Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

32391 resultaten - Pagina 24 van 2160

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[7] Zou het dan niet mooier, verstandiger en menselijker zijn om meer doktoren en medicijnen voor ziek geworden zielen beschikbaar te stellen dan voor hun lichamen, die in korte tijd voedsel voor de wormen worden?!
Hoofdstuk 36: Zielsziekten en hun behandeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wie echter nog niet zo volmaakt is naar hart en ziel, kan zijn toevlucht nemen tot het eerder in Mijn toespraak aangeduide strijken met de handen, dan zal hij een lichamelijk zieke ook grote verzachting van zijn lijden geven. Hij zal hem ook in de magnetische slaap brengen, en de behandelde zal in de slaap voorspellen wat hem kan helpen. Het voorzegde moet dan zorgvuldig toegepast worden en na verloop van tijd zal het dan ook beter met de zieke gaan, weliswaar niet zo vlug als wanneer een geestelijk volgroeid mens hem de zegenrijke handen zou hebben opgelegd, waarbij de genezing ogenblikkelijk kan en mag plaatsvinden.
Hoofdstuk 41: Lichamelijke en geestelijke reinheid. Genezing op afstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Mijn hut en mijn akker zijn mijn legale eigendom. Wel, -met datgene wat zich als levende have op mijn bezit bevond, heb ik het om de reeds genoemde, ware beweegredenen nooit zo heel nauw genomen omdat ik een Spartaan ben. Wie Sparta en diens oude en zeer wijze wetten kent, zal het duidelijk zijn waarom ik het met kleine, zogenaamde diefstallen nooit zo nauw nam. De beide schapen, de geit en mijn ezel waren geen gekocht, maar eigenlijk ook geen gestolen bezit, want ik heb ze in het bos, zeg maar in het wild grazend gevonden, weliswaar niet in één keer, maar toch in verloop van tijd. De eigenaar van die grote bosweiden is ook eigenaar van vele duizenden van die dieren. Hem zal het geringe verlies zeker geen pijn gedaan hebben, - en mij kwam het zeer goed van pas!
Hoofdstuk 44: Het eigendomsbegrip van Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] IK zeg: "Nog even geduld, gun de ziel nog enige tijd om het te verwerken! Deze man zit nu vol met opgewonden gedachten en zou niet goed in de magnetische slaap te brengen zijn. Ook Zinka mag niet eerder aan hem voorgesteld worden als de daarvoor uitgekozene, dan wanneer het juiste moment daarvoor zal zijn aangebroken! Ik zal jullie daar wel het teken voor geven."
Hoofdstuk 47: De voorbereiding tot de magnetische slaap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] O Zinka! Daar, ja daar, daar is het onbeschrijflijk prachtig. Maar je zweeft nog steeds achter ons aan en je zegt nog steeds niets, maar daar kun jij niets aan doen, want je bent het niet zelf, maar het is slechts een vluchtig spiegelbeeld van jou. Ach, kon jij zoiets ook maar zien, maar dan ook daarvan levendig de juiste indrukken meenemen naar het aardse leven, -wat zou je dan een gedenk waardig mens zijn! Ik zou dat ook kunnen zijn als ik mij dat alles zou kunnen herinneren, maar er zal mij helemaal niets bij blijven! Maar de vriend zegt, dat mij in de loop van de tijd alles weer levendig voor de geest zal komen, maar vooraf zal ik ook lichamelijk deze doornige weg, die zich nog wel aan zal dienen, moeten volgen"
Hoofdstuk 52: Zorels ziel op de weg van de zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] O, nu erken ik wel dat er maar één ware God is, maar slechts zij zullen Zijn heilig aangezicht zien, die een volkomen rein hart hebben! Ik zal dat wel niet gemakkelijk te zien krijgen, want mijn hart was reeds heel erg onrein! Jou zal dat wel lukken, vriend Zinka, want aan jouw hart ontdek ik vrijwel niets onreins, behalve de plaats en de draad waardoor jij noodzakelijkerwijs nog enige tijd met de wereld verbonden moet blijven!
Hoofdstuk 53: Zorel in het paradijs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De behoefte van de liefde drukt zich uit in vormen van licht. Maar de vormen ontstaan en vergaan meteen weer, zoals bij een mens de beelden achter de oogleden van de gesloten ogen tijdens een verhitte fantasie. Er komen steeds weer andere beelden, zij worden groter en nemen langzaam maar zeker meer blijvende en herkenbare vormen aan. Maar bij de voltooide mensen, zoals dat bij mij nu natuurlijk maar voor korte tijd het geval is, blijft de gedachte in zijn vorm bestaan omdat hij, door de wil gegrepen, meteen door een snelle omhulling in de opgetreden vorm wordt vastgehouden en deze niet meer kan veranderen. Omdat de omhulling echter oorspronkelijk slechts heel etherisch teer en daarom ook doorschijnend is, dringt er van de schepper van de nu vastgelegde gedachte voortdurend meer licht en warmte naar binnen. Dit vergroot het eigen licht en de eigen warmte van de vastgelegde gedachte, die oorspronkelijk uit deze beide geestelijke elementen ontstond. De zo gevormde gedachte begint zich al gauw meer en meer te ontwikkelen en wordt volgens het licht van de wijsheid en de volmaakte kennis, waarvoor iedere constructie, ook al is die nog zo kunstig helderder dan de helderste dag is, in al haar noodzakelijke delen, verbindingen en opbouw, doelmatig en als een zinvol geheel ingericht. Als de gedachte eenmaal de organische inrichting heeft, begint in haar zich hierin ook al een eigen leven van zichzelf bewust te worden en zich voor te bereiden.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar nu is het moment aangebroken waarop jij, Zinka, Zorel je handen tegengesteld moet opleggen zodat hij wakker wordt. Als hij wakker wordt, geef jij, Marcus, hem wijn met wat water, opdat zijn lichaam zijn vroegere kracht terugkrijgt! Maar als hij na het ontwaken dezelfde taal uitslaat als eerst, erger je dan niet en herinner hem helemaal niet aan wat hij tijdens zijn extase heeft gesproken, want dat zou hem lichamelijk kwaad kunnen doen. Lach hem echter ook niet uit als hij met de een of andere domheid aan komt! Heel geleidelijk kunnen jullie zijn aandacht meer en meer op Mij richten, maar niet te snel, omdat daardoor voor hem veel voor lange tijd bedorven zou kunnen worden! Zinka, doe jij nu je werk, want Marcus is er al met de wijn en het water!"
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] ZINKA zegt: "Die man is een timmermanszoon uit Nazareth, dat boven Kapérnaum ligt, - maar niet uit het gehucht met diezelfde naam dat achter het gebergte ligt en grotendeels door de smerige Grieken bewoond wordt. Hij beoefent het ambt van heiland en hij is buitengewoon bekwaam in zijn kunde, want wie hij helpt, is genezen. Zijn naam komt overeen met zijn karakter, daarom heet hij 'Jezus', wat betekent heiland van zowel zielen als zieke ledematen. Nog groter is de kracht van zijn wil en handen, en bovendien is hij zo goed en zo wijs als een engel. Nu weet je alles waarom je gevraagd hebt. Als je soms nog iets te vragen hebt, doe dat dan, - anders konden de hoge heren wel eens iets gaan doen en dan zou ons weinig tijd overblijven nog veel met elkaar te bepraten!"
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Het ergste aan jouw persoon is dat je heimelijk slavenhandelaar bent geweest, de laatste tijd met twaalf tot veertienjarige meisjes uit Klein-Azië. Je verhandelde hen naar Egypte en naar Perzië, en die waardevolle meisjes kwamen vaak in heel slechte handen terecht en slechts zelden in goede. Dat zulke meisjes door degene die hen gekocht had, terstond op de snoodste wijze verkracht werden, kun je je wel voorstellen. Als het bij de natuurlijke geslachtsgemeenschap gebleven was, zou de schuld nog niet zo bijzonder groot zijn; maar op wat voor manier zijn er sommigen in Alexandrië, in Cairo, in Thebe en in Memphis toegetakeld! En hoe worden zij nog steeds toegetakeld! Als je kon zien hoe zo'n arm meisje voor het genot van een grotere zinnenprikkeling door haar duivelachtige heer met roeden en zwepen gemarteld wordt, dan zou je jezelf, ondanks je geringe medegevoel, vervloeken omdat je uit lage hebzucht een mens in zo'n onbeschrijfelijke ellende hebt gestort!
Hoofdstuk 64: Zorels verleden als slavenhandelaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Ik bezat vanaf mijn geboorte een opvliegend karakter. In plaats van met een zachte en verstandige opvoeding verbetering daarin te brengen en mijn verstand zoveel mogelijk te ontwikkelen, trachtte men mij met alle straffen die er maar zijn te verbeteren. Mijn ouders waren steeds mijn grootste kwelgeesten! Als zij verstand met goede wil hadden laten samengaan dan zouden zij van mij een engel der Joden hebben kunnen maken; maar met die vele straffen werd ik een tijger! En bij wie ligt de schuld dat ik een tijger werd? Ten eerste kreeg ik voordat ik verwekt en geboren werd geen gelegenheid om wijzere ouders uit te zoeken, en ten tweede was ik na mijn geboorte zeker nog lange tijd geen Plato of Frygius en helemaal geen Socrates, en daarom kon ik mijzelf niet opvoeden! Maar wat had er dan moeten gebeuren om van mij een goed mens en geen tijger te maken?
Hoofdstuk 70: Zorel rechtvaardigt zijn karakter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Dan zou men je eerst zorgvuldig al het ware bij moeten brengen, je de ware weg wijzen en je gedurende enige tijd daarop leiden! Als iemand, die in deze waarheid volmaakt onderwezen zou zijn, toch weer in zijn oude fouten zou terugvallen en net zo slecht zou handelen als voorheen, zou hij wél zondigen, omdat hij dan tegen zijn vaste overtuiging in zou handelen en zijn geweten in grote onrust zou brengen. De beelden die jij gebruikte, deugen daarom alleen voor mensen die net als de dieren nog nooit enige waarheid hebben gekend. Maar jij bent geen leek in de echte waarheid, jij kent die daarentegen bijna net zo goed als ik die ken en je hebt deze als zodanig ook allang gekend. En je geweten heeft je ook altijd bij elke slechte daad van je aangeklaagd, maar jij schonk daar weinig aandacht aan en probeerde het door allerlei valse, verstandelijke overwegingen te overstemmen. Je voelde ook altijd berouw als je iets slechts had gedaan tegen je overtuiging en je geweten in, maar tot boete en werkelijke verbetering kwam het bij jou tot op heden nog niet.
Hoofdstuk 72: Johannes geeft Zorel advies zijn leven te beteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] ZOREL zegt: "Geëerde heer en gebieder! Uw wil is wet! Alles van u is genade voor mij, maar laat mij alstublieft niet alleen en neem mij in uw dienst! Zoals ik mijn oude lompen voor altijd heb uitgetrokken, zo zal ik ook mijn slechte, oude mens afdanken en een heel ander mens worden! Dat kunt u van mij aannemen! Zo slecht als ik was, zo goed wil ik weer worden, om tijdens de mij eventueel nog resterende tijd van mijn leven dat, wat ik allemaal aan kwaad heb aangericht, enigszins goed te maken.
Hoofdstuk 75: Cyrenius ontfermt zich over Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] De man moet vóór zijn vierentwintigste jaar geen meisje aanraken -jullie weten wel, op welke manier Ik dat vooral bedoel -, en het meisje moet zeker achttien jaar zijn of minstens voluit zeventien; vóór die tijd kan zij niet rijp zijn en mag zij geen man bekennen, want een enkele maal komt het voor dat een meisje al vóór die leeftijd schijnbaar rijp is. Komt zij echter te vroeg in aanraking met een wellustige man, dan is haar lichaam reeds geschonden en zij wordt een zwakke en door hartstochten beheerste ziel.
Hoofdstuk 80: De lichamelijke lust. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Als een wellustig iemand echter naar andere bevredigingsmiddelen grijpt dan de door Mij daarvoor bestemde schoot van de vrouw, zal hij moeilijk ooit Mijn aanschijn zien! Mozes heeft weliswaar de steniging daarvoor gelast, die Ik daarom niet geheel ophef omdat het een harde straf is voor dergelijke reeds geheel duivelse misdaden en misdadigers, maar Ik geef jullie slechts de vaderlijke raad geef zulke zondaars uit de gemeenten te verwijderen, hen eerst in een verbanningsoord grote nood te laten lijden en pas wanneer zij bijna naakt bij de grenzen van het vaderland aankomen, weer aan te nemen, in een instituut voor geestelijke verzorging onder te brengen en hen daar niet eerder uit te laten tot zulke mensen zich geheel en al verbeterd hebben. Als zij na grondige controle gedurende langere tijd duidelijk bewezen hebben dat zij genezen zijn, kunnen zij weer in de gemeenschap terugkeren. Wanneer zich echter ook nog maar het geringste spoortje vertoont van zinnelijke aanvechtingen kunnen zij beter hun leven lang opgesloten blijven, wat veel beter en heilzamer is dan dat de onbedorven mensen van een gemeenschap door hen verpest worden.
Hoofdstuk 80: De lichamelijke lust. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...