Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

644 resultaten - Pagina 25 van 43

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[1] "Ja waarachtig", zei Abedam, de bekende, "daar is de ingestorte bergwand al! En zie, het komt mij voor dat allen daar nog bijeen zijn! En bovendien komt het mij voor dat Henoch net een afscheidsrede voor de kinderen van de middernacht houdt; ja, ja, hij houdt deze voor Jura, Ohorion en Bhusin!
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] En de onbekende Abedam antwoordde de bekende: "Luister, Mijn geliefde vriend, zeg Me eens, waarvoor dient die haast als men zich reeds ter plaatse bevindt!
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En daarmee was Abedam, de bekende, volkomen tevreden en zei tegen Abedam, de vreemdeling: "Mijn geliefde vriend, ik geloof dat je met het gezag van jouw wijze woord, dat bovendien vervuld is van een lieflijke klank, mij in het vuur zou kunnen leiden en ik zou je in alle diepten van de zee en in alle wateren van de aarde volgen!
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En de bekende Abedam, volkomen buiten zichzelf van verbazing, antwoordde Abedam: "O vriend! Ik moet je openlijk bekennen, hoe geheimzinnig jouw woorden ook voorheen steeds klonken, des te duidelijker klinken ze nu!
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[33] Bij deze vraag van Adam wenkte de bekende Abedam meteen Henoch en zei: "Geliefde broeder Henoch, spits je oren en open je hart!"
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[40] Henoch zei nu tegen de bekende Abedam: "Maar lieve broeder! Heb jij dan werkelijk jouw naamgenoot nog niet herkend?"
Hoofdstuk 148: De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En Abedam, de bekende, antwoordde Henoch: "Geliefde broeder in Abba Emmanuël! Dat ik nog geenszins tot de gewekten gerekend kan worden, dat bespeur ik maar al te helder in mijzelf, - en heel openhartig gezegd, deze helderheid lijkt en is ook de helderste van mijn gehele leven.
Hoofdstuk 149: De vragen van de onbekende Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En de bekende Abedam zei meteen tegen Henoch: "Broeder jouw vroeger tot mijn domheid gerichte woorden hebben mijn ogen geopend, zodat ik nu heel goed inzie op welk tijdstip in de nacht ik uit de slaap eeuwige dank aan de heilige, grote Wekker! - ben gewekt en ik weet nu dat ik waarachtig wakker ben en waarom ik dat ben; maar, broeder, deze vraag! - O, mijn allerliefste naamgenoot, deze vraag van jou is niet op onze magere aarde gegroeid! Ik voor mij zie nu reeds zeer duidelijk in dat niet ik de oplossing zal vinden!
Hoofdstuk 149: De vragen van de onbekende Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] En Henoch zei tegen Abedam, de bekende: "Luister, beste broeder, mij komt het voor dat onze innig geliefde vriend tegelijk met de vraag al het antwoord heeft gegeven en ligt het alleen maar aan ons, niet zo zeer om de vraag te beantwoorden, maar veeleer om het in de vraag gelegen antwoord te kennen en deze dan in ons leven op te nemen!
Hoofdstuk 149: De vragen van de onbekende Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En de bekende Abedam antwoordde Henoch: "Geliefde broeder, zie, jij bent in jouw liefde vast nog gelukkiger dan ik omdat je nog kunt spreken met het vuur in je hart! Zie, daarin ben ik toch weer zo ontzettend dom! Wanneer, zoals nu, de liefde mij zo echt aangrijpt, dan uit ik slechts met de grootste moeite van de wereld zoveel woorden als je nu van mij hoort, - maar durf het voorwerp van mijn liefde niet te noemen, want anders is het plotseling gedaan met de bespottelijk slechte kunst van mijn tong!
Hoofdstuk 150: Een evangelie van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En Seth, tot wie deze woorden van Abedam zo geheel persoonlijk waren gericht, zette buitengewoon grote ogen op, evenals bijna alle overigen, hoewel deze woorden hen ook slechts zijdelings aangingen. Maar Seth noch iemand anders durfde Abedam om een nadere uitleg te vragen; want Abedams grote wijsheid had hen allen als het ware bijna verpletterd. Alleen bij Abedam, de bekende, bleef de tong op de juiste plaats en zijn hart in rust, waardoor zijn spraaklustige tong dan ook spoedig bij de vaderen en bij Abedam, de andere, toestemming vroeg om hier, nu toch allen zwegen, uit eigen beweging iets te mogen zeggen; want tot nu toe had hij toch alleen maar gevraagd of geantwoord op vragen van anderen.
Hoofdstuk 152: Over de eenvoud. Het wonder van Gods liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden van Abedam, de bekende, zetten allen nog grotere ogen op en geen van hen wist hem te antwoorden.
Hoofdstuk 153: De ware broederschap tussen Henoch en Abedam, de bekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] En de bekende Abedam voegde er aan toe: "En, lieve broeder Henoch, mijn domheid niet buiten beschouwing gelaten; want je weet immers hoe het er nog helemaal niet zo lang geleden met mij voorstond!
Hoofdstuk 153: De ware broederschap tussen Henoch en Abedam, de bekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En de bekende Abedam antwoordde Henoch: "Broeder, maak me niet verdrietig; ik voel pas een beginstadium van blijmoedigheid in me! Wanneer jij mij ook maar een beetje begint te verheffen, is het abrupt met mijn zaligheid gedaan; want kijk, ik ben al van nature zo, dat alleen de grootste nederigheid bezielend op mij werkt!
Hoofdstuk 153: De ware broederschap tussen Henoch en Abedam, de bekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Maar toen Lamech het ene monster na het andere de woning binnen zag komen en het alles overstemmende gekraak van de talloze bliksems, de donder die de aarde deed schudden, het loeien van de zee en van de wind hoorde, waardoor nu ook de in Adam's woonstee vluchtende wilde beesten geweldig begonnen te janken en te brullen, begon het ook voor hem te onheilspellend te worden en hij drukte zich steeds vaster tegen Abedam aan, terwijl hij zich stevig aan Hem vasthield; en zo begon het ook Henoch en de bekende Abedam te vergaan.
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...