Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 25 van 380

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[2] Ja, het tuintje is voor mij een echt boek vol diepe wijsheid, en ik heb daaruit in een paar dagen al veel meer geleerd, dan wat Salomo mij in al zijn wijsheid had kunnen openbaren. Zo is dan ook het antwoord op mijn eerder aan Josoë gestelde vraag, juist in het tuintje al een paar dagen geleden schitterend aan het licht gekomen en is nu mijn volle, door de Heer Zelf gegeven eigendom! Want als ik het complete antwoord niet kende, -zou ik echt nooit die vraag gesteld hebben, hopend op het blinde geluk dat iemand een antwoord zou weten, waardoor ik het dan ook begreep!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Maar het MEISJE wendt zich intussen tot Josoë en vraagt hem heel vriendelijk: "En, aardige, edele buurman, schijnt bij jou het juiste licht al in je hart?"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Ook de nacht moet er zijn, net zo goed als de dag, opdat de mens de waarde van het licht erkent. Overdag heeft geen mens behoefte aan het licht van de lamp, maar als de nacht komt, voelt ieder mens heel smartelijk het ontbreken van het licht. Zo veel het hem mogelijk is, steekt hij een licht aan en een zwak schijnsel maakt zijn kamers voor hem al aantrekkelijker dan het zo vaak voorkomende aardedonker .
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Wij allen, die aan de oever van onze binnenzee wonen, waren reeds lange tijd een speelbal van de tempel. Men ontzag Judéa zoveel als maar mogelijk was, maar in plaats daarvan moesten wij Galileeërs de tempelpriesters reeds lang enerzijds als zuivere zondebokken en anderzijds als melkkoeien dienen, -maar daarvoor hebben wij het voorrecht, dat voor ons veel eerder het heerlijke licht in alles en over alles is opgegaan, terwijl Judéa zich nog in de diepste nacht bevindt.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Als dan als aanvulling op zo'n vondst, die alleen het gevolg was van de steeds toenemende activiteit van de mensheid zelf, vervolgens ook nog een buitengewone boodschap uit de hemelen naar de mensen komt, als een machtig wonderbaar licht, dan is zo'n volk net als een mens gered en in de geest als nieuw en wedergeboren. Kijk, dat allemaal komt nooit door de lichamelijke zorgeloze verzorgdheid, maar alleen door de nood en zorgen van de mensen!
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jullie Mozes zegt bijvoorbeeld: 'In het begin schiep God hemel en aarde, en de aarde was woest en leeg, en het was duister in de diepte; en de geest van God zweefde boven het water. Toen sprak God: 'Laat het licht worden', en het werd licht. En God zag dat het licht goed was. Toen scheidde God het licht van de duisternis en noemde het licht dag en de duisternis nacht. Zo ontstond dan uit avond en ochtend de eerste dag.'
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Vervolgens wordt in zeer korte stellingen de scheiding van het water, het droogmaken van de aarde en het scheppen van gras, struiken en bomen aangetipt. Met dit scheppen gaan drie dagen voorbij en dus ook nachten. Maar omdat dagen en nachten al ontstonden bij het scheppen van het eerste licht op de duistere diepte der aarde, zie ik echt niet in, waarom God op de vierde dag het nog nodig vond om twee grote lichten te scheppen en ze aan de hemel te plaatsen, waarvan het grotere licht de dag zou regeren en het andere, kleinere, de nacht.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Hoewel dat al als iets waanzinnigs aangemerkt moet worden, is toch de uitdrukking dat God pas toen Hij het licht schiep, ingezien zou hebben dat het goed was, een dwaasheid zonder weerga! Want Gods hoogste wijsheid moet toch al eeuwig als Zelf Licht van alle licht, gezien en gemerkt hebben dat het licht goed was!?
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] In het boek van de Indiërs staat vóór de materiële schepping een schepping van de zuivere geesten, die Mozes later ook ergens vermeldt. Die waren zuiver licht, en met name de eerstgeschapene werd 'Drager van het licht' genoemd.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "Beste Josoë, je hebt in alles helemaal gelijk, en er is weinig of niets met recht tegen in te brengen; alleen wat betreft de duur van de Babylonische gevangenschap ben je in je ijver wat te ver gegaan. Want iedere gevangenschap en ook iedere slavernij is uit de aard der zaak niets anders dan een door God toegelaten strafgericht! Een gericht is en blijft echter jammer genoeg altijd alleen maar een uiterst dwangmiddel tot verbetering en heeft daarom gewoonlijk meer een slechte dan een goede uitwerking op de zielen der mensen. Want iemand die het slechte alleen maar vermijdt vanwege de kwade gevolgen, en het goede doet vanwege de goede gevolgen, is nog ver verwijderd van het rijk van God. Alleen degene die het goede doet omdat het goed is, en het kwade vermijdt omdat het slecht is, is een volmaakt mens. Want zolang de mens niet zelf naar het ware licht gaat, blijft hij geestelijk een slaaf en als zodanig dood voor het rijk van God. De dwang van buitenaf brengt de mensen nog op andere dwaalwegen van het zedelijke liefdeleven, waarvan wij er dadelijk een paar zullen ontdekken."
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Bij zulke reeds reine zielen gebeurt het dan ook, dat zij toch zo nu en dan als hun hel, dat wil zeggen hun lichaam, vaak nog zeer verlokkend' werkt, korte tijd in zo'n persoonlijke hel binnengaan, met andere woorden, toegeven aan de begeerte van hun .lichaam en diens geesten. Die zielen kunnen dan echter niet meer volledig onrein gemaakt worden, maar zijn slechts voor zólang onrein als zij zich in de poel van hun lichaamsgeesten ophouden. Zij kunnen het daarin nooit lang uithouden en keren daarom heel snel in hun reine toestand terug, waarin zij dan weer net zo rein zijn alsof zij nooit onrein geweest waren. Daarbij hebben zij in hun hel voor een tijd rust en orde hersteld en kunnen zij zich vervolgens weer ongestoorder in het licht van hun geest bewegen en versterken.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Als God al bij de schepping van de zuivere lichtgeesten toch duidelijk de waarde van het licht had kunnen testen, gesteld dat Hij daarvóór altijd in de diepste duisternis gerust zou hebben -wat ik mij overigens niet van Hem kan voorstellen -, dan is het toch bijna te belachelijk dat God op een bepaalde manier opnieuw ingezien zou hebben dat het licht goed was!
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...