Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 24 van 1037

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[1] Nu stapt een zeer geziene man uit de omgeving van Kapérnaum naar voren en zegt: 'Zeer hooggeëerde dienaren van Jehova in de tempel te Jeruzalem! De door u in uw vraag aan ons genoemde Jezus, is zoals men dat noemt uit deze streek en stad geboortig en heeft zich steeds ordentelijk en ten allen tijde buitengewoon godvruchtig gedragen! Men zag hem zeer vaak langdurig bidden; niemand heeft hem ooit zien lachen, maar men heeft hem daarentegen wel vaak zien wenen op geheime stille plaatsen, die hij vaak bezocht.
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Met een vriendelijke trek op je gezicht luister je naar onze klachten, terwijl in je binnenste de onverzoenlijkste wraakzucht loert ten opzichte van degenen die klachten inbrengen, en als je dat kon, zou je ons nu al met sodomietisch vuur uit de hemel willen verdelgen! Maar vergeet het maar, jullie boosaardig addervuil en schorpioenengebroed! Hier hebben wij Romeinen het voor het zeggen en we zullen jullie de weg van hier naar Jeruzalem wel weten te wijzen, als je niet uit je zelf maakt dat je wegkomt!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Deze toespraak maakte de drie schriftgeleerden natuurlijk razend van woede; maar ze durfden nu voor het talrijke publiek niets meer te zeggen en kozen daarom door een achterpoortje het hazenpad, en wel de weg naar Kapérnaum, waar de meeste Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem zich ophielden en waar ze helemaal vrij waren om zich bezig te houden met alles wat maar te bedenken was op het gebied van hoererij en bedriegerij.
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Toen de drie op deze manier de synagoge verlaten hadden, kwam er iemand anders naar voren en bracht de spreker de algemene dank over van alle aanwezige afgevaardigden en de afzonderlijke klagers, en voegde daar nog aan toe: ' Als we niet net als de Samaritanen doen, zullen die beesten ons niet met rust laten! Hun namen moeten voor ons verachtelijker worden dan die van Gog en Magog, en Jeruzalem moet voor ons alleen maar goed genoeg zijn om tegen te plassen, anders worden we nooit bevrijd van deze plaag, die erger is dan de pest!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] De spreker zegt: 'Dat zou ik ook menen; maar daarover zouden we ons vooraf toch moeten verstaan met de Romeinse prefect in Kapérnaum, om te horen of hij het daar mee eens is. Want de Romeinen hebben het hier toch al niet zo gemakkelijk met ons priesterdom, want de tempel staat naar men zegt steeds in geheime briefwisseling met de vorst van Rome!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wat voor plezier en blijdschap kan iemand echter, als hij wijs is, er wel er aan beleven, als een blinde, die langs de weg loopt, tegen een ziende, die dezelfde richting uitgaat, zegt: 'Vriend, ik ben de weg kwijt en ik weet niet meer of ik nu heen of terug ga; vóór mij moet mijn huis zijn. Volgens het aantal passen dat ik telde, zou ik al vlak bij het huis moeten zijn; maar als ik, omdat ik me gemakkelijk vergis als blinde, in plaats van heen, terug ben gegaan, dan moet ik nu verder van het huis af zijn, dan waar ik was toen ik naar huis wilde gaan. Wees zo goed en breng me op de goede weg naar mijn huis!'
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Als je dit alles nu in je hart begrepen hebt, laten wij dan nu ook uit deze lege synagoge naar huis gaan; want het middagmaal zal wel klaar staan! Kom dus nu maar mee!'
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar onderweg komen we ook Judas Iskariot tegen en die vraagt ons waar we toch geweest zijn en waar we nu naar toe gaan. Want hij was niet in de synagoge, omdat hij met zijn vis en zijn pottenbakkerswaren op de markt gestaan had en ook veel geld geïnd had, wat hem veel plezier verschafte. Toch ging hij met ons mee naar Mijn huis en liet zich daar het eten goed smaken, omdat het hem niets kostte. Maar na de maaltijd ging hij weer meteen naar zijn marktkraam en deed daar zijn geldzaken, want de markt duurde drie dagen, en allerlei kooplieden deden daar veel zaken en maakten goed geld voor hun waren.
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Maria haast zich naar de voorraadkamer en vindt deze volgepakt met brood, meel, vruchten, gerookte en verse vis, met melk, kaas, boter en honing! Als moeder zo'n grote voorraad in de voorraadkamer ziet, dan beangstigt dat haar; ze komt vlug naar Mij terug, valt voor Mij op de knieën en dankt Mij knielend voor zo'n rijke verzorging van haar voorraadkamer! Ik buk Mij echter snel en hef moeder op, en zeg tegen haar: 'Wat doet u voor Mij, wat alleen de Vader toekomt? Sta op; want wij kennen elkaar toch al dertig jaar, en Ik ben nog steeds Dezelfde en niet veranderd!'
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De leerlingen komen naar Mij toe en zeggen: 'Kijk toch eens wat een lieve vrouw, en wat een bijzonder liefdevolle moeder! Ze is nu toch al vijf en veertig jaar oud en ziet er uit, als was ze net twintig geworden. En ze is zo buitengewoon lief en bezorgd en wat zwelt haar werkelijk heilige zuivere borst van pure moederliefde! Echt, het is een vrouw, die verheven is boven alle andere vrouwen op aarde!'
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Petrus zegt: 'Kijk, het woord en de daad van de Heer zijn heilig; hoe gelukkig zouden alle mensen op aarde zijn, als ze deze leer al hadden en er naar leefden! Maar er zijn zoveel haken en ogen, - O, wanneer zal deze leer een heilig gemeengoed van alle mensen op aarde zijn? En als de Heer bovendien nog het één en ander zal laten gebeuren, hoe zal dan binnenkort deze leer er uitzien?! Waarlijk, het zal nog gebeuren dat deze heerlijke zielespijs op den duur nog in honden en varkensvoer verandert! Wel, broeder, dat is het wat mij mijn hoofd deed schudden en de schouders ophalen!'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] We zetten ons aan de maaltijd en beginnen deze heel welgemoed en opgewekt op te eten, als Judas de deur binnenkomt en ons de mantel uitveegt omdat we geen bode naar hem gestuurd hebben, want we konden toch wel weten dat hij het druk had en niet steeds kon komen navragen, wanneer we gingen eten! Want hij veronderstelde, dat hij toch ook wel tot ons gezelschap behoorde! Thomas maakt zich erg kwaad over deze opmerking en zegt: 'Heer, nu komt er toch wel een eind aan mij.n zelfbeheersing! Hij moet toch maar weer eens met mijn vuisten kennis maken!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Thomas werd alweer boos en zei tegen Judas Iskariot: ' Jij blijft toch ook altijd dezelfde onbehouwen en ongemanierde mens, die je altijd al was; ga naar de voorraadkamer en kijk of onze vissen oud zijn! Als jij uitgehongerd als een wolf in één keer een zeven pond zware vis verzwelgt, daarbij een hele kruik vol water leegdrinkt, genoeg voor twintig mensen, en tevens nog een nu juist niet zo klein brood opeet, dan moet je wel iets drukkends in je maag voelen! Als het je echter zoveel pijn doet, dan hebben wij toch de beste dokter in ons midden; vraag Hem, dan zal Hij je wel helpen!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Judas Iskariot zegt: 'Ah, je meent het werkelijk goed met mij; ik zou nooit geloofd hebben, dat jij zo'n goede vriend van mij was! Goed, ik zal dan nu toch maar Jezus, de zoon van dit huis, om werkelijk hulp vragen en dan zien we wel of Hij mij, zoals jij dat denkt, zal verplichte om in een varkenskudde te gaan!' Nu wendt Judas zich tot Mij en klaagt zijn nood. Maar Ik zeg: 'Ga naar je potten, daar zal het wel beter gaan met Je maag.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar vlug daarna komen drie Farizeeën uit Kapérnaum het huis binnen en vragen of Ik thuis ben. Als men hen zegt dat Ik thuis ben, stappen ze direkt de eetzaal binnen en vragen daar weer naar Mij; want ze kenden Mij niet persoonlijk.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...