Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 25 van 131

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[2] Dan zegt BARTHOLOMÉUS te langen leste: "Bij vreemden lag de zaak heel anders! Zij waren merendeels al van ouds her verkeerd opgevoed. Eigenlijk konden zij er niets aan doen dat zij slecht en verkeerd waren. Toen zij echter het heldere woord van de eeuwige waarheid vernamen, begon het in hen te borrelen en te koken en zij begonnen zich te ontdoen van het oude vuil en werden rein. Maar jij bevindt je al lang in het overvloedige, geestelijke licht der waarheid en je hebt voor de waarachtigheid daarvan vele levende bewijzen door woorden en allerlei wonderen! Maar dat verontrust je allemaal niet; jij zou het liefst zelf wonderen doen om daarmee voor jezelf, net als de Farizeeën in de tempel, zo veel mogelijk goud en zilver te verdienen. Jij hebt voor jezelf geen god nodig behalve een die je behoorlijk veel geld zou bezorgen, waarmee je dan op aarde ontzettend goed zou kunnen leven en waarmee je uiteindelijk, zonder enige rekening te houden met de hier gehoorde levenswaarheden uit God, gewoonweg tot stervens toe zou kunnen zondigen!
Hoofdstuk 123: De terechtwijzing van Judas. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Mijn leer kan hem weinig schelen. Als hij luistert naar wat Ik zeg, wil hij eigenlijk alleen een uitleg horen hoe en met welke middelen Ik het een of andere wonder tot stand heb gebracht. Wel, daarover hoort hij nooit iets wat voor hem bruikbaar is en daarom is hij steeds knorrig.
Hoofdstuk 125: Over het leven van Judas Iskariot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Zo'n zwakke kant is in de aard der zaak eigenlijk niet iets slechts dat voortspruit uit de vrije wil en uit de kennis; maar het is toch een zwakke plaats in de ziel waar deze steeds kwetsbaar blijft, en dat niet alleen hier, maar ook nog lang aan gene zijde. .
Hoofdstuk 126: De gevolgen van een verkeerde opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Toen ik pas zeven of misschien ook wel acht jaar oud was, stierven er plotseling vijf mensen tengevolge van een op pest lijkende epidemie; het waren de vrouw van de buurman, twee van de oudste dochters en twee dienstmaagden die eigenlijk heel gezond waren.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mijn vader zei: 'Ja, hij heel zeker; maar hij was niet je vader, maar alleen je vaders vleselijk omhulsel! Maar mijn zoon, die een volmaakt geestenziener is, kan je iets anders vertellen; ga het aan hem vragen, dan zal hetgeen hij je vertelt over wat hij hier gezien heeft, je veel plezier doen!'
Hoofdstuk 136: De geest van Lazarus getuigt over de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Maar vriend, dat zijn immers slechts heel onbelangrijke bijzaken, die voor het geheel eigenlijk helemaal niet van belang zijn, omdat zij er niets mee te maken hebben en er zo goed als geen verband mee houden! Wat is er zo belangrijk aan de namen van de engelengeesten die Lazarus tegemoetkwamen?! Een wettelijke reispas hebben zij niet nodig en een werelds beschermrecht ook niet. Waarvoor zou je dan hun namen nodig hebben?! Maar omdat je het zo graag wilt weten, het waren de aartsengelen Zuriël, Uriël en heel op de achtergrond ook Michaël in de gedaante van Johannes de Doper, over wie Zinka ons veel verteld heeft.
Hoofdstuk 140: Over het stellen van dwaze vragen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Daarop begon MATHAËL te spreken en hij zei het volgende: "Beste vrienden en broeders, ik weet niet hoe het kwam dat ik van kinds af aan zo nu en dan reeds geesten kon zien en zelfs met hen kon spreken. Het was echter wel een belangrijke reden waarom ik eigenlijk binnen de muren van de tempel trad; want men vertelde mij dat de geesten, die al vaak erg lastig voor mij geworden waren, daarbinnen geen macht meer over mij zouden hebben, en dat ik ze daarna ook niet meer zou zien, Wel, dat was juist en geheelovereenkomstig de waarheid, want nadat ik de gezegende tempelkleding had aangetrokken, zag ik geen enkele geest meer! Hoe en waardoor dat kwam zou ik niet weten, maar het is absoluut waar en juist.
Hoofdstuk 128: Het door de dood scheiden van ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Denk je dan in alle ernst dat God Adam door een engel, die om hem te verjagen een vlammend zwaard als wapen in de hand droeg, uit het paradijs liet verdrijven? Ik zeg je: "ook al heeft Adam dit visioen gehad, dan was het toch alleen maar een beeld van wat eigenlijk in Adam zelf heeft plaatsgevonden, en hoorde als zodanig bij het proces van zijn opvoeding en bij de vestiging van de eerste godsdienst en oerkerk bij de mensen op aarde.
Hoofdstuk 142: Gods 'toorn' bij Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Hoe kan nu één vonkje zonlicht alle duisternis verjagen en waarom is het zonder die vonk eigenlijk donker? De lucht bestaat immers in de allerdonkerste nacht uit dezelfde geesten als op klaarlichte dag!
Hoofdstuk 146: Het wonderbare heelkruid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar omdat deze reeds erg bejaarde boom eigenlijk maar twee takken had die sterk genoeg waren om je leven daaraan te kunnen toevertrouwen, vochten de drie knapen om het bezit van de twee sterkste takken, en één van hen was genoodzaakt zich met een tak tevreden te stellen die eigenlijk maar een twijg was. De derde hurkte op een hoogte van altijd nog ruim vijf manslengtes op zijn tak, die meer twijg dan tak was.
Hoofdstuk 148: De dodelijke val van de nieuwsgierige jongen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Na deze ceremonie, die bepaald niet hartverheffend was en waarbij iedere vloek het gewaad van de hogepriester op een geweldige scheur te staan kwam, trok weldra iedereen naar de stad terug. Slechts één man, die waarschijnlijk door de welgemeende vervloekingen iets meer dan goed voor hem was van zijn stuk was gebracht, bleef bij een poel staan die niet ver van ons verwijderd was en eigenlijk een oud, nog steeds zeer diep, door de Jordaan veroorzaakt gat was, waarvan sommige dwazen beweerden dat het water van de zondvloed van de gehele aarde door dit gat, dat ongeveer honderd manslengten in omtrek mat, in een jaar en enige dagen verdwenen was. Dat dit gat erg diep is, is waar, -maar bodemloos zal het toch ook wel niet zijn.
Hoofdstuk 149: De zelfmoord van de door de tempel vervloekte Esseen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Dan zeg IK: "Welaan, omdat wij nog een paar uur over hebben, moet onze Mathaël nog een laatste stervensgeschiedenis vertellen, die in haar soort eigenlijk zeer de moeite waard is om over na te denken! Maar eerst moet Raphaël, omdat de ochtendschemering al aanbreekt, de lichtbol naar zijn plaats terugbrengen en dan meteen de beloofde, gelijksoortige korreltjes voor Cyrenius meebrengen!"
Hoofdstuk 153: Over de steen der wijzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Uit deze oerbron ontstond eigenlijk merendeels de gehele stoffelijke en gerichte schepping. Daar deze echter voorbestemd is om voor de geestelijke schepselen niet alleen als een levensgif te dienen dat hen beproeft, maar ook om bij juist gebruik een heilzame levensbalsem te zijn, is het zo geordend, dat de té sterk tegen de orde indruisende oersubstantiële gedachten zich afscheiden van die, welke in veel mindere mate tegen de orde ingaan en een reeds genoemde giftige reeks van wezens vormen in alle drie rijken van de zichtbare, uiterlijke meest stoffelijke natuur der dingen.
Hoofdstuk 158: Het gif in mineralen, planten, dieren en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Op welke wijze het ontstaan wat het natuurlijke proces betreft, begrepen moet worden, heb Ik jullie voor zover dat voorlopig voor jullie noodzakelijk is, deze nacht al laten zien. En Mathaël, die heel vertrouwd is met de kennis der analogieën, heeft jullie een dag geleden ook verteld hoe de geschriften van Mozes opgevat moeten worden; en Ik moet jou, vriend Cyrenius, nogmaals zeggen dat je werkelijk erg kort van memorie bent! Wel heb Ik voorheen je geheugen nieuw leven ingeblazen en kun je je daarin nu, als je echt wilt, een beetje vrijer bewegen; maar om jouw twijfel aan de Mozaïsche mensenschepping terecht te wijzen wil Ik je er nog zoveel bij vertellen, dat jij en ook nog vele anderen daaruit kunnen concluderen waar het hier bij deze zaak nu eigenlijk om gaat.
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, alles wat Mozes met zijn scheppingsgeschiedenis zegt en eigenlijk wil zeggen, heeft in de eerste plaats enkel en alleen betrekking op de opvoeding en geestelijke vorming van de eerste mens als zodanig, en slechts in overdrachtelijke zin ook op die van het allereerste mensenpaar.
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...