Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8644 resultaten - Pagina 25 van 577

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[7] In dat mannelijke evenbeeld van Mijn liefde is de man dan ook krachtig zoals Ik, en machtiger in zijn borst dan alle vrouwen zijn in hun loze borsten, die wel melk bieden aan het vlees van een kind om het te zogen, maar niet de melk van het innerlijk leven aan de geest kunnen bieden omdat de hoge, sterke liefde van de man niet in hun borst woont, ofschoon die wel daar in zou kunnen wonen indien de vrouw van zichzelf niet zo dwaas en ijdel zou zijn!
Hoofdstuk 27: De door God gewilde beperking van de menselijke kennis. De uiteenzetting van de Heer over het mannelijke en het vrouwelijke in God en mens. De schepping van Lucifer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Doch in Mij was ook eeuwig besloten om eens al die eindeloos vele in Mijn geest verwekte wezens buiten Mijzelf te plaatsen om zichzelf en Mij te leren kennen!
Hoofdstuk 27: De door God gewilde beperking van de menselijke kennis. De uiteenzetting van de Heer over het mannelijke en het vrouwelijke in God en mens. De schepping van Lucifer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] 'O Heer, heilige en meest liefdevolle Vader en Schepper van alle engelen en mensen! Zie, het leven op aarde als beproeving van de geest zou op zichzelf wel geheel overeenkomstig zijn verheven doel zijn, als er met dit leven maar niet iets hoogst onaangenaams verbonden was, en dat is het gevoelig zijn voor ontzettende pijn!
Hoofdstuk 72: Het voelen van lichamelijke pijn. Pijn als weldoener en bewaker van het leven. Hoe men zonder pijn kan leven. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] Is de geest machtiger dan de materie, dan bedwingt hij deze en maakt haar volledig dienstbaar aan zichzelf; maar is de stof de overwinnaar over de geest, dan gaat de geest ten onder en ondergaat het leven als zwaar en buitengewoon pijnlijk, de drukkende last van de dood van de materie aldoor met zich meedragend, en dat is dan de geestelijke dood.
Hoofdstuk 75: Henochs woorden over het leven van de geest als noodzakelijke strijd van de polaire krachten. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Wij weten nu uit ervaring dat zich enkel in de geest als het basisprincipe van het leven in de mens, het bewustzijn van zichzelf en derhalve ook het levendige gevoel en de gewaarwording kan bevinden en ook moet bevinden, en dus ook het vermogen om pijn te voelen!
Hoofdstuk 76: De drie kanten van iedere omstandigheid in het leven, die berusten op het natuurlijk-menselijke, het geestelijk-menselijke en het goddelijk-menselijke. De ondoorgrondelijkheid van de laatste geheimen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] Maar wat de derde kant van deze levende eigenschap van de geest betreft - wat op zichzelf pijn of gevoel eigenlijk is of wat in haar oereeuwige grond de levenskracht eigenlijk is -, dat, broeder, laten wij, zoals gezegd, over aan Hem wiens allerheiligste zichtbare tegenwoordigheid ons allen nu zo buitengewoon gelukkig stemt en doet opleven!
Hoofdstuk 76: De drie kanten van iedere omstandigheid in het leven, die berusten op het natuurlijk-menselijke, het geestelijk-menselijke en het goddelijk-menselijke. De ondoorgrondelijkheid van de laatste geheimen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[10] Maar waarom dan? - Omdat de materie op zichzelf ook niets anders is dan de gefixeerde wil van God en daarom in staat is om iedere geest gevangen te nemen, en door niets anders is te overwinnen dan alleen door de grootste deemoed, zelfverloochening en liefde tot God!
Hoofdstuk 88: Lamechs vraagt hoe een geest door de materie gevangen kan worden gehouden? Henochs antwoord. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Dat de geest sterfelijk is, zegt me elke vluchtige gedachte, die, zoals hij gedacht is, meteen voor altijd vergaat; vergaat echter de gedachte die zichzelf heeft doen ontstaan, wat moet er dan van de geest nog overblijven?
Hoofdstuk 108: Kenans gezang over het wezen van het leven. Adams grove kritiek op dit gezang. Henochs kalmerende woorden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Door een grote doodsangst in jullie moest Ik jullie volledig verstrooide ziel tot inkeer brengen en haar dus helemaal nieuw omvormen, opdat zij weer in staat was het leven van de geest uit Mij in zichzelf te doen gelden en zich te laten leiden door de zachtmoedige kracht daarvan!
Hoofdstuk 168: De woorden van de heilige Vader tot Zijn verzamelde kinderen. De liefde en het geduld van de Heer met de mensen. Over de verhouding van het volk tot de koning. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Laat ze nu je woorden maar flink in zichzelf beschouwen en verwerken, en ik ben er volledig zeker van dat zij zich ernaar zullen richten en voegen wanneer de geest van het woord eerst geheel in hun hele wezen zal overgaan!
Hoofdstuk 185: Ohlad looft Danel voor zijn goede woorden en draagt hem op de Heer daarvoor te danken. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Op grond hiervan zal ook iedere geest dat rijk bewonen, zien en benutten, dat hij in zichzelf heeft verworven door zijn liefde voor Mij.
Hoofdstuk 8: De sfeer van de derde geest. Een beeld van de oneindigheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, daar staat hij al en hij wenkt jullie uit zichzelf heel vriendelijk om naar hem toe te komen en zijn sfeer binnen te gaan. Gaan jullie maar en let goed op wat jullie in zijn sfeer te zien krijgen. Deze geest zullen jullie ook in zijn sfeer zien en hij zal jullie wat rondleiden in zijn wereld. En, zoals gezegd, let dus goed op alles wat jullie daar zullen zien, want dat zal reeds van grote betekenis zijn.
Hoofdstuk 9: De sfeer van de vierde geest. Het geheim van de Mensenzoon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Kijk, al wat jij hebt gedaan, al was het op zichzelf nog zo rechtvaardig, heb je allemaal uitsluitend uit eigenliefde gedaan. Want jouw liefde was jouw rechtschapen aanzien en verder het algemeen bemind zijn en de hoge waardering van de wereld. Daarom heb je ook niets anders meegebracht dan jouw eigenliefde, die sindsdien geen licht heeft omdat haar het licht van de wereld werd afgenomen. Het licht van de geest en zijn gerechtigheid echter is Christus! Wend je in je hart tot Hem, dan zul je, naargelang de mate van je ommekeer, licht en brood ontvangen. Maar verlaat ons nu.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De verstandspreses zegt: deze bedenking is me zeer welkom. We zullen haar meteen voor de rechterstoel van het zuivere verstand slepen; luister dus! Krachtens de noodzakelijke stomheid betreffende het eigen bestaan zouden deze dingen evenmin licht nodig hebben als het donkere middelpunt van een hemellichaam dat heeft. Omdat naast hen ook wij bestaan als producten van het licht, kunnen we toch onmogelijk de omgekeerde conclusie trekken, dat wij bestaan omwille van hun, evenmin als een mens kan zeggen: ik besta opdat dit huis door mij bewoond wordt en ik het verzorg. Het huis is er voor de mens maar niet de mens voor het huis. Als het licht ons dus heeft voortgebracht, dan moest het toch noodzakelijkerwijs eerst uit zichzelf die voer waarden scheppen, die voor ons lichtverwante bestaan noodzakelijk Daarom is voor de door jullie genoemde dingen het licht ook onontbeerlijk, opdat ze als consumptie kunnen dienen voor onze lichtverwante behoeften. Ik bedoel hier echter niet de consumptie van de dierlijke maag, die ook in een donkere ruimte kan worden verzadigd, maar de hogere consumptie van de geest, die zich alleen kan verzadigen aan begrippen en vormen die net als hijzelf uit het licht voortkomen. Een boom in het middelpunt van de aarde zal met al zijn vruchten de geest geen verzadiging bieden zolang hij niet zelf in het licht wordt gebracht en aan het licht verwant wordt. Kijk, mijn lieve vrienden, hiermee is jullie twijfelachtige kwestie opgelost. Mocht er voor jullie nog iets duister zijn, deel het dan heel openhartig mee.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...