Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5822 resultaten - Pagina 24 van 389

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[10] Maar Ahab, die erg goed op de hoogte was met de schrift, hoorde het gesprek van de leerlingen en zei tegen hen: 'Als Hij datgene is, wat ik nu vast geloof dat Hij beslist moet zijn, dan zou, omdat Hij nu steeds door en niet zonder gelijkenissen spreekt (Matth. 13:34), datgene wat Jesaja over de komende Messias voorspeld heeft op Hem betrekking kunnen hebben, namelijk toen hij zei: 'Ik zal spreken in gelijkenissen en zal vertellen, wat vanaf het begin der wereld voor alle mensen een geheim was!' (Matth. 13:35)
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar Ahab, die niet ingestemd had met deze vraag, zei tegen de leerlingen en verscheidene anderen: 'Vrienden, die vraag en die verwondering was weer echt dom en niet op zijn plaats! Jullie zijn toch al zo lang in Zijn omgeving, en toch verwonder je je nog net zo, alsof dit het eerste teken is dat je ziet gebeuren! Ik ben nog geen hele dag bij jullie, en voor mij is dat allemaal al net zo begrijpelijk, als wat dan ook maar voor een mens begrijpelijk kan zijn! Als Hij namelijk de grote beloofde Messias is, Die volgens David niets meer en niets minder is dan Jehova Zelf in vleselijke gedaante, dan zal het voor Hem toch erg eenvoudig zijn om aan een storm op zee een eind te maken, daar het voor Hem zeker niet moeilijk was de gehele wereld te scheppen! Als dat echter onweerlegbaar zo is en jullie Hem kennen, hoe kunnen jullie dan zo'n vraag en zo'n verwondering in je hart hebben?!'
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar wie troffen we daar ook aan? - Jaïruth, de rijke koopman uit Sichar, die het oude slot van Ezau bewoonde en bezat, en Jonaël, de reeds bekende opperpriester uit dezelfde stad; beiden waren door de engel, die bij Jaïruth was, daarheen gebracht; want zij hadden heel belangrijke zaken met Mij te bespreken. En dat was dus werkelijk een heel aangename, echt hemelse verrassing.
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kisjonah zegt: 'Heer, dat alle dingen bij U mogelijk zijn, daar ben ik vast van overtuigd en daarover heb ik helemaal dezelfde mening en hetzelfde geloof als onze jonge Farizeeër Ahab; maar hoe deze heel teer gebouwde jongeman, die eigenlijk nog maar een knaap is, die grote hoeveelheid werk kan verrichten en ons allen zal bedienen, terwijl we toch met een paar honderd mensen hier aanwezig zijn, dat is, Heer, hoewel ik er niet in het geringste aan twijfel te raadselachtig voor mij!',
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De jongeman antwoordt: 'U bent wel erg nieuwsgierig; maar ik kan u alleen maar zeggen, dat ik zonder Hem, Die nu bij u in deze wereld woont, niets kan doen; Hij is Degene, Die al zulke dingen doet! Hoe Hij dat alles doet, moet u dus aan Hem vragen; want de kracht om deze dingen te doen is niet van mij, maar van de Heer die Zijn onderdak bij u kiest. Ga en vraag het dus aan Hem!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Zo'n school kan zich ook altijd in Mijn zegen verheugen, als ze Mijn grondslag bewaart. Maar helaas, zoals de wereld alles bederft, zo zal ze in de loop der tijd deze school, net.als Mijn zuivere leer, niet ongemoeid laten, en zo is er op deze wereld niets dat blijft! Want de hele wereld is nu in duisternis gehuld en staat in satans dienst! Maar laten we nu naar de heuvel gaan!' Ik en Kisjonah gaan voorop en alle leerlingen en alle bedienden van Kisjonah volgen ons op de voet.
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Maar Ik antwoordde: 'Hebben jullie niet gehoord, wat Kisjonah ter gedachtenis aan Mij op deze heuvel wil oprichten, en dat Ik hem vertelde hoe het jammer genoeg zo'n instelling in deze wereld zal vergaan? Wel, dat had betrekking op de goede akker, die met de zuiverste tarwe bezaaid werd en toch een grote hoeveelheid onkruid temidden van de tarwe liet opschieten! Zie, deze gelijkenis betekent het volgende:
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik antwoord hem: 'Vriend, maak je daarover geen zorgen; want men kan Mij slechts zover benaderen en kwaad doen, als Mijn Vader, die in Mij is -zoals Ik in Hem ben, het toelaat; en wat allemaal toegelaten wordt tot heil van alle mensen en ter vervulling van de schrift, dat weet Ik al sinds eeuwen! AI de profeten hadden nooit zo kunnen voorspellen, als Ik het niet vooruit had geweten; want dezelfde geest, die in alle volheid in Mij woont en nu zo tegen jou spreekt, heeft ook zo tegen de profeten gesproken wat je in de schrift leest! Maar omdat nu dezelfde geest hier is, moet Hij datgene vervullen, wat Hij over Zichzelf door de profeten geprofeteerd heeft! En heb jij daarover maar geen zorg! Want deze almachtige geest weet wel wat Hij doet!'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik, of zoals de Joden zeggen, de Mensenzoon, strooi het goede zaad uit. (Matth.13:37) De wereld is de akker; het goede zaad zijn de kinderen van het Rijk; het onkruid zijn echter de kinderen van het kwade. (Matth.13:38) De vijand die ze zaait, is de duivel; de oogst is het einde der wereld, en de maaiers zijn de engelen! (Matth.13:39) Net zoals men het onkruid op de akker wiedt, het in bossen bindt en vervolgens verbrandt, zo zal het ook aan het eind van de wereld gaan! (Matth. 13:40)
Hoofdstuk 197: Verklaring van de gelijkenis van het onkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar zo zal het ook aan het einde der wereld gaan: de engelen zullen er op uit trekken en de slechten scheiden van de rechtvaardigen (Matth.13:49) en zij zullen hen in de vuuroven van hun eigen boze hart werpen, en daar zal een groot gehuil en geklapper met de tanden zijn (Matth.13:50), hetgeen de echte duisternis is voor de slechte ziel, die daarna met haar verbrande wereldse verstand zoeken zal naar dingen om haar slechte liefde te bevredigen, maar nooit iets vinden zal!' - En Ik vroeg de over dit beeld wat piekerende leerlingen na een poosje: 'Hebben jullie dit beeld ook helemaal begrepen?'
Hoofdstuk 199: De gelijkenis van de grote parel en het net. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Wij verlangen geen vredig paradijs op deze wereld, maar het minste is toch wel, dat we niet met duivels in een totale hel moeten leven; bescherm ons daarvoor, o Heer!'
Hoofdstuk 200: Bescherm ons daarvoor, o Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Vrienden, Ik heb wel geweten dat het in zeer korte tijd zo zou gaan opdat de satan zijn werk afmaakt; maar degenen, die naar de heidenen gevlucht zijn, zouden hier in Galiléa ook onderdak gekregen hebben, en degenen, die Mijn naam vervloekt hebben om hun aardse bezit niet te verliezen, zouden er beter aan hebben gedaan, zich van de wereld los te maken, dan zich onder de vervloeking van Mijn naam te verzekeren van hun bezit, waaraan de eeuwige dood kleeft. Want ieder mens moet toch eenmaal alles verlaten.
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Hoe moeilijk zal het zijn voor degene die veel heeft, om zich eenmaal daarvan los te maken, en hoe licht zal diegene afscheid nemen van de wereld, die geen goederen uit haar schoot bezat en nog bovendien terwille van Mijn naam overal werd vervolgd! Die veracht de wereld, en hij zal zeker niet om haar treuren als hij, terwijl hij het hemelrijk helder voor zich ziet, deze duistere verderfelijke wereld verlaat.
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Weet, dat zoals het goud in het vuur niet verandert en pas daarin haar grote waarde krijgt, zo moet het ook gaan bij jullie, die werkelijk Mijn leerlingen en volgelingen willen zijn; want Mijn rijk, waarvoor wij allen nu werken, is niet van deze wereld, maar van die grote eeuwig onvergankelijke, die op dit aardse, materiële, korte proefleven volgt!
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] En daarom geef Ik jullie voor deze wereld geen vrede, maar het zwaard; want door de strijd met de wereld en met alles wat zij je biedt, moet je je de vrijheid van het eeuwige leven bevechten!
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...