Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9883 resultaten - Pagina 25 van 659

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[13] Allerliefste vriend, vat nu mijn uitlating niet op als een harde eis van onze wil aan de jouwe of aan die van de verheven aartsvader Adam, maar alleen als een geheel van harte deemoedig en plichtmatig bescheiden verzoek; want als je het niet eens bent met mijn wens, willen wij allen je liever tot aan het eind van de wereld volgen, dan ooit ook maar in het minst tegen je in te gaan! Daarom zal jouw zeker uiterst machtige wil door ons allen geheel en volkomen gerespecteerd worden!'
Hoofdstuk 50: De alwetendheid en wijsheid van de vreemdeling. Het vermoeden van de verwonderde Garbiël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] En Horedon ging meteen weer op de stem af; maar omdat hij weer niet rechtdoor kon gaan, maar opnieuw nu eens voor deze, dan voor een andere groep uitweek, hielp het kijken naar de brandende berg ook niet, zodat hij het doel weer niet bereikte.
Hoofdstuk 81: De oproep aan Horedon om zijn visioen bekend te maken - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[2] Ja, Adam zou zelfs hier en daar graag iemand de les hebben willen lezen - als hij gedurfd had en als hij iemand gevonden had die al wakker was -, omdat men juist bij deze allerbelangrijkste gelegenheid zich zo kon verslapen, dat men niet eens meer een ster te zien kreeg als men ontwaakte.
Hoofdstuk 91: De schijnzon in de morgen. Adams ergernis en vloek. Het goddelijke geduld en de goddelijke rust - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[18] Omdat Ik dus alles geschapen heb voor de eeuwigheid, zelfs zo, dat zelfs niet eens de minste gedachte die de allergeringste mens allervluchtigst heeft gedacht verloren zal gaan, om welke reden zouden jullie je dan over en weer willen veroordelen tot jullie verderf?!
Hoofdstuk 108: De Heer spreekt over de schade die vloek en toorn teweegbrengen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[13] Maar zie, de vreemdelingen wachten op een antwoord van jou; scheep ze toch eens af, en zeg watje ook maar te binnen schiet! Praat ze gewoon omver, zodat ze dan de woorden zo zat zijn dat ze ons zo spoedig mogelijk weer willen verlaten; want het zijn me een paar uitgelezen vastbijters!
Hoofdstuk 149: Het ambt als een verdeemoediging voor God en voor de wereld. Henoch spreekt over het verschil tussen het leven in God en het leven in de mens. De vraag van de vreemdeling naar het verschil tussen schepsel en kind van God. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[29] O, ondankbaar mens! Wat had Abedam dan nog meer moeten doen?! - Vol grimmigheid is jouw wezen, en je zou Mij graag willen vernietigen, als je daartoe in staat zou zijn! O, hoe slecht heb je de duizend en nog eens duizend woorden van Abedam begrepen!
Hoofdstuk 155: Adam dreigt de vreemdeling met scherpe woorden en verbanning. De onthulling van de vreemdeling als de Heer Zelf - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[3] Aan veinzen of politiek valt hier niet te denken; want waar men als een druppel water haarfijn wordt doorzien, zou ik wel eens degene willen kennen, die in zulke omstandigheden iets bereikt niet die ellendige tactiek!
Hoofdstuk 192: Thubalkaïns tactische sluwheid wordt door Kisehel openbaar gemaakt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Maar voor de overstek en de bovenbouw moet je kijken naar hetgeen zich tegenover de genoemde steengroeven bevindt! Kijk eens naar die witte rotswanden! Het is het fijnste witte marmer; dat moet gebruikt worden voor de overstek en de bovenbouw.
Hoofdstuk 212: Mura's aanwijzingen voor de opzichters die de bouw van de tempel gaan uitvoeren. Kisehels aanwijzingen voor de orde in de staat en het uitzenden van vijf boden naar de andere steden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[9] Hoe kunnen wij dan hier een teken ter bekrachtiging van ons geloof verlangen om het onbegrijpelijke van de leer van Farak in te ruilen voor het zeer begrijpelijke van de leer van deze man, die niet eens geloof verlangt, maar alleen met heel zachte, hoewel eindeloos wijze woorden spreekt: `Geloof Mij niet, maar heb Mij lief als de enige ware Vader, dan zal de vlam van de liefde het helderste licht voor jullie worden, en dan zullen jullie in je hart duidelijk zien of Ik ben wat Lamech aan jullie over Mij heeft verkondigd!' Wat willen wij nog meer?!
Hoofdstuk 258: Het overleg tussen de twijfelaars. De hoogst wijze woorden van liefde van een van de twijfelaars, die aan de borst van de Arme de Vader herkent - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[15] Ghemela, kijk Mij eens goed aan! Zou je niet ook graag op Mijn arm willen gaan zitten?'
Hoofdstuk 279: Uranions goede antwoord aan de schreeuwende vrouwen. Ghemela en de vreemde Man, die Zich tenslotte als de Heer bekendmaakt. De liefdesscène op de heuvel en het getier van de andere vrouwen. Henoch en de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[19] Maar Hij hief hen meteen weer op en ging weer met hen aan de tafel zitten en zei tegen Purista: 'Ga eens kijken hoe het met de potten boven het vuur staat en spreid het vuur wat meer uit, anders werkt het te heftig op de ene plek en te zwak op een andere! Want als de vaderen in de hut komen, moet de maaltijd klaar zijn; maak daarom maar een beetje voort, Mijn lieve dochter!'
Hoofdstuk 6: Mira sterft van liefde en wordt weer tot leven gewekt door de Heer. De vuurstorm van liefde en het plotselinge verdwijnen van de Heer. De terugkeer van de Heer en het toebereiden van de maaltijd. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[16] Of zouden zij daar niet meer zijn? - Ik zal toch eens gaan kijken! Want voor een droom is alles wat er sinds gisterenmorgen is gebeurd toch wel iets te veel!'
Hoofdstuk 59: De beschouwingen van de eenzame Lamech in de ochtendschemering; hij weet niet meer waar hij aan toe is met God. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Maar Henoch ging meteen naar hem toe, tilde hem op en zei tegen hem: 'Maar broeder Lamech, kijk toch eens naar je metgezellen! Die hebben toch ook hetzelfde verschijnsel als jij aanschouwd; maar geen van hen viel daarom op de grond! Hoewel zij aanvankelijk ook wel enigszins schrokken, kijken zij nu evenwel zonder enige emotie naar dit loze spektakel! - Doe net als je moedige makkers!'
Hoofdstuk 83: De vlammenzee in de grot op de bergweg die naar de hoogte leidt. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Maar het is niet genoeg dat je ons wilde vernietigen door het vuur van je grote woede, en dat ik door de volle macht van God in mij je nu door de verwoesting van je schijnwoning op uiterst gevoelige wijze heb gestraft, - neen, je komt ook nog eens in een houding voor me staan alsof je mij en mijn broeders in één keer zou willen verslinden!
Hoofdstuk 85: Satans optreden in een verschrikkelijke gedaante. Henochs bevel aan Satan om zijn slechte voornemen mee te delen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] Wanneer je ziet dat het vlees van de vrouwen steeds voller, blanker, fijner en weelderiger wordt; wanneer de vrouwen met onbedekt hoofd en gezicht, met naakte borst en blote handen zullen rondlopen; wanneer de vrouwen wellustig de mannen zullen nalopen en de moeders hun dochters zullen opschikken en tooien en hen overdag en 's nachts mee uit zullen nemen om door dergelijke uiterlijke opsmuk, hetgeen de allerergste kunst van Satan is, een man te vangen, opdat hij zou besluiten zich aan de dochter over te geven en haar tot vrouw te nemen of haar op zijn minst per dag of per uur als bijslaap te nemen om tegen een allerschandelijkst huurloon ontucht te bedrijven - let op, Lamech, wat Ik hier zeg! -; wanneer de vrouw zich boven de man zal verheffen en over hem zal willen heersen, en ook werkelijk over hem heerst, door haar van Satan verkregen bekoorlijke vlees of door schatten en erfenissen van de wereld, of door een zekere voornamere stand en voortreffelijker afkomst; wanneer het vrouwelijk geslacht, dat ondergeschikt zou moeten zijn, met spottende en verachtelijke blik en hart neerziet op de arme man en zal uitroepen: `Bah, wat een stank hangt er om deze ordinaire kerel! Wat is deze mens toch ontzettend lelijk; wat een weerzinwekkende aanblik! Kijk dit lage gespuis, dit bedelaarsvolk eens aan!' - dan, Lamech - luister! -, dan heeft de slang zich tot heer van de wereld gemaakt, smadelijk heersend in haar geslacht!
Hoofdstuk 122: Lamechs gelofte, de oude goddelijke orde weer te herstellen. De Heer waarschuwt voor de slang in het vlees van de vrouw. De Heer en de zaligen verdwijnen voor hun ogen. De vergadering van de oudsten. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...