Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

614 resultaten - Pagina 25 van 41

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[26] Kenan: "Laten wij de zaak laten rusten! Indien het hier werkelijk tot een overnachting komt, zal daardoor de aarde niet wormstekig en de vaste grond niet tot water worden. De Heer weet het beste waarom Hij voor onze bezige tongen een kleine rustdag heeft ingelast! Ik zeg altijd maar: het is beter te handelen dan steeds te praten en te leren. Ik luister weliswaar zeer graag naar mooie toespraken en lessen, - maar eerlijk waar: op deze reis gebeurt er teveel van het goede; men kan het niet meer verwerken en Asmahaëls woord is als een steen in mijn maag, luister, die zal nog enige rust nodig hebben om te verteren! Laten wij het daarom laten zoals het is en zwijgen! Amen."
Hoofdstuk 86: De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Toen kwam Henoch naderbij en richtte zich tot hen als volgt: "Luister, mijn kinderen en begrijp dit goed: als ik hier een steen in mijn hand neem en die vasthoud en er komt iemand bij mij die me vraagt: 'Vriend, wat houd je daar in je hand?', dan laat ik hem zien dat het een steen is en als hij mij vervolgens vraagt: 'Wat doe je met die steen?', zal ik hem dan niet als antwoord geven: 'Wat vraag je me nu? Als ik een steen opraap en vasthoud, hoe kan die jou dan tot een steen des aanstoots worden?!
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Kan iemand echter een harde steen in zijn hand tot stof verpulveren? Dat zal iedereen toch zeker wel nalaten!
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Is het niet verstandiger om de steen in zijn hand te dragen, dan er op de weg over te vallen en zich te bezeren?! Wie is hij nochtans die zijn eigen leven zou willen ontvluchten?!
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Maar wat hij over die steen heeft gezegd en over leven en raad en oordeel, dat alles, vader, is voor mij alsof ik niets gehoord heb.
Hoofdstuk 114: Het ongeduld van Lamech. Het antwoord van Methusalah - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Vraag er toch niet om, als je Mij kent; ken je me evenwel nog niet, hoe kun je dan denken dat Ik in staat zou zijn de steen van jouw hart af te wentelen of zelfs een berg, en waarom niet de hele aarde zelf?
Hoofdstuk 117: Adams vraag aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Daar voor je staat Asmahaël! Is dan alleen het denken op zich al toereikend?! Wat is de gedachte zonder de volledige liefde, zonder het volledige vertrouwen en zonder een volledig geloof? Niets dan een leeg vertoon, waarin net zo veel leven schuilt als in een gefantaseerde honderd jaar oude sneeuwvlok op een gloeiende steen in je dromen!
Hoofdstuk 117: Adams vraag aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Waarlijk, een steen of een ander dood voorwerp is daar in eeuwigheid niet toe in staat! Of kan de dode zich aan de dode openbaren?!
Hoofdstuk 118: Het doel van het aardse leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Ik leef slechts voor zover ik U liefhebbend beleef; daarom bestaat er voor mij niets levends dan alleen U! Of zijn niet alle dingen voor mij als waren zij dood?! Of leeft voor U de dode steen niet meer dan voor mij de meest beweeglijke vogel?! Want de steen is niet sprakeloos voor U; maar wat betekent het opgewekte gesjirp van een krekel voor mij?!
Hoofdstuk 130: Asmahaëls Vaderroep tot de kinderen van middernacht heeft succes - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Mijn wil is een dood willen en lijkt volkomen op die in een droom, waardoor ook juist alleen dat wordt bewerkstelligd wat men onvoorwaardelijk moet willen en wat een vreemde onnaspeurlijke macht je heimelijk dwingt te willen en te doen. Mijn liefde tot God komt mij voor als beminde ik de lucht en het water. Ik hoor het ruisen van de wind, maar er blaast zelfs nog geen vleugje zachtjes door mijn haar. Ik heb honger en dorst, maar wil eten noch drinken. Ik ben slaperig - en kan niet inslapen. Ik ben moe en mijn ledematen schuwen iedere rust. Ik bid tot God, maar mijn hart ligt als een steen onbeweeglijk op de grond. Ik kijk omhoog naar de lichtende hoogten, - zij zijn bedekt met de zwaarste wolkenmassa's. Ja, alles in me en buiten me komt mij zo heel vreemd voor! Ik ben, als was ik niets; en alles wat ik bekijk, schijnt slechts voor de helft te bestaan, of het is alsof het niet bestond, of alsof het spoedig zal vergaan.
Hoofdstuk 87: Eva berispt Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] O vaderen en kinderen! Dat heeft de Heer nu in aanwezigheid van jullie allen aan mij gedaan. Jullie weten allemaal dat wij voor iedere dag een steen neerlegden en ook een wanneer de maan vol was; en als een jaar verstreken was, dan droegen wij de dag - en de maanstenen op een hoop bijeen en richtten daardoor voor ieder jaar een blijvend gedenkteken op. Zie, dit hier is meer dan een dag, een maan, een jaar; veroorloof mij daarom hier op de plaats waar ik nu sta, op de meest waardige wijze een groot gedenkteken op te richten voor de Heer, die ons in de persoon van Asmahaël zo heerlijk, wonderbaarlijk en liefdevol heeft bezocht, die nu in ons midden is en tot aan het einde aller tijden bij ons zal blijven; ja voor alle eeuwigheid! Reeds nagenoeg het derde deel van de dag gaat Hij, ons zo buitengewoon liefdevol leidend, te midden van ons met ons mee en nog is het niemand ingevallen Hem daarvoor groter lof te betuigen dan de lof die wij onderling aan elkaar betuigen. O vaderen en kinderen, wij nodigen alle kinderen uit voor de offerande die wij de Heer op de sabbat van morgen willen brengen! Zie, zie, de Heer liet niet op Zich wachten en kwam vandaag naar ons toe en was gisteren bij ons en is nu in ons midden! Maar wat is meer, - de Heer of de sabbat?!
Hoofdstuk 133: Asmahaëls belofte aan Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Wanneer de zon op een goede aardbodem schijnt, dan vormen zich diepe, wijde spleten in die aarde om de straal van de zon dieper en intenser in zich op te kunnen nemen en om zodoende door en door te worden verwarmd; maar zand barst nooit uit elkaar en laat zich slechts aan zijn oppervlakte verwarmen. En is de bestraling van zijn oppervlak geweken, dan is het ook met de spaarzaam opgezogen warmte gedaan. Zo is het ook met de steen: die laat zich weliswaar zeer sterk opwarmen; maar komen er dan koude winden, dan laat hij spoedig alle warmte los en wordt kouder dan de winden zelf.
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Asmahaël! Wie U ook mag zijn - hetzij een mens of de allerhoogste, heilige God, zie, werkelijk waar, het slaat zoals altijd weer op mij! - zie, op het zware pad van de goddelijke wil ben ik eens gevallen en kan mij nu niet meer verheffen! Ik wilde steeds het rechte pad bewandelen en probeerde zoveel mogelijk ook iedere steen des aanstoots te vermijden; maar niet ik heb deze oneffen aarde vol stenen gemaakt, maar zij is een werk van God. Indien ik nu ondanks alle opmerkzaamheid als eersteling hier en daar ergens tegen aangestoten ben, zeg me dan, zal of kan ieder aanstoten mij alleen als een dodelijke last aangerekend worden?! En indien mijn hart van zand of van steen is geworden, is er dan geen middel om dat voor altijd weer in goede aarde om te zetten?
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Maar wat betekent het helderste morgenlicht van de dag voor de blinde en wat betekent het hevigste gedonder voor de dove?! Waarlijk, nu pas onderken ik - en zoals gezegd, ook wij allemaal -, dat degene die zowel blind als doof is, zo goed als heel erg dood is! Indien zijn huid geen gevoel zou hebben, zou hij geheel en al op een steen lijken, tegen wiens harde voorzijde de winden onopgemerkt botsen en die, indien hij wederom op iets van zijn soort of op zachte grond of in het water valt, niet merkt en niet onderscheidt waarop hij gevallen is en die ook door niets omgevormd kan worden dan alleen door de onverbiddelijke, onmetelijke macht van het vuur!
Hoofdstuk 137: Adams bekering en belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Als je een lichtende steen ziet, dan pieker je en vraagt jezelf af: 'Vanwaar dat licht?'. Maar je kunt aan niemand vragen waar dat schijnsel vandaan komt en hoe het veroorzaakt wordt; want de grote, machtige Kunstenaar is heilig en geeft geen antwoord aan diegene die onrein voor Hem is, en het is moeilijk om duidelijkheid te verkrijgen aangaande het schijnsel van de steen.
Hoofdstuk 151: Seth zoekt het licht in het licht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...