Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 25 van 2415

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[13] Jullie zeggen: liefste vriend en broeder in de liefde van de Heer! Kijkend naar alle richtingen zien we niets anders dan onszelf, jou en de grijze nevel. Goed, geliefde broeders, jullie hoeven ook absoluut niet meer te zien, want juist dit uitgangspunt is nodig om in het eigenlijke, ware diepste schouwen van de geest te kunnen worden ingewijd.
Hoofdstuk 10: Verschil tussen het licht van het geloof en het licht van de liefde. De geest van de mens - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Ik zeg: waar honderd miljoen mensen leven, is het al teveel gezegd als duizend mensen zich werkelijk levendig daarnaar zouden richten. Wat heb je daarbij aan tien- of honderdduizend mensen, die het wel echt gelovig aanhoren, maar het in praktijk brengen dag in dag uit voor zich uitschuiven, want zij zeggen: waarom zou men zich toch zo inspannen om een eeuwig leven te verkrijgen? Is er een eeuwig leven, zoals zij dat geloven, dan zal het toch niet zo moeilijk zijn om het te verkrijgen. Daarom er maar vrolijk op los geleefd en tenslotte toch zalig gestorven! Wat hebben we nog meer nodig?
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Toen de mensen uiteindelijk door louter wereldse genoegens hun Schepper totaal begonnen te vergeten, bereikten zij echter ook de uiterste grens ten opzichte van iedere godsorde, waardoor de eeuwige dood hun deel zou moeten worden. Kijk, toen werd het van Gods zijde nodig hen weer meer te naderen en zich hier en daar aan hen te openbaren om de mensheid, die dicht bij haar eeuwige ondergang stond, te redden. Velen lieten zich redden, velen echter niet uit eigen vrije wil! Zou de Godheid hen met haar almacht hebben moeten grijpen toen ze geen gehoor wilden schenken aan haar liefde? Daardoor zouden al die geesten toch voor eeuwig te gronde gericht worden!
Hoofdstuk 28: Ook de dood van het lichaam een hulpmiddel van Gods liefde. Van het stervensleed in de oude en in de huidige tijd - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] De leer op zich kan dus heel goed alleen maar van menselijke oorsprong zijn en heeft geen godwezen nodig. Want als iedere grondlegger van juiste leerstellingen een god zou moeten zijn, dan zou het op aarde al bijna moeten wemelen van goden. Euclides, de uitvinder van de geometrische figuren, zou een god zijn! De uitvinder van de landbouw gereedschappen, die van onschatbaar belang zijn, zou al een soort god-vader zijn! De uitvinder van de getallen, de uitvinder van de schepen, eveneens goden, en zo nog meer dan tienduizend andere uitvinders van de meest verschillende nuttige zaken. Zoals het hele leger van uitvinders van belangrijke dingen nog nooit aanspraak heeft gemaakt op vergoddelijking, zo geloof ik ook dat de uitvinder van de beste en eenvoudigste moraal daar ook wel van af had kunnen zien. Naar mijn weten heeft hij nooit aanspraak gemaakt op die belachelijke vergoddelijking. Zeker maakten in die tijd kortzichtige en bijgelovige mensen een god van hem, omdat hij duizend keer wijzer was dan zij! Dat moet ons nu echter niet meer in de war brengen, zodat we Jezus niet meer op een belachelijke manier voor een god houden, maar alleen voor dat, wat hij werkelijk was. Ik geloof dat de huidige mensheid eindelijk eens zou moeten inzien, dat het oneindige nooit eindig kan worden, dat God eeuwig God blijft en de beperkte mens slechts een mens.
Hoofdstuk 54: Jellinek bewijst uit het boek der natuur het bestaan van God. Een beter inzicht over de Godheid zou de mens echter nooit kunnen verkrijgen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Jellinek zegt: 'Vriend Blum, dat is terwille van het bewijs echt niet nodig, maar wel echter terwille van mijn hart. Want ik moet eerlijk bekennen dat ik als hij nu zou komen en mij zou wenken hem te volgen, jullie allen ogenblikkelijk ontrouw zou worden! Want ik houd al meer van hem als de meest volmaakte, beste mens, dan van alle mensen op aarde bij elkaar. Hoeveel te meer zal ik hem dan liefhebben, als hij ook werkelijk God is! Om het hoe wil ik me helemaal niet bekommeren. Want ik heb eens een zinspreuk gelezen die luidde: 'God is liefde! Wanneer je hart ooit door een machtige liefde wordt gegrepen, denk dan: God is in deze liefde!' Kijk, deze spreuk is mijn barometer voor de aanwezigheid van God, ook in ieder mens. Als ik nu echter zo' n machtige liefde voor Christus in mijn hart gewaar word, dan zegt me juist deze liefde: Christus is, en moet wel God zijn, want waarom zou ik hem anders zo intens liefhebben? Daarom houd ik ook zoveel van deze hemelse broeder, omdat hij zeker veel goddelijke liefde in zich heeft. Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 57: Uitwerking van de hemelse wijn. Vraag naar Christus en zijn Godheid. Veelbetekenend antwoord van Robert. Jellineks liefdes lijfspreuk - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Boos zegt de patheticus: 'Men zal toch ook hier wel het recht hebben om dergelijke aanmatigingen te verbieden! Heeft mijn fraaie echtgenote soms ook niet iedere zaterdag feesten gegeven? Of ze daarbij beschouwingen à la Ignatius van Loyola heeft gehouden, weet ik werkelijk niet! Overigens heeft niemand mij hier wat te gebieden, want ik denk dat ik geen voogd meer nodig heb. Ik verzoek u dringend mij verder niet meer met zulke onfrisse opmerkingen lastig te vallen, want ik zal zelf wel weten wat me te doen staat! Verder hoeft u me er helemaal niet op te wijzen, dat ik te min zou zijn voor uw hoogadellijk gezelschap. Want ik zelf dank nu God, dat ik op deze manier van zulk gespuis bevrijd ben! Gelukkig zie ik daar op de achtergrond enkele goede bekenden; door hen zal ik zeker achtenswaardiger worden behandeld dan door jullie ingebeeld hoogadellijk gespuis!'
Hoofdstuk 76: De oprechte schoenpoetser. De onwelkome Mierl De grote zielereiniging van de patheticus. De gekrenkte, hoogmoedige geest verlaat het hemelse gezelschap - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Daarop verheft Petrus zich en zegt namens alle apostelen: 'O Heer, mijn liefde, mijn leven! In Rome, de oude hoofdstad van de heidenen, heerst nu al zo'n duizend jaar lang een hiërarch die zijn leer heeft samengesteld uit het heidendom, het jodendom en ook uit Uw zeer beknotte leer. Hij noemt zich paus en plaatsbekleder van God op aarde! Zijn troon noemt hij mijn stoel en zichzelf mijn opvolger! Hij beweert in het bezit te zijn van de volle macht van Uw allerheiligste Geest, maar zoekt, wanneer hij in zijn wereldlijke of geestelijke heerschappij door oproer wordt bedreigd, nooit hulp in zijn vermeende kracht van de Heilige Geest, maar enkel bij de grote machthebbers op aarde. Deze paus zit nu in grote moeilijkheden en roept openlijk Maria aan als zijn enige vermeende hulp, om bescherming en spoedig herstel van zijn rijk. Omdat hij echter zelf niet gelooft in dergelijke hulp, laat hij nu ook nog andere hulp toe, waartegen hij voor de schijn wel protesteert om de wereld als het ware te tonen dat hij meer dan genoeg bescherming uit de hemelen zou hebben en dus geen andere hulp nodig heeft. Maar indien de wereldse machthebbers hem, ondanks al zijn protesten, toch willen helpen, dan moet het ook duidelijk zijn, dat deze helpers heimelijk door de machtige hemelkoningin aangespoord worden om de kerk van God op aarde te helpen, wanneer de poorten van de hel haar dreigen te overweldigen! Wat zegt U, Heer, dan wel van deze gemeente?
Hoofdstuk 81: Petrus' scherpe oordeel over Rome. Paulus' heldere rede over de genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Als alles klaar is, hebben allen er echt plezier in. Een van hen, zo'n moraalridder, merkt echter op: 'Maar beste vrienden, het leven op aarde is toch wel bijna overal hetzelfde. In de geciviliseerde landen van Europa, waar trotse koningen heersen die er grote legers op na houden, hoeft men eigenlijk geen vijand meer te duchten, als men zijn tong maar weet te beteugelen. Heeft men zich uiteindelijk gewillig naar de wetten gevoegd en ze zich eigen gemaakt, dan kan men zich vrij bewegen onder bescherming van de machthebbers. Wij hebben hier geen machthebbers en wetten en kunnen goddank zeggen wat we willen, maar wat hebben we daaraan? We hoeven dan wel geen belasting meer te betalen, maar in plaats daarvan moeten we de hele dag hard werken en de vruchten die in deze streek groeien ijverig binnen halen en aan haar soort eerst gewend raken. Ook moeten we ons in dit volledig vrije land als het ware helemaal inkapselen om veilig te zijn voor eventuele vijanden. Ja, 's nachts moeten we ons sterker barricaderen dan de fanatiekste opstandelingen in Parijs! Zeg nou zelf, of we er met onze volledige vrijheid ook maar een haar beter aan toe zijn dan de minste dagloner onder de strengste regering in Europa? We zijn hier volmaakte communisten, maar de huilende wilde beesten buiten lijken ook door een zeer communistische geest bezield te zijn! We hebben geen andere staatswet meer dan de wet van onze wederkerige vriendschap. Daar staat tegenover dat we voortdurend moeten werken om de behoeften van onze magen te bevredigen, terwijl onze handen er nu al uitzien alsof ze met eikenschors zijn bedekt. We hoeven hier ook geen lastige ambtenaren te onderhouden, maar in plaats daarvan hebben we zelf des te meer nodig. Er is hier ook geen paap, die ons het vuur na aan de schenen legt, maar wel bevinden we ons hier in een situatie, die niet veel verschilt met die in de hel. Wat zullen we dan doen om dit kwellende aardse leven wat te kruiden en voortaan wat draaglijker te maken?'
Hoofdstuk 85: Kritiek van de Heer op Helena's voorstellen. De aarde kan onmogelijk een paradijs zijn zolang ze oord ter beproeving is. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Helena herstelt zich en zegt: 'O, mijn zoete Heer Jezus, ik geloof dat vergeleken bij zo iets verschrikkelijks de duivel maar een bengel is! Voor het eerst na mijn heengaan heb ik nu die weerzinwekkende en zo gruwelijke aarde teruggezien, maar zo, alsof ik vanaf een drijvende wolk naar beneden keek. En merkwaardig, heel Oostenrijk en Hongarije met zijn buurlanden lagen beneden mij uitgestrekt, als een reusachtige landkaart waarop alle voorwerpen van groot tot klein te zien waren. Maar O, verschrikkelijk, wat een ontzettende aanblik! De steden zijn vol van vuur en vol van vuil en afschuwelijk uitziend kruipend gedierte. Rivieren en meren en de zee, zijn vol bloed! Angstaanjagende legers staan tegenover elkaar en men ziet daar niets dan moord, verraad en nog eens moord! De mensen verscheuren elkaar, erger dan wilde beesten. Aan de kant van de keizer en de Russen zag ik hier en daar verraad en moord. Onder het Hongaarse leger, dat verschrikkelijk sterk is, zag ik ook een groot aantal Russen en Polen en bovendien ook mensen uit heel Europa. Allen roepen echter: 'Dood en verderf aan alle despoten! Geen genade of mededogen meer! Vervloekt degene die nog aan een vreedzame oplossing zou denken!' De arme keizersgezinden kunnen ondanks de grootste inspanningen niets uitrichten, want ze staan steeds tien tegen honderd te vechten en kunnen daardoor geen voordeel behalen. O Heer, maak toch een eind aan deze moordpartij en laat de zwakken niet ten onder gaan! Blaas in de harten van de Hongaren een geest van verzoening en in die van de Oostenrijkers niet minder, waar dat nodig is; want waarlijk, ik heb medelijden met mijn in het nauw gedreven landgenoten!'
Hoofdstuk 89: De aarde en haar gruwelen. De geest van de antichrist. Een zinnebeeldige verschijning - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Op Mijn uitnodiging staat Robert op en zegt: 'O Heer, Gij liefde der liefde, vriend der armen, wijste onder de wijzen uit U! De hele zaak is naar haar uiterlijk voorkomen wel zonder meer duidelijk beschreven, maar omdat Helena zich op het gebied van overeenkomsten nog niet het nodige inzicht eigen heeft kunnen maken, waardoor ze zulke verschijningen zou kunnen begrijpen, is het toch nodig haar deze zaak te verduidelijken.
Hoofdstuk 93: Robert verklaart het aanschouwde. Eigenliefde en hoogmoed, de diepste wortels van het kwaad. De onveranderlijke Godswil - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De eerste zegt: 'Vriend, ik vraag je, hou je grove tong wat in bedwang, anders kom je zelf nog in de hel! Want er bestaat een hel, evengoed als er een hemel bestaat. Let toch een beetje op je woorden, anders word je zondermeer verdoemd!' De tweede zegt: 'Vriend Bruno, wees zo goed om deze held toch een beetje te troosten, anders beleven we hier in de geestenwereld nog, dat hij het van angst in zijn broek doet! Daar is niet veel meer voor nodig!'
Hoofdstuk 117: De twijfelaars geloven nu, maar sommigen zijn bang om naar de Heer te gaan. Tweespraak tussen een kerksgezinde en een vrijdenker. Humor in het geestenrijk - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Mijn dierbare Thomas, je bent nog erg dom! Ik droeg Judas niet op met Mij het brood in de schotel dopen, want Ik wist dat het hem tot oordeel zou strekken, omdat hij onwaardig was met Mij het brood des levens te eten. Jou echter nodig Ikzelf uit, omdat Ik in jou niets onwaardigs ontdek, en daarom kun je zonder bezwaar doen wat Ik nu van je verlang. Bovendien houdt hier iedere gerechtelijke toerekening op, omdat iedere daad hier zonder meer zijn gevolgen heeft in overeenstemming met de geest waarin hij werd begaan. Omdat iedere geest naargelang zijn daden hier volkomen eigen rechter is, heb je ook van geen enkele kant een vreemde invloed meer te duchten. Wat jij wilt, zul je ook doen, en dat handelen zal jou oordelen overeenkomstig jouw wil, die de eigenlijke drijfveer is van iedere handeling.
Hoofdstuk 127: De dankbare Thomas prijst God. Onderricht van de Heer over de eenvoud van de liefde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Theowald zegt: 'O Heer, wie zou er beter weten dan U waartoe onze hanen in staat zijn! Daarom laten wij dit alles voor eeuwig aan U alleen over. U zult ons zeker niet meer opleggen dan wij in staat zijn te dragen. Zo zal er door ons ook slechts afgewogen worden, of wij wel waardig worden bevonden om Uw bijzondere wil in onze nog zeer onzuivere harten op te nemen. Ik denk dat daarvoor voor ons allen eerst nog een flinke zuivering nodig zal zijn!'
Hoofdstuk 130: De menigte voor de Heer. Generaal Theowalds levensweg naar God. Wat tijdens het aardse leven een mysterie was, wordt opgehelderd in het hiernamaals. Jezus' woorden over licht en leven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Hier echter, waar wij van alle materie verlost zijn en ons denkvermogen beter in staat is ongestoord zijn werk te doen, moeten alle verschijnselen in deze wereld ons des te meer oprecht verbazen, naarmate wij beter in staat zijn het waarlijk wonderbaarlijke snel op te merken. Dat wij ons echter het hoofd moeten breken om de mogelijkheid van zulke dingen te begrijpen, zou pure dwaasheid zijn. Is het voor ons verdere heil nodig, dan zullen onze twee leraren het ons wel uitleggen. Is een dergelijke uitleg echter niet absoluut noodzakelijk, dan is het voldoende dat we weten, dat voor een almachtige God alle dingen mogelijk zijn. Want kijk, voor mij is alles een ondoorgrondelijk wonder!
Hoofdstuk 131: De grote maaltijd. De generaal en zijn vriend Kernbeiss. Thomas dankt hen voor de eerdere kuur. Blik op de aardse hel - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Het ware besef van God zal jullie tonen, hoe weinig er voor nodig is om zich bij God de Heer thuis te voelen en dan zo gelukkig te zijn, dat het alle begrip te boven gaat! Strijd niet als ellendige honden en katten met elkaar om aardse dingen, maar streef naar het juist inzicht en de liefde tot God. Heb elkaar lief als echte broeders en zusters, als kinderen van één Vader, die altijd en eeuwig heilig en onpeilbaar lief, goed en zachtmoedig is; dan bevatten jullie harten meer dan de hele wereld je ooit zou kunnen verschaffen!
Hoofdstuk 146: Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...