Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 24 van 933

...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...
[7] Opdat alles wat er is uit het zuiver geestelijke kan worden en ontstaan en bestaan, moet immers dit zuiver geestelijke vóór alles een waar 'iets' zijn, zodat ieder ander iets daaruit oorzakelijk kan voortkomen. In de zaadkorrel is derhalve alleen de in de kiemhuls rustende geest een werkelijk iets, terwijl de hele rest van het zaadlichaam op zich helemaal niets is, maar dat wat het is, alleen door de daarin wonende geest is. Deze geest werkt volgens de intelligentie die in hem woont, door de kracht van zijn wil, en daaruit ontstaat een plant, een struik, een boom, een dier, en zelfs een hele wereld.
Hoofdstuk 75: De geest, de meest innerlijke kracht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Want God is in Zijn oerwezen Zelf de hoogste en zuiverste liefde. Hij is in de allerhoogste graad vriendelijk, deemoedig en lankmoedig, en vol geduld, zachtmoedigheid en erbarming. Hij veracht alles wat maar op wereldse praal lijkt. De hoogmoed van de mensen is Hem een gruwel en de heerszucht is overal aanwezig in de hel, waarover jullie het volk ontzettend veel slechte dingen hebben voorgehouden; want ook in de hel wil iedere slechte geest heerser zijn, omdat de duivels in de hel zonder leugen, bedrog, hoogmoed en heerszucht niet kunnen bestaan en geen leven hebben. Vraag jezelf nu eens af of het bij jullie ooit anders was! Omdat het echter zo was, hoe had er bij jullie dan ooit een goddelijke openbaring plaats kunnen vinden?!
Hoofdstuk 104: De schuld van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Maar wij zijn hier zo gelukkig geweest het dichtst bij de sporen van Zijn bestaan te komen en daarom alleen al zijn wij overgelukkig; hoe gelukkig zouden wij echter zijn als wij Hem zouden vinden, zien en in alle liefde en deemoed zouden kunnen spreken! Maar mochten wij die genade niet waardig zijn - wat wij nu zelf wel inzien en begrijpen -, dan vragen wij jullie allen, beste vrienden, om ons niet te vergeten als jullie voor Zijn heilige aangezicht staan!
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ja kijk, vriend, jouw huis hier ziet er in alles ook zo goed verzorgd uit, dat je daaruit kunt opmaken - ook al zou men jou niet kennen -, dat je een zeer vermogend en zeer wijs huisvader moet zijn! Maar als men je huisgenoten naar je zou vragen en zij dan met de beste wil van de wereld helemaal niets zouden kunnen vertellen over je bestaan, dan zou dat zeker iets heel onbehagelijks zijn, wat het hart droevig zou stemmen. Want wanneer een huis zonder twijfel toebehoort aan een wijs huisvader en op zo'n manier is ingericht, dat ieder verstandig mens zich daar hogelijk over moet verbazen en die hij zeer moet bewonderen, dan is het immers ook wel te begrijpen en niet kwalijk te nemen dat men moeite doet, zo'n wijze huisvader beter te leren kennen. Maar het wordt voor iemand die daar moeite voor doet wel steeds beklemmender, als hij na lang zoeken en vragen alleen maar heel onmiskenbare en duidelijk aanwijsbare sporen van het bestaan van die wijze huisvader ontdekt, maar hem zelf nooit of te nimmer vindt.
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Aan dit alles kun je zien, dat juist aan de wanorde, die volgens jou onder Gods schepselen heerst, veel grotere en echtere bewijzen voor het bestaan en voor de hoogste liefde en wijsheid van een almachtige Schepper ten grondslag liggen dan aan de orde, die jij al zo lang zocht en toch niet kon vinden!
Hoofdstuk 113: De noodzaak van de verscheidenheid van al het geschapene - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wel, door zulke onderzoekingen gaat de godheid bij de mens verloren en kan dan niet zo gemakkelijk weer teruggevonden worden. Jij had waarschijnlijk volkomen gelijk met te zeggen dat de mens door het nauwkeurig onderzoeken van allerlei verschijnselen in de grote natuur een enig ware, wijze en almachtige God kan vinden, -dat zal ook wel waar zijn; maar als men als nauwgezet onderzoeker tenslotte op dingen stuit die met goedberekende orde niets te maken schijnen te hebben en zodoende het bestaan van een enig ware, wijze, goede en machtige God ongeloofwaardig maken, zoals die pek en zwavellaag onder het gevaarlijke meer, -wat dan? Dan, vriend, kan een mens zich niet meer zelf helpen, maar dan moet God hem helpen, als Hij werkelijk bestaat; helpt Hij hem echter niet, dan is Hij er of in werkelijkheid helemaal niet, óf Hij bekommert zich niet om de mensen, óf Hij is niet in staat zonder bepaalde voorwaarden de mens te helpen, zoals je dat dagelijks maar uit al te veel ervaringen kunt opmaken.
Hoofdstuk 111: De twijfels van de Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik geloof dat ik je twijfels nu wel op een heel natuurlijke manier gecorrigeerd heb. Als jij daarop acht slaat zal het bestaan van een ware God, Zijn liefde, goedheid, wijsheid en macht volkomen duidelijk voor je zijn en geen enkel verschijnsel ter wereld zal je meer afbrengen van je ware geloof en het juiste kennen van een ware God.
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Voor Mijzelf maakt dat natuurlijk niets uit - want Ik ben en blijf Degene, die Ik eeuwig was -; maar tussen de zaligheidsgraden van de geesten zullen oneindig grote verschillen bestaan. - Begrijp je dat, Mijn vriend?'
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen keek Agricola verbaasd en zei: 'Heer, alleen U, als het meest zelfstandige en meest vrije wezen van de hele oneindigheid, kunt tot ons mensen zulke woorden spreken! Het is waar; wanneer ik na een onvoorstelbaar lange tijd een zekere graad van zaligheid bereik en dan toch een eeuwige zalige toekomst voor mij heb, dan is een onzalig bestaan, dat ontelbare aardse jaren duurde, tenslotte zoveel als niets; maar één miserabele dag die mij gepijnigd en gemarteld heeft is wél iets voor de eindige mens, en gezien de achtergebleven herinnering is het dan erg de vraag of een eeuwigheid voor mij een volledige vergoeding kan en zal bieden voor het doorstane lijden.
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Om deze gemakkelijk te begrijpen redenen verloopt de echte verbetering van een ontaarde ziel aan gene zijde werkelijk heel langzaam. Want wil een ziel blijven bestaan, dan mag Mijn almacht slechts in Zoverre op haar inwerken, dat zij in levensomstandigheden terechtkomt die haar als een noodzakelijk gevolg van haar kwade handelingen moeten voorkomen. En alleen daardoor is het mogelijk om zo'n ziel in en uit zichzelf werkelijk en daadwerkelijk te beteren. Of dat nu vroeg of laat gebeurt, blijft voor Mij uiteindelijk gelijk, en ook ten opzichte van de eeuwigheid, waarin alle voorbije en toekomstige tijden helemaal gelijk gemaakt worden, zoals het voor Mij ook geen verschil maakt, of een mens vele duizenden jaren vroeger of later op deze aarde lichamelijk geleefd heeft; want in de eeuwigheid zal de eerste mens van deze aarde niets voor hebben op degene die als laatste op deze wereld geboren is.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Maar voor de ziel zelf is het toch onnoemelijk veel beter als haar levensvervolmaking zo snel mogelijk plaatsvindt, ten eerste omdat zij dan minder hoeft te lijden, en ten tweede omdat een ziel die ijverig is, zonder meer veel voor moet hebben op een ziel die traag is, zoals ook hier op aarde de wandelaar, die zijn wandeling ijverig vele dagen eerder begint, veel voor heeft op iemand die langzaam en traag is en er heel lang over doet eer hij besluit om aan de wandeling te beginnen. Terwijl de ijverige allang volledig geniet van de grote voordelen van zijn ijver en vlijt, heeft de trage nog nauwelijks de eerste stap gezet op de lange weg die hij te gaan heeft, en heeft daarbij ook nog voortdurend omgezien en erover nagedacht of hij ook de tweede stap wel zal zetten, of misschien toch nog langer thuis zal blijven. Ja, als zo'n trage geest, die niets onderneemt dan lang in grote armoede een gebrekkig en kwijnend bestaan lijdt, terwijl zijn ijverige buurman snel voor hem uit is gegaan en belangrijke goederen in zijn bezit kreeg, dan heeft de trage beslist geen enkel benijdenswaardig voordeel vergeleken bij de ijverige, maar juist omgekeerd; want wie eenmaal Vooraan loopt, blijft dan ook wel voor eeuwig vooraan en zal door de hinkenden die achteraan komen nooit ingehaald worden.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In zo'n geval zou men toch aan U, de enig ware God, de zeer belangrijke vraag willen stellen, waarom ik dan wel door Uw almachtige wil een mens op deze aarde moest worden. Ik was immers daarvoor helemaal niets, ik bestond niet en wilde ook niet bestaan. Waarom ben ik dan ontstaan?
Hoofdstuk 120: Agricola vraagt naar de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Als iemand Mij echter kent, maar desondanks toch de wereld vreest en bij zichzelf zegt: 'Al ik erken de Messias geheel en al en geloof heimelijk alles wat Hij leert, en handel er ook naar; maar omdat de wereld nu eenmaal zo is en men daarmee toch moet leven, laat ik uiterlijk voor de wereld niets merken van wat ik heimelijk in mijzelf belijd, opdat niemand kwaad over mij kan spreken!', die belijdt Mijn wezen en naam niet echt, en heeft de ware en volkomen levensechte liefde tot God nog niet en op die manier zal hem in dit aardse leven de volheid van Gods rijk nauwelijks ten deel vallen; want de volheid van Gods rijk bestaat immers juist uit de hoogste liefde tot God, en die heeft geen vrees of angst voor de wereld.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar wanneer vast staat dat alle wezens werken van God zijn, dan zijn zij ook werken van Zijn liefde die hun bestaan is, en werken van de hoogste, goddelijke wijsheid, die hun de overeenkomstige vorm geeft en hen ook in stand houdt. Als er echter zonder Gods liefde en wijsheid nooit enig schepsel zou bestaan, waarom vind je het dan zo wonderlijk dat God jullie mensen zo buitengewoon liefheeft?
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Jullie zijn immers zelf alleen puur liefde uit God en in God, en jullie bestaan is immers in zichzelf door de wil van Gods liefde alleen maar belichaamde liefde van God! En als dat onweerlegbaar zo is, hoe kan het voor jullie dan zo wonderlijk zijn dat Gods liefde voor jullie zo groot is, dat Hij Zelf in de gedaante van een mens naar jullie is toegekomen en jullie nu de wegen leert kennen naar het vrije, als het ware uit jullie zelf voortkomende aan God gelijke zelfstandige leven? Zijn jullie dan niet Gods werken?Ja, dat zijn jullie zeker!
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37  ...