Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 24 van 245

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[8] De HOOFDMAN zegt: "Nou, nou, het is al goed, mij schoot alleen een Oudromeinse domme rangorde door het hoofd, - maar ik ben alweer helemaal in orde! Maar wat mij hier het meest verbaast, is, dat de hemelse Raphaël het brood zo gretig opeet alsof hij van ons allen het hongerigst is! Dat is werkelijk erg merkwaardig! Hij is toch meer een geest dan een mens met een lichaam en toch eet hij alsof hij ooit op aarde geboren zou zijn! Dat bevalt mij bijzonder! -Maar ik merk dat brood alleen, hoe goed het ook smaakt, dorstig maakt, en daarom zou ik graag spoedig iets te drinken krijgen."
Hoofdstuk 151: De gezegende maaltijd op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg tegen de knechten: "Ga en zeg tegen hen, dat zij nu zonder met de sabbat rekening te houden rustig en opgewekt naar huis kunnen gaan, want hun geloof in de kracht van Mijn woord heeft hen geholpen!"
Hoofdstuk 154: De zieken in de herberg bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] EBAHL deelt nu het brood uit en breekt, om niet tekort te komen, slechts kleine stukken van het halve brood; maar het halve brood wil niet kleiner worden. Als hij echter ziet dat het niet kleiner wordt, hoewel hij alle berggasten voor een paar mondenvol extra gegeven had, begint hij grotere stukken erbij te geven, maar ook nu wordt het halve brood niet kleiner. Als hij dan ziet dat de berggasten nóg trek hebben, begint hij het uitdelen weer van voor af aan en breekt nu nog grotere stukken van het brood. En als hij rondgegaan is onder de goed dertig mensen die met ons de berg hebben bestegen, heeft hij nog een behoorlijk stuk in de hand en zegt tegen Mij: "Heer dat heb ik over. Zal dat wel genoeg zijn voor U, voor Raphaël, voor Jarah en voor mij?"
Hoofdstuk 151: De gezegende maaltijd op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: "Dat zijn nu echte hoerenhelden! Ze bedrijven alle soorten ontucht, en een echtbreuk is bij hen al een heel gewone zaak geworden. De vrouwen zijn bij hen van iedereen, en een maagd verkrachten is bij hen alleen maar een verzetje! Onder hen zijn echter ook knapenschenners en die, welke met maagden hun lusten op een onnatuurlijke sodomitische wijze botvieren, omdat zij zich zo willen vrijwaren van kwade besmettingen, maar waardoor ze andere nog ergere ziekten oplopen. Daarom heb Ik deze mensen zo hard ontvangen en ook weer weggestuurd, want alleen een hard woord kan hen nog enigszins verbeteren. "
Hoofdstuk 154: De zieken in de herberg bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "O ja, maar dat is dan geen toorn in de eigenlijke zin van het woord, maar slechts een speciaal vuur van de liefde in het hart, dat een heilzame kracht bezit. Daarmee werk ook Ik, als dat ergens nodig is. Als de liefde dat vuur niet zou hebben, zou de oneindigheid tot op heden nog helemaal zonder wezens zijn. Alle schepsels danken hun bestaan alleen maar aan de grote drang van de liefde van God.
Hoofdstuk 155: Liefdevuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als je zo'n feest instelt, lijk je op de tempelpriesters te Jeruzalem, die ook driemaal per jaar gedenkfeesten vieren en daarbij, vanwege het gebruik, aan de armen brood uit laten delen. Alsof zij dan van zo'n stukje brood van het ene feest tot het andere zonder verder voedsel zouden kunnen leven! O die onzinnigheid van zulke belachelijke feesten! Wél ontvangen de Farizeeën op zulke feestdagen zoveel grote offers, dat zij van de opbrengst van één feest honderd jaar royaal zouden kunnen leven, maar de arme moet er genoegen mee nemen om in een jaar driemaal een stuk brood van ternauwernood een achtste pond te krijgen. O wat een grote zotheid, domheid, blindheid en zelfzuchtige slechtheid! -Laat jij daarom je tafel zijn wat hij is, dan zul je daaraan het voor Mij prettigste feest vieren, als je dagelijks naar vermogen de een of de andere arme aan deze of ook aan een andere tafel verzadigt!
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Hebben jullie niet gezien dat Hij, over wie David spreekt en die nu hier lichamelijk temidden van ons leeft, over de zee heeft gelopen alsof het droog land was, en zagen jullie niet hoe Hij nu in een paar dagen alleen maar door Zijn woord, vele verschillende zieken heeft genezen? De blinden werden ziende, de doven horende, de melaatsen werden rein, de lammen en krom gegroeiden weer recht! En kijk eens naar deze voor ons liggende berg, hoe veranderde hij in een nacht! Wie kan bergen verzetten en de zee uit haar bedding optillen? Wie is Hij aan wie alle engelen en al de elementen gehoorzamen?! Kijk, daar staat Hij lichamelijk voor ons; Deze bedoelde David!
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Maar Hij zal niet altijd zo bij ons blijven, maar hij zal binnenkort weer opvaren naar Zijn eeuwige hemel, en wel met de blije stem van de eeuwige waarheid, waarmee Hij een nieuwe aarde en een nieuwe hemel heeft geschapen voor alle eeuwigheden der eeuwigheden. En Hij is en zal de Heer zijn, en de heldere klank van Zijn bazuin, die bestaat uit het tot ons gesproken woord, zal dat verkondigen aan alle schepselen op en in de aarde en op en voorbij alle sterren, zowel geestelijk als stoffelijk.
Hoofdstuk 158: De 47e psalm van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JARAH zegt: "Daarom zal Hij voor hen verschrikkelijk worden, want de winden zullen Zijn woord over de gehele aarde uitdragen! Wee hem, die het horen, begrijpen en tenslotte toch verwerpen zal!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Want wie echt door Mij gezegend wil zijn, moet Mijn woord, waarin alle genade, al het licht, alle waarheid en alle macht ligt, ook echt aannemen, omdat het anders onmogelijk is, hem wat voor genade dan ook te schenken.
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Na dit gesprek komen de dienaren al met wijn en brood en een hoeveelheid goed toebereide vissen aandragen en iedereen zet zich aan de rijk voorziene tafel. Jarah trekt Raphaël bij zich aan tafel en zet hem een grote vis voor om op te eten. Maar RAPHAËL zegt: "Lief zusje, dat is beslist teveel voor een avondmaal, geef me liever een kleinere vis!"
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JARAH zegt: "Oh, ik zag je toch vanmiddag een aantal van zulke vissen opeten, dus zul je het vanavond met deze ook wel klaar spelen! Eet maar! Kijk, mijn Heer Jezus is wel een eindeloos grotere en verhevenere geest dan jij, en toch eet Hij nu al met zichtbaar genoegen zijn tweede vis, daarbij drinkt Hij ook nog wijn en eet Hij steeds een stuk brood, zo moet jij het ook doen! Wees nu net als wij eens een mens, en doe, omdat je anders een hoofdengel van God bent, niet zo geringschattend over onze menselijke dingen!"
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Dit woord maakte allen verlegen, en de leerlingen vroegen Mij, wie Ik bedoeld had.
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen wij het schip aan de andere oever verlieten, moesten wij op Grieks gebied nog een behoorlijke voetreis maken om in de buurt van de beide steden te komen. Toen wij bij de grens van het grondgebied van Tyrus kwamen en deze tegen het invallen van de avond passeerden, liep een VROUW, uit Kana in Galiléa geboortig maar al vijftien jaar geleden met een Griek in deze streek getrouwd, ons na omdat zij Mij onderweg herkende. Zij riep daarbij: "Heer, Zoon van David, erbarm U over mij! Mijn dochter wordt kwalijk door de duivel geplaagd!" (Matth. 15:22) -Ik liet haar echter roepen, zei geen woord tegen haar en liep verder .
Hoofdstuk 168: Genezing van de dochter van de Kananese vrouw. Op de berg aan de Galilese zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik vind dan ook, dat in de toekomst, alle hemelse geesten, al zijn zij nog zo volmaakt, zich in moeten spannen om minstens zo te spreken als de Heer en Schepper van alle geesten, zonnen, werelden en mensen spreekt! Ook bij de ernstigste zaken blijft het woord van de Heer zo zacht klinken al de zachte wol van een lam, en Zijn woorden stromen als melk en honingzeem. Daarom zou iedere leraar en herder zich naar Hem moeten richten, want in een zachte spreektoon ligt naar mijn mening toch steeds de grootste kracht! Wie schreeuwt en heftig praat, krenkt vaak datgene wat hij eigenlijk wilde genezen. Let eens op het steeds vriendelijke gezicht van de Heer tegenover vriend en vijand, en wie zal zich erover verwonderen dat zieken gezond worden als Hij slechts naar hen kijkt?! Zo, lieve Raphaël, moet jij ook in woord en daad ten opzichte van mij en iedereen zijn, dan zal ieder van jouw stappen op deze aarde zegen verspreiden!"
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...