Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 24 van 902

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[12] Daarom zeg Ik jullie allen nog eens, dat jullie volkomen vrij van geest, en vrolijk en opgewekt door de wereld moeten gaan, zonder aan de wereld te hangen. Want zoals Ik Zelf alleen maar in de wereld ben gekomen om alle mensen een blijde en gelukkig stemmende boodschap uit de hoogste hemelen over te brengen, die iedereen op zo'n wijze troost moet geven dat zelfs de ergste marteldood hem niet droevig zal stemmen -omdat hij ziet en zien moet, dat er voor hem geen dood meer bestaat en kan bestaan, en dat in Mijn eeuwige rijk voor hem noch deze aarde noch de hele zichtbare hemel ooit meer verloren kan gaan, en dat hij bovendien nog het gezag zal krijgen over heel veel -, zo zal Ik ook jullie, wanneer jullie in de geest en in de kracht van Mijn leer bekwaam worden, in Mijn naam uitzenden om alle volken der aarde deze blijde boodschap uit de hemelen over te brengen.
Hoofdstuk 18: Een evangelie van blijmoedigheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Daarop zeiden allen amen, en IK stond op van Mijn zitplaats en zei: 'Dat was een echte, goede wens; laten wij daarom allen drinken van deze gave van God opdat die wens zeker in vervulling zal gaan, en ook Ik voeg daar Mijn amen aan toe! Het zal weliswaar nog veel moeite en werk kosten, want de wijngaard van God is groot en heeft nu nog weinig wijnstokken. Daarom moet er gegraven worden en moeten er zonder rust of duur nieuwe, edele wijnstokken geplant worden, opdat de wijngaard vol edele en vruchtbare wijnstokken komt te staan, dan zal de grote oogst ons een duizendvoudig loon voor onze moeite en ons werk geven!
Hoofdstuk 21: Een wijnwonder. Het werk in de wijngaard van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] IK zei: 'Die komen het volk toe; dat zal wel weten wat het daarmee moet doen. Wij hebben ze niet nodig, omdat wij ten eerste nu ook verzadigd zijn en ten tweede vandaag toch al naar Kapérnaum gaan.'
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar IK zei: 'Wie behoefte aan rust heeft, moet gaan rusten; Ik heb er echter geen behoefte aan en daarom ga Ik nu ook nog niet rusten. Bovendien is het voor het lichaam beslist niet bevorderlijk meteen na een maaltijd te gaan rusten; daarom blijven we nog een paar uurtjes wakker . Maar wie voelt dat hij rust nodig heeft, laat die gaan rusten!'
Hoofdstuk 52: Over verzoeking en zwakheden. Oefen het denken! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen zei DE WAARD, nu nog meer verbaasd: 'Heer, dat alle krachten en machten van de natuur U moeten gehoorzamen is mij heel duidelijk, maar dat U de zee ook vanwege een geheime reden onstuimig maakt, is nieuw voor mij, vooral op dit prachtige heldere ochtenduur. De golven worden steeds krachtiger en hoger! Straks moet ik de schepen en de viskaren nog op een veiliger plaats brengen, anders kan het werkelijk fout gaan!'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen zei DE WAARD: 'O ja, in dat geval moet de zee nog maar veel erger te keer gaan! Laat er dan ook maar een heel krachtige stormwind bijkomen, dan zullen die verdorven mensen pas echt beginnen te merken hoe God hun boze moeite weet te belonen!'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar hoewel zulk stof niemand enig nut kan schenken, kan het een wandelaar toch min of meer schaden. Als er wind komt en het stof in de lucht opwaait, moet je je ogen sluiten en je mond dichthouden, anders kunje blind worden en stikken. Ook moetje zolang blijven staan, of zelfs met je gezicht naar beneden op de grond gaan liggen tot de wind het hinderlijke stof ver weg gedragen heeft. En dat heeft de wandelaar beslist ook tijd gekost, waardoor hij noodzakelijkerwijs later op zijn plaats van bestemming aankomt dan zonder die stofoverlast.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat zij niet in kan gaan tegen haar eigen orde, waar het bestaan van alle schepselen van afhangt, en daar ook eeuwig nooit tegenin zal gaan, moet ieder mens met een beetje verstand heel goed kunnen begrijpen, omdat daardoor het bestaan en het geluk van alle goede en zalige wezens gevaar zou lopen. Maar de hoogste wijsheid wil ook de weerspannige geesten en wezens tot het goede en ware brengen en heeft voor dit doel voor de deugdelijkste middelen gezorgd, die de verstokte zondaar weliswaar nooit als melk en honingzeem zullen smaken, -maar het zal toch steeds van zijn eigen wil afhangen om daar verandering in te brengen zodra hij zich wil voegen.
Hoofdstuk 69: De goddelijke liefde, haar zorg en wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Een ander wel, -maar dit niet! De wind van vanmorgen heeft het zo ver hierheen gevoerd; maar een andere wind zal het wel weer terugdrijven. Dat is nu juist het schip met die slechte mensen uit Jeruzalem, die Mij moeten vangen en doden. Maar nu bevinden zij zich in Mijn gevangenschap en zullen nog een paar dagen en nachten daarin moeten blijven, - dan moet een wind hen naar de kust achter Tiberias drijven en ze verlossen van hun kwelling. Daarop zullen zij helemaal ontnuchterd naar huis gaan en Mij niet zo gauw meer achtervolgen en naar het leven staan. Kijk, de wind is al bij hen en drijft het schip van deze oevers weg! Maar laten we ons daar niet verder in verdiepen; in huis wacht heel iets anders op ons! Laten we daarom in onze herberg gaan!'
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Als een heerser over een volk wil heersen, dan moet hij eerst een versterkte burcht voor zichzelf bouwen die door zijn vijanden niet veroverd kan worden. En als het volk dan ziet dat de heerser niet overwonnen kan worden, onderwerpt het zich aan hem en houdt zich aan zijn voorschriften. En zo moet Galilea ook voor ons een versterkte burcht worden die door de vijand van het licht niet gemakkelijk veroverd kan worden. Ik ben Zelf als Galileeër de eerste steen, en jullie geloof is de rots waarop Ik de burcht van God bouw. -Nu komt ook al de waard om ons aan de maaltijd te roepen. Laten we dus gaan!'
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zei DE TOLLENAAR: 'Ja, dan moet ik zelf wel bij hem navraag gaan doen wat er met jullie aan de hand is! Want bij ons wordt een strenge orde gehandhaafd, en wij moeten weten welke vreemdeling zich in de buurt van onze stad bevindt.'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar opmerkelijk is nog wel: Zij zijn joden, volgens hun zeggen uit Jeruzalem, en geven hoog op over hun Jehova, en vertellen dat zij alleen diegene met zekerheid kunnen helpen die in hun god gelooft en een groot offer in goud, zilver en edelstenen brengt. Dat offer moet men aan hen geven opdat zij het dan naar Jeruzalem kunnen zenden, waar een zekere hogepriester in een zeer heilige kamer van de tempel tot Jehova zal bidden voor de zieke, waarop het de zieke dan beslist beter zal gaan. Wat moeten wij Grieken daar echter van zeggen, terwijl wij toch al veel te veel goden hebben? Moeten we er nog een god bijnemen, opdat ook die ons niet helpt, zoals alle andere ons ook nog nooit ergens mee geholpen hebben, maar wel hun sluwe priesters, die in hun plaats met gewichtige, de goden toegewijde gezichten de rijkste offers ontvingen en deze heimelijk verkwistten aan allerlei kwalijke zaken en handelingen?!
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] DE TOLLENAAR zei: 'Ja, mijn zoon, bij dit nieuwe geloof van jou zullen ook ik en alle mensen van mijn huis ons getrouw aansluiten! Want alleen een God kan een volkomen dode weer in het leven terugroepen. Maar, onbekende meester en -dat zeg ik -God, die waardig is aanbeden te worden, bepaalt u nu wat ik met de drie dokters moet doen! Want hun manier om de lijdenden te helpen is beslist te slecht om hen helemaal ongestraft weg te laten gaan!'
Hoofdstuk 84: Het wegzenden van de drie dokters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] IK zei: 'Van allebei wat, er zit wat in! Maar wat er nu juist in zit, begrijp je niet. Watje echter denkt te begrijpen, is het niet! Want Ik kan nu net zo min uit Mijn lichaam gaan als jij; wil Ik als geest uittreden, dan moet dit lichaam eerst gedood worden. Maar de geest, die nu volkomen wakker in Mij leeft en werkt, kan in eeuwigheid niet gedood worden, maar zal eeuwig voortleven en -werken.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Wel, nu is ook dit geval opgehelderd, zodat je bij ieder geval dat hinderlijk zou kunnen zijn voor Mijn leer, precies weet watje moet doen! En omdat we nu niets meer te bespreken en te behandelen hebben, gaan we weer naar buiten. Misschien doet er zich hier of daar iets voor dat ons in de gelegenheid stelt er dieper over na te denken!'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...