Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 24 van 1112

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[12] Als Ik op zo'n deemoedig schip kom, herken Ik dat als een schip dat Mijn leerlingen draagt; zo'n schip nader Ik dan en Ik ga aan boord. Waarom dan? Ten eerste, omdat het schip niet zo snel loopt, omdat het geen zeilen en geen raderen heeft, er zijn alleen maar roeiriemen, waardoor je nooit zo heel snel vooruit kunt komen: en Ik kan het dan gemakkelijk inhalen; ten tweede, omdat zo'n schip geen doodskring om zich heen heeft, waar Ik geen vriend van ben, omdat Ik Zelf het leven ben; en ten derde, omdat men vanaf de oppervlakte van het water gemakkelijk zonder enige inspanning op een schip, dat zo laag ligt, kan komen.
Hoofdstuk 20: 'En toen Hij zag dat zij zich aftobden met het roeien, want zij hadden de wind tegen, kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake tot hen, terwijl Hij op de zee liep; en Hij wilde hen voorbijgaan' (Mark.:6:48) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[28] De kinderen zij n in de natuurlijke betekenis overeenkomstig de stromen van levend water uit de lendenen van het lichaam. Daarbij duiden het 'lichaam' * (*'In de Duitse Bijbelvertaling M.Luther staat in Joh. 7 :38 'lichaam' i.p.v. 'binnenste'.) of de 'lendenen' in deze tekst een materieel beeld aan van de liefdedaad zelf en de hele tekst luidt in onthulde toestand aldus: 'Wie zich in zijn hart aan Mij houdt, diens werken zullen bevorderlijk zijn tot het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 34: 'Wie in Mij gelooft, zoals de schrift zegt: stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien' (Joh 7:38) 135 - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[2] De beide mannen werpen het net over boord en nauwelijks is het in het water uitgespreid, of een onmiskenbaar monster van een vis zwemt er in. Daar hij het sterke net niet kapot kan trekken, sleept hij steeds woedender en woedender het schip pijlsnel over de oppervlakte met zich mee.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Alles gebeurt als afgesproken. Maar als de vis die scherpe en zware werphaak in het vlees voelt dringen, begint hij heel verschrikkelijk (in de ogen van bisschop Martinus) te kronkelen en zich te verzetten. Hij veroorzaakt daardoor machtige vloedgolven op de oever, zodat onze nieuwe visser Martinus soms geheel door het water overspoeld wordt, wat hem des te meer hindert, omdat de muil van de vis met de vele tanden bij het vasthouden van het touw, heel dichtbij komt en naar hem hapt. Hij is heel erg angstig, maar nu meer om Mij dan om zichzelf, omdat hij ziet hoe de vis met zijn krachtige staart het schip reeds enige malen geheel boven het water uittilde en dan weer naar beneden smeet.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Deze zee komt zeker van de zondvloed af, waarvan het water ook die grote hoeveelheden menselijke doodzonden in zich heeft opgenomen, waaronder ook de mijne zich anticipando* (* Van te voren.) hebben bevonden? Op deze manier kan ik mij de zaak wel een beetje voorstellen, op een andere manier absoluut niet!
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Maar dat je zonden zich als allerlei vissen en ook in de gestalte van kleine en grote zeemonsters vertonen, vindt zijn oorzaak in het feit dat elke zonde de ziel beschadigt. Daardoor wordt de samenhang verbroken van de eindeloos vele oorspronkelijke bestanddelen van de ziel, die aanvankelijk in het water ontstaan en in Gods liefdevuur in het hart van de mens tot volledige ontwikkeling gebracht worden, dat wil zeggen tot een volkomen evenbeeld van God.
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Waar echter uitgestrekte gebergten veel water naar de oppervlakte brengen en dit in de zeer grote, uitgestrekte vlakten samenstroomt en zich daar zonder weerstand kan verspreiden en maar heel langzaam naar de zee stroomt, daar moet zich dientengevolge ook de grootste en breedste rivier bevinden. Zonder dat zich daarin meer van de Godheid hoeft te bevinden dan in een regendruppel! Zeg me, ben je met dit antwoord tevreden?'
Hoofdstuk 31: Kritische vragen van Martinus en de antwoorden van de wijze man - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Zelfs de landschappen veranderen! Waar eerder vlak land was, groeit opeens een reusachtige berg; deze drijft water met zich mee naar boven en uitgestrekte velden veranderen in zeeën. De bergen exploderen en dan storten ontelbare brandende werelden uit de opening van de berg en vluchten of vallen dan, alsof ze door groot geweld worden gedreven, naar buiten in het eindeloze heelal. Daarentegen vallen er evenveel weer terug uit de eindeloze ruimte en vergaan als afzonderlijke sneeuwvlokken, die op warme bodems vallen.
Hoofdstuk 47: Het geheim van de tiende kamer - Over het wezen van het licht De wonderen van de zonnewereld - Schoonheid als uitdrukking van innerlijke volmaaktheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Met deze woorden stort hij zich weliswaar ook in zee, maar deze laat hem niet ondergaan, omdat het niet zijn element is. Broeder, dat is merkwaardig, die loopt nu op het water rond, zoals iemand van ons op het droge land en zoekt klagend zijn dochter. Wat daar nog allemaal uit voort zal komen?
Hoofdstuk 81: Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] En nu is het uit! Geen kikker en geen klein kikkertje meer te zien. Alleen de ouders staan nog aan de oever en staren naar beneden in de diepte, om van hun dochters misschien toch nog het laatste puntje schorpioenstaart te ontdekken. Maar ze ontdekken niets, evenmin als de eerste die nog steeds op het water rondloopt en zijn dochter zoekt. Hij roept enkelen naar zich toe en zegt, dat het water zo vast is als steen.
Hoofdstuk 81: Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] De oude mensen staren hun nu wanhopig na. Enkele proberen op dringend aanraden van de ene, hun voeten op het water te zetten - en kijk, het gaat. Nu rennen ze er allemaal naar toe en willen de twee achterna; maar men komt met het hardlopen niet snel vooruit, want de oppervlakte van het water moet uiterst glad zijn en hachelijk, daar deze oude hardlopers aan een stuk door over elkaar heen vallen. De eerste die zich in het water wilde storten komt tamelijk goed vooruit, maar de anderen vallen voortdurend en komen bijna niet van hun plaats. Nu, deze zullen wel voor de eerste en laatste keer op dit ijs gaan dansen!
Hoofdstuk 81: Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[25] Nu zijn de oude mensen die zich nog op het water bevinden al helemaal in de stormwolken gehuld en roepen heftig om hulp. Maar er komt van geen enkele kant hulp, behalve dat de storm zelf hen door zijn kracht dichter naar de oever schuift, ongeveer zo, als wanneer een sterke wind voorwerpen voor zich uit zou schuiven die op een ijsvlakte zouden liggen.
Hoofdstuk 82: Het optreden van de dames van het H. Hart van Jezus - De helse storm op zee - Het vangen van het stormgespuis in een zak – Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Wacht, nu schiet er plotseling een heldere gedachte door mij heen! Ja, ja, zo is het, ik heb 't al: De kelk betekent het vat van genade en medelijden van de Heer, waarin deze dames nu zijn opgenomen. En het water in dit vat is levend, waarin deze dames - die nu nog in de gedaante van een vis zijn - spoedig in de gedaante van een mens zullen veranderen. Het groter worden van de kelk duidt op de vermeerdering van de genade en erbarming. De gedaante van de vissen lijkt die van de deemoedige, vrije boetelingen te zijn, en trouwens van alle mensen die uit volledig vrije wil door het woord Gods voor het Godsrijk worden gevangen of eerder nog zich gewillig laten vangen. Daarom heeft de Heer Zelf de apostelen reeds 'vissers van mensen' genoemd.
Hoofdstuk 83: Martinus' verlangen naar de Heer - De vissen in de zak – Het sorteren van de vissen - De kelk, het vat van genade en andere analogieën - Het begin van de verlossing van Martinus' geest - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik zou graag precies willen weten, waardoor het water in deze reuzekelk zo erg verhit wordt? Het kookt immers nog steeds erger en erger en de vissen worden door de kokende golven zo door elkaar gedreven als los zand boven een hevig opborrelende bron. O wee, o wee; o jeminee - hoe de arme vissen nu toch - ach, ach; dat is toch alles wat je kunt zien en zeggen! Zie daar, hoe ze nu rondgedreven worden door de steeds heftiger wordende kokende golven, hoe ze zich kronkelen en in elkaar krimpen en wat voor jammerlijk geschreeuw uit de kelk opstijgt!
Hoofdstuk 84: Begin van het derde tafereel van het hemelse drama - De genadekelk met het kokende water - De helse muur - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] O, o, o - nu is het met zijn kop al bijna bij de rand van de grote kelk en doet met een reusachtig lange, gespleten tong pogingen om de kelk om te stoten. Maar de kelk staat stevig en laat zich ook niet in het minst in beweging brengen. Ook binnenin beweegt niets, noch het water noch de vroegere bewoners ervan.
Hoofdstuk 85: Het naderen van de catastrofe - De oude slang, de twaalf engelen van het oordeel en de afgrond - Heerlijke overwinning en kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...