Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 24 van 342

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[5] De LEERLINGEN zeggen: "Heer, U weet toch dat wij U boven alles liefhebben en heel goed weten wie en wat U bent; maar ondanks dat kunnen wij her toch vaak niet nalaten ons over een nieuw wonder ook weer opnieuw te verbazen, omdat Uw duidelijkste wonderen meestal zo geheelonverwacht en onvoorbereid komen, dat men ondanks alle begrip en geloof er dan toch wat verbluft bij staat. - Kijk, de zon heeft men toch ook vaak genoeg op en onder zien gaan, maar waar is of waar leeft er een mens met een ook maar enigszins ontwikkeld gevoel, die niet bij iedere nieuwe heerlijke zonsopgang een soort verwondering in zich voelt opkomen?! Weet U, Heer, zo vergaat het ons nu ook! U bent echter oneindig veel meer dan talloze zonsopgangen, en wij hopen dat U het daarom een beetje door de vingers zult zien als wij iedere keer opnieuw met onze U boven alles liefhebbende harten zulke fouten maken waartoe U ons eigenlijk dwingt."
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Na een poosje zegt SARAH: "Ook al zou ik mijn hand aan Borus Willen geven, dan weet ik toch niet wat mijn aardse ouders daarvan zeggen! Die zou ik dan ook om toestemming moeten vragen! Ik zou weliswaar Borus alleen daarom al aardig vinden omdat U dat graag zou zien, maar aan vader en moeder moet dat toch ook gevraagd worden!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[31] Borus dankt Mij, terwijl hij van pure vreugde nauwelijks iets kan zeggen, en SARAH verheft zich heel zedig van haar zitplaats en zegt met een vrolijk opgewonden stem: "Heer, alleen omdat U het zo wilt, doe ik het graag; toch zou ik, als het Uw wil zou zijn, mijn hart bestreden hebben, - maar nu dank ook ik U voor de beste man van het gehele Joodse land!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Zij hebben beslist niets afstotends, niet in hun woorden en niet in hun gebaren, maar niets treft hen en niets brengt hen uit hun stoïcijnse onbewogenheid ten opzichte van alles wat bestaat en gebeurt. Zij spreken weliswaar heel wijs over U, maar wat zij zeggen lijkt mij op het voorlezen van een brief in een taal die men niet begrijpt.
Hoofdstuk 45: Engelenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarom is een voornaam ambt, vooral dat van jou, heel onbelangrijk. Wat zou je er van zeggen als je het weer in handen van de hogepriester in Jeruzalem teruggaf en vervolgens bij je huidige schoonzoon introk, bij wie je beslist beter en met meer respect verzorgd zult zijn dan nu bij het stokblinde Jeruzalem? Je zou aan Borus, de Schriften, waarin je heel goed thuis bent, gaandeweg steeds duidelijker kunnen maken, wat voor hem zeer nuttig zou zijn; hij van zijn kant kan je als tegenprestatie veel uit de geneeskunde leren. Dit is geen opdracht van Mij, maar het is een geheel vrijblijvend voorstel! Als je deze raad van Mij op wilt volgen, dan zul je goed doen; wil je het echter niet, dan bega je daarom nog geen zonde."
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] De beide ENGELEN zeggen: "Heer, hiervoor is gezorgd en blijft in de toekomst gezorgd!"
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] CORNELIUS zegt: "Verheven broeder! Dit besluit voldoet mij bijzonder, en ik verlang er nog helemaal niet naar om deze plaats te verlaten! Ik stelde deze vraag alleen maar in verband met de politieke staatsrechtelijke orde. Maar in een bepaald opzicht zou het misschien toch goed zijn om onze mensen van de wacht, die wij bij ons hebben, vannacht heimelijk in de stad te laten spioneren om te ontdekken wat de mensen van onze aanwezigheid denken en wat ze er onder elkaar over zeggen!?"
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Nu gaan de OUDSTEN, de schriftgeleerden, Farizeeën en levieten staan en zeggen: "Je begrijpt de Schrift slecht, als je zo'n ketterse toespraak kunt houden. Van een bepaald aards standpunt uit schijnt er weliswaar iets waars in te zitten, maar van hemels standpunt uit is zij een zwarte misdaad tegen de onloochenbare majesteit van God. Wij zijn daardoor verplicht om jou terwille van ons heil uit ons gezelschap te stoten en bij de heidenen te rangschikken!"
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] De OUDSTEN zeggen: "Dat zal God op de jongste dag doen!"
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De OUDSTEN zeggen, woedend en verbaasd over de spreker: "Godloochenaar! Godslasteraar! Weet je, dat je volgens Mozes nu door je godslasterlijke toespraak verdiend hebt om meteen in de synagoge gestenigd te worden? Hoe durf je het aan, om andere mensen in hun onwankelbare geloof te schokken en aan God en Mozes te laten twijfelen, omdat jij geen geloof hebt?
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Veel bezoekers worden daardoor erg ontroerd, maar anderen, vooral Grieken, verlaten het allerheiligste heimelijk meesmuilend en zeggen daarna: 'Dat is werkelijk een heel aardige verzameling!' Wel vinden de meesten het jammer dat de rest van de tempel zo vervuild is. Ik zeg jullie, en ik durf er zelfs iets duurs onder te verwedden, dat mettertijd de oude ark des verbonds voor altijd verdwijnt en dat voortaan definitief de nieuwe van metaal haar plaats en haar functie vervult.
Hoofdstuk 51: De nagemaakte ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De OUDSTEN zeggen: "Wij zien nu wel in dat je in een bepaald opzicht gelijk hebt, - maar over het geheel genomen toch niet, daarvoor heb je minstens twintig jaar te weinig ervaring. Het ziet er in de tempel nu wel zo uit als je gezegd hebt, maar zo was het niet altijd. Want weet je, als je in staat bent om grondig en logisch te denken, dan moet je onherroepelijk de volgende stelling als waar aannemen: ' Als er nooit iets echts en reëels geweest zou zijn, dan zou ook geen mens er op kunnen komen iets onechts en bedriegelijks na te maken.' Waarom krijgt men maar al te vaak in onze in allerlei kundigheden overactieve tijd valse diamanten, valse parels, alsook vals goud en zilver?
Hoofdstuk 52: De verdwenen vuurzuil boven de ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] CYRENIUS zegt: "Eigenlijk moest ik al vanmorgen vroeg afreizen, omdat er beslist al dringende zaken op mij liggen te wachten. Maar zeg nu zelf: Wie kan, als hij weet wat hier is, daarvan afscheid nemen? Men zou toch moeilijk een vriendelijke keizer kunnen verlaten als hij zou zeggen: 'Als je wilt blijven, blijf dan!' Maar wat is een keizer vergeleken bij wat hier is, waar de schepper van hemel en aarde onloochenbaar als mens bij Zijn mensen en Zijn engelen vertoeft?! Bovendien hebben Zijn engelen óók verlof gekregen om langer hier te blijven, en van hen kunnen wij nog veel leren en gewaar worden. Ah, nu ga ik zeker niet weg! Niet voor het hele Romeinse keizerrijk zou iemand mij nu van mijn plaats kunnen krijgen, ook gebeurde er ik weet niet wat! -Blijf jij in ieder geval ook! Ik geef je daar volledig toestemming voor; en mocht er iets gebeuren, dan zal de aarde vanwege die paar dagen nog lang niet vergaan! Bovendien geloof ik dat wij bij deze Heer veel beter verzorgd zijn dan bij Rome!? En zou er iets zeer dringends niet doorgaan, dan zijn er in de hand van de almachtige middelen genoeg om ook het dringendste ogenblikkelijk te verhelpen."
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Aan de ene kant zitten de Romeinen als de berg Sinaï bijna op onze nek, aan de andere kant de zoon van de timmerman, die opeens, als uit de hemel gevallen, van lummelachtige krullenjongen getransformeerd is in een profeet, zoals er sinds Abraham nog nooit een onder de Joden heeft geleefd. Alles loopt hem na, groot en klein en jong en oud! Als Jehova nu Zelf naar de aarde zou afdalen, dan is het maar de vraag of Hij grotere dingen zou doen of zou kunnen volbrengen! ledere ziekte geneest hij door alleen maar op een afstand iets te zeggen, de doden roept hij uit de graven en geeft hen een volkomen gezond leven terug! Ook beveelt hij de winden en de golven der zee en zij gehoorzamen hem als de slaven hun meester! Als hij spreekt, is alles doortrokken van de diepste goddelijke wijsheid en iedereen is in de ban van de macht van zijn woord en volgt hem van de ene stad naar de andere. Bovendien heeft hij de groten uit Rome helemaal aan zijn kant, die hem als hij dat nodig zou hebben met hun legioenen ten dienste staan. Maar wij staan juist aan de rand van de verschrikkelijkste afgrond, en kunnen ieder ogenblik verslonden worden, en hebben ook niet één sterfelijk wezen aan onze kant -behalve deze oude slapers in de synagoge! Dus vraag ik nogmaals: Wat moeten wij doen?
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Maar daarom is onze geest nog geen paal en perk gesteld om de parasieten als een deel van de levensboom te moeten aanvaarden. Voor ons blijft de oorspronkelijke echte boom toch bestaan en zijn parasieten nemen wij voor wat ze zijn; en tegen deze levenswijsheid kan geen God enig bezwaar hebben. God zou toch wel een dwaze God zijn als Hij tegen ieder van ons afzonderlijk zou zeggen: 'Ga heen en breek de tempel af, die helemaal vervuild is; want Ik, God, heb een groot onbehagen aan deze gruwelen!' Zou de zwakke enkeling dan niet tegen zijn God kunnen zeggen: 'Heer, kijk nu eens, wat voor onzinnigs verlangt U van mij, Uw armzalig, zwakke schepsel? Als mijn bestaan U hindert, kost het U slechts een gedachte en dan ben ik er niet meer, maar van mij het onmogelijke te verlangen is hetzelfde als een mug te bevelen om met baar eigen natuurlijke kracht een olifant op haar rug te nemen en weg te dragen!'
Hoofdstuk 50: Verdediging der oudsten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...