg ons eerst wie jullie zijn.
Hoofdstuk 15: De drie wijzen uit het morgenland; hun wezen. De grote betekenis van onze aarde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Jezus is de waarachtige, meest eigenlijke, wezenlijke God als Mens. Zoals stralen voortkomen uit de zon, zo komt uit Hem de hele Godheid voort die als geest van oneindige macht, kracht en gezag de oneindigheid geheel en al vult. Jezus is bijgevolg het alomvattende wezen van de totale Godheid oftewel: in Jezus woont de Godheid waarachtig, lichamelijk, wezenlijk in Haar oneindige totaliteit. Daarom krijgt de hele goddelijke oneindigheid dan ook telkens een impuls wanneer deze oneindig heilige en verheven Naam wordt uitgesproken.
Hoofdstuk 13: Jezus, de Naam aller namen en zijn uitwerking. Het geheim van de menswording van God in Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] We zeiden hiervoor al: uit de levende schors komt het zichtbare gebladerte, de bloesem en zelfs de bolster van de vrucht voort. In de vrucht zelf krijgt de kiem van de pit slechts een heel klein vonkje van het algehele leven uit de kern van de boom. De kern wordt tezamen met de vrucht rijp en stelt de mens in zijn aardse verschijningsvorm voor. Hoogst eenvoudig en weinigzeggend is zijn uiterlijke vorm en gering is zijn kracht. Maar hij is te vergelijken met een eikel. Wanneer hij in de goede grond van Mijn wil wordt gelegd, gaat zijn innerlijke kiem open en deze wordt tenslotte zelfs een majestueuze boom, wiens kracht de kracht van talloze vroegere eikels overtreft.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...