Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 25 van 1515

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[6] Toen zij hun voertuig, een kar bespannen met twee ezels, op de marktplaats neergezet hadden, waren er meteen al een aantal kopers ter plaatse, die binnen enkele ogenblikken al de vissen van hen kochten. Tegen een goede prijs, want zulke uitgelezen vissen kostten toen al ruim een groschen per stuk. Omdat de beiden ongeveer tweehonderd stuks meegenomen hadden, ontvingen zij ook ongeveer tweehonderd groschen, wat voor die tijd meer was dan nu tweehonderd daalders. Na een paar uur kwamen de twee, rijk met geld beladen, weer naar huis met de lege vaten en de wagen. Zij overhandigden vader Marcus het geld, die daar erg blij mee was en de beide zonen uitbundig prees.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] IK zeg: "Nu dan, laten we die plek kiezen en onze tijd daar zo nuttig mogelijk doorbrengen. Breng ons maar naar boven!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Daarop zegt MARCUS: "Heer, een plaatsje zoals U dat wenst bevindt zich een paar honderd passen boven mijn hut, ongeveer boven de grot waar mijn hut tegenaan leunt. Het behoort nog bij mijn spaarzame bezittingen. Op de top van de heuvel staat een oude schaduwrijke kastanjeboom, waaromheen ik een ruime grasbank heb aangelegd. Vanaf deze bank geniet men het mooiste uitzicht over de gehele wijde omgeving. Men kijkt uit over heel Caesarea Philippi en over de zee zover het oog reikt. Op heel heldere dagen ziet men gemakkelijk tot aan Genezareth en nog verder naar Kis, en er zijn er zelfs die zeggen Sibarah gezien te hebben, maar daar zijn mijn ogen te zwak voor en ik kan die plaats niet onderscheiden, - maar omhoog naar Gadarena en nog een heleboel andere plaatsen kan ik goed zien."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Na deze loftuiting zegt Cyrenius tegen Marcus: "Maar, oude krijgsmakker, ga jij nu eens naar dat witte muildier daar! Op zijn rug draagt het iets voor jou en je familie. Je hebt lang genoeg ontberingen geleden en je had te kampen met allerlei nood en tegenspoed, maar nu zal deze nu juist niet zo benijdenswaardige toestand in één klap eindigen! In de beide zakken zul je zoveel goud en zilver vinden, dat je daarmee gemakkelijk een beter woonhuis kunt laten bouwen, en bij het nieuwe betere huis, een akker en weidegrond zult kunnen kopen, zodat je met je familie heel goed van de akkerbouw zult kunnen leven! Het meerdere wat de zakken mochten bevatten, kun je als een goed appeltje voor de dorst houden, want zolang wij op deze aarde volgens de wil van de Heer moeten leven, mogen ook de middelen daarvoor niet helemaal ontbreken!
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOHANNES, die alleen maar aandachtig naar Simon Juda geluisterd had, zegt: "Als je het puur met het oog van de wereld bekijkt, kan ik daar niets tegen inbrengen, maar met het hart gezien ziet het er toch heel anders uit! Want de goddelijke wijsheid zal zich nooit of te nimmer aan de wijsheid van een mens aanpassen, ook al is hij nog zo wijs!
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zei tegen hem: "Vriend, je bent nu erg dankbaar voor deze door Mij aan jou bewezen weldaad, maar vandaag wanneer het Romeinse schip hier landt, zul je nog een ander geschenk krijgen! Dat geschenk zal echter niet uit vissen of uit goud en zilver bestaan, maar zuiver uit Mijn woorden, die je de weg naar het eeuwige leven zullen banen. Schenk daar met je gehele huis aandacht aan, dan zal het licht en helder in je ziel worden voor nu en voor de eeuwigheid! -Heb je Mij goed begrepen?"
Hoofdstuk 189: Achting gepaard aan liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Ook Ebahl en Jarah bevestigden de woorden van Julius en vertelden dat zij juist vanwege deze zeldzame wonderdoener een reis naar Sidon maakten, om hem zo mogelijk daar nog een keer te ontmoeten, omdat de dochter zo naar hem verlangde. Cyrenius deed erg verwonderd, dat zo'n jong, zo gezien pas dertien of veertien lentes tellend meisje al zo verliefd was, waarbij hij tevens opmerkte, dat er al zo'n bijzonder aantrekkelijke en knappe jongeman steeds bij haar was. Het was dan toch des te onbegrijpelijker, dat een meisje met zo'n tere schoonheid, in het gezelschap van zo'n knappe jongeman, toch nog stervensverliefd kon worden op een zekere, toch al wat oudere, menselijke Zeus.
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bij de wereldse rabbi's is en blijft de leerling lichamelijk en geestelijk altijd een slaaf van zijn rabbi, want hij kan alleen maar datgene leren wat zijn vaak lichamelijk en nog vaker geestelijk kreupele rabbi zelf kan en weet. Of het nu verkeerd of goed is, daar mag een leerling, wil hij geen straf krijgen, niet naar vragen! Waarom zal zo'n opgeblazen wereldse rabbi zich bekommeren om de geestelijke aanleg en kunde van zijn leerling?! Er is alleen maar sprake van: Vogeltje, eet of sterf! Kortom het onderwijs van deze tijd lijkt precies op een helm die op alle hoofden past, en een bed waarin alle mensen prettig moeten slapen! Reus Goliath zou raar opkijken als men hem een wieg als rustplaats aanwees!
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Bij het huidige transport van misdadigers naar Sidon zitten juist weer een paar opruiers, die heel zeker door de tempel voor hun werk betaald zijn. Het is wel zo, dat de schatplicht alleen in enige vorstendommen van Kanaän erg zwaar is, en dat de tempel alleen maar daar rechten heeft, waar Rome er schijnbaar nog achter staat. Maar de tempelpriesters stellen zich daarmee niet tevreden, overtreden de wet door valse oorkonden te tonen alsof deze nieuw uit Rome komen, en dwingen de Romeinse burgers op z'n minst de tiende te betalen. Ik heb vanmorgen nog de tiende van de vis af moeten geven, omdat ik anders alle mogelijke moeilijkheden met hen gekregen zou hebben.
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Julius staat meteen op en loopt met enige onderaanvoerders naar de oever, die ongeveer vijfhonderd passen van de woning van Marcus af lag. Als hij daar bij de aan de oeverpalen vastgebonden misdadigers komt, beveelt hij de soldaten om de misdadigers nog vaster aan de palen te binden. Pas als de soldaten dat met touwen en kettingen gedaan hebben, zegt Julius tegen de vijf roofmoordenaars wat zij de volgende dag vanaf 's morgens vroeg kunnen verwachten! Op dezelfde wijze deelt hij de zeven politieke misdadigers de harde tuchtiging mee.
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Vóór het eten droeg Jarah een psalm van David voor en vroeg Mij daarna om de spijzen en dranken te zegenen; en Ik deed dat, en wij gingen allen daarna aan de tafels zitten, aten heel opgewekt de voorgezette spijzen en werden vrolijk onder het matig genot van de wijn. Ik zat tussen Cyrenius en de lieflijke Jarah; Cyrenius zat links van Mij en Jarah rechts; naast Jarah zat haar Raphaël en daar tegenover de oude Marcus. Die viel het op hoe Raphaël de spijzen at; want als Raphaël een vis of een stuk brood, een stuk fruit of een beker wijn naar zijn mond bracht, verdween alles vóór zijn mond, en Marcus zag de jongeman noch kauwen, noch het eten doorslikken.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Vertel Mij eens, waarom vraagt de zo nu en dan uit Sichar naar je toekomende jongeman, ook dingen aan je alsof hij daar niets van af zou weten, terwijl hij het toch maar al te goed weet!? Ja, hij laat zich zelfs door jou onderwijzen alsof hij jouw leerling was!"
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] In God is alle oneindige wijsheid, maar in ons bevindt zich daarvan slechts nauwelijks een zonnestofje! Alles wat wij weten bestaat uit losse stukjes, en wij vinden nooit de weg van alp ha naar beta, Iaat staan tot aan omega. Aan de hemel schitteren myriaden lichten, wie kent ze? De twee grote kennen wij nog niet eens, Iaat staan de talloze kleine; maar Gods wijsheid is daar overal net zo thuis als het gezichtsvermogen in het oog!
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Zeg jij Mij daarom: Wélke waarheid geldt er alleen maar voor jou? Is dat wat je ziet een waarheid? Kijk eens, alles wat zich aan jou voordoet is als een droombeeld. Dat wat vandaag nog de volle waarheid is, kan morgen allang geen waarheid meer zijn! Kijk daar, in het laatste schemerlicht van de lang ondergegane zon zweeft een wolkje als een visje! Zeg eens, hoe lang zal dit wolkje naar waarheid de huidige vorm hebben? Het volgende ogenblik zal de huidige vorm van dit wolkje al een leugen noemen!
Hoofdstuk 198: Wat is waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Deze zondige schooier steekt echter snel een fakkel aan en gaat het jammerende meisje vlug tegemoet. Als hij haar voorthinkend en huilend vindt, troost hij haar, tilt haar met zijn sterke armen op en draagt haar zijn huis binnen. Daar geeft hij haar eten en drinken en maakt een goed en zacht bed voor haar klaar. 's Morgens geeft hij haar nog geschenken, zadelt twee lastdieren en brengt haar geheel verkwikt en welgemoed, naar haar nog tamelijk verre woonplaats.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...