Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 25 van 103

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[3] Jullie kunnen je nu allemaal in je hutten terugtrekken, die nu tegelijk met deze voorheen woeste grond ook iets beter geworden zijn, en kijken wat voor goeds jullie allemaal ten deel is gevallen. Kom dan tegen de avond weer terug!
Hoofdstuk 218: Het belang van de gemoedsrust - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar EPIPHANES vermant zich en zegt: 'O Heer en Meester aller meesters! Ik geef er toch de voorkeur aan om hier te blijven; wat de anderen ten deel is gevallen door Uw goedheid en goddelijke macht zal ook mij ten deel zijn gevallen, -een weldaad, waarvoor wij allen en onze kindskinderen U nooit voldoende zullen kunnen danken, loven en prijzen.
Hoofdstuk 218: Het belang van de gemoedsrust - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Bij een groot volk gaat het met ongeveer negen tiende deel van de mensen meer of minder goed of heel slecht, en slechts een tiende deel kan zeggen: 'Behalve het sterven is het allemaal nog net uit te houden! ' Wat blijft er dan anders over dan om op een of andere manier het geloof van het arme volk leven in te blazen en het door allerlei uit de aangeboren menselijke poëzie ontsproten hoopvolle verwachtingen te troosten, ofwel met een Elysium aan gene zijde of met een wonderbaarlijke Messias (Redder) , die geheel identiek is met de eerste Godheid. Met die hoop gaat natuurlijk vol zalige verwachting de ene generatie na de andere het graf in en men rust dan heel gerust zonder geloof en hoop in de vriendelijke, koele moeder aarde. Ik voor mij heb hier niets op aan te merken; maar zoals de mensen het zich voorstellen is het volgens mijn oprechte overtuiging niet!"
Hoofdstuk 202: De vraag over de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] De Messias zal zodoende lijken op een rijke en goede huis en gastheer, die een groot maal voor de gasten toebereidt en zijn knechten en dienaren naar alle plaatsen, wegen, straten en stegen stuurt om vriendelijk allen uit te nodigen om te komen en deel te nemen aan het grote gastmaal. Armen en rijken, kleinen en groten, zwakken en sterken, en ook machtelozen en machtigen zullen de uitnodigende stem horen uit de mond van de boden. Die zullen komen, zullen ook verzadigd worden, maar op hen die niet willen komen, zal geen dwang worden toegepast om te komen. Of ze komen of niet komen zal voor de gastheer niet uitmaken; maar de zegen van de grote maaltijd zullen natuurlijk alleen diegenen krijgen, die aan de uitnodiging gevolg hebben gegeven.
Hoofdstuk 204: Messias en verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Jullie denken nu weliswaar bij jezelf 'Ja, dat is wel met een korrel het geval die weer als zaad in de aarde gezaaid wordt; maar wat gebeurt er met de korrels die tot meel worden gemalen en dan als brood door mensen of ook door dieren gegeten worden?' Ik zeg jullie: Waarlijk, die korrels zijn er nog beter aan toe; want daardoor gaan zij al in een meer volkomen leven over, waarin ze zich dan als een geïntegreerd deel van een hoger leven evenzeer, en nog meer echter in zichzelf, in talloze ideeën en levendige begripsvormen kunnen vermenigvuldigen; alleen het zeer materiële kaf wordt als uitwerpsel uitgescheiden, waardoor het dan echter ook tot een meer edele vruchtbare humus van de aarde wordt, waaruit zich de kiemgeest in de verschillende zaadkorrels vormt en de onsterfelijkheid aantrekt. Wat er echter met het stro en het kaf van de planten gebeurt, gebeurt op een nog veel edeler manier met het vleselijk lichaam van de mens.
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zeg: 'Wat de anderen deden is goed, maar wat jij doet is beter. Want ieder woord dat uit Mijn mond komt is licht, waarheid en leven; als je Mijn woorden in je hart opneemt en ernaar handelt, dan valt je met Mijn woord ook het ware eeuwige leven ten deel.
Hoofdstuk 218: Het belang van de gemoedsrust - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] En ik geloof dat tussen U en ons, blinde en niets wetende mensen, bijna hetzelfde het geval is. U bent duidelijk de bouwmeester, die de wereld, het heelal en ook de mens zoals hij is, geestelijk en materieel in zekere zin gebouwd heeft, en derhalve ook het beste moet weten wat goed voor hem is en wat hij als redelijk denkend, zelf oordelend en zichzelf bepalend wezen moet doen en laten. En als U de mens dan nu door woorden en daden toont, dat U onherroepelijk Dezelfde bent aan wie hij zijn bestaan te danken heeft, en U hem verder laat zien wat hij moet doen om datgene te bereiken waarvoor U hem geschapen heeft, dan is het alleen maar de schuld van de blinde en domme mens zelf, als hij om onbelangrijke, materiële redenen het eeuwige leven verspeelt en hem dan de dood ten deel valt. En zo ben ik van mening dat ieder mens, die door Uzelf eenmaal is onderwezen en U heeft herkend als Degene die U bent, het onmogelijk meer kan nalaten om met alle liefde en vreugde precies zo te leven en te handelen als U hem bevolen heeft.
Hoofdstuk 219: Epiphanes' moed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] EPIPHANES zegt: 'Heer en Meester, U bent wijzer en machtiger dan alle wijzen en machtigen van de hele aarde! Als U toelaat dat dit over U komt, moet U daar zeker een goede reden voor hebben, die wij nu niet kunnen doorzien; maar voor dit bepaalde meest verwerpelijke deel van de mensen in Jeruzalem en in heel Palestina en trouwens in het hele jodenrijk moet het inderdaad een totale en ongehoorde deemoediging en tuchtiging zijn, wanneer ze de Mens die ze het meest haten, zelfs aan het schandelijkste kruis niet geheel en al dood kunnen maken en Deze er na drie dagen weer is als geheel Dezelfde die Hij tevoren was! Dat zie ik nu ook heel goed en duidelijk in. Maar toch lijkt het me dat dit, wat door Uw wijsheid en macht voor goed gehouden wordt, toch ook nog op een andere manier bewerkstelligd zou kunnen worden!
Hoofdstuk 220: Het doel van de kruisiging van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Een veel kleiner deel van de mensen op deze aarde is echter alleen maar wat het lichaam betreft van deze aarde, maar wat de ziel betreft komen ze ofwel van de verschillende sterrenwerelden of soms zelfs als zuiverste engelgeesten uit de zuivere hemelen van de geesten. Dat zijn tot nog toe echter de minst voorkomende.
Hoofdstuk 225: Kinderen van God (van boven) en kinderen van de wereld (van beneden) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar zo'n toegelaten storm, hoe afschuwelijk hij ook tekeer gaat, heeft altijd iets goeds vanwege het feit dat hij in zulke zielen een groot deel van de schadelijkste materie verwoest en zo de ziel een beetje zuiverder maakt. Na vele van dergelijke stormen wordt hier en daar een enkele ziel nuchterder en probeert zich van dit tumultueuze gezelschap te bevrijden en zoekt een uitweg; -en dan wordt het gewoonlijk toegelaten dat ze bij een beter gezelschap komt, of ze wordt weer geïncarneerd.
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] En nu zijn we weer bij de koning van ons voorbeeld wiens ziel zo'n weg heeft doorgemaakt als Ik jullie nu heel in het kort precies heb beschreven. De naar deze wereld teruggekeerde ziel van zo'n eenmalige koning uit de vroege geschiedenis, die bijvoorbeeld in het uiterste Oost Azië zich zo misdragen heeft, komt nu op een heel ander deel van de wereld via de gewone weg van het vlees in het lichaam van een kind ter wereld, natuurlijk geboren uit een arme vrouw. Dan is zo'n ziel weer helemaal kind en weet van haar vorige toestand niet het geringste, en het zou ook helemaal verkeerd zijn als ze er maar de minste herinnering aan zou hebben.
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] ELIA zei: 'Op aarde niet, maar hier des te meer en ik zou, ondanks de grootste zaligheid die nu voor eeuwig mijn deel is, uit liefde voor U nog honderd maal de weg van het vlees willen afleggen, hoe ellendig en doornig deze ook is!"
Hoofdstuk 235: De Heer in gesprek met Mozes en Elia (Ev. Matth. 17,3) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Hierop gebeurde snel wat Ik bevolen had. Ik besteeg het schip dat snel werd afgestoten en we voeren met gunstige wind weg. We voeren om het noordelijk deel van de voet van de berg en kwamen spoedig in een kleine baai, die precies tegenover de baai lag waar we nu enkele dagen geweest waren, aan de andere kant van de door Mij beklommen berg.
Hoofdstuk 239: De zegen van de matigheid. De toebereiding van het vlees van onreine dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen zei IK tegen dat deel van Mijn leerlingen wier geloof nog niet tot een rots was geworden en die daar een paar maanden geleden in Mijn naam gewerkt hadden: 'O ongelovige en verkeerde soort! Hoe lang moet Ik dan nog bij jullie zijn en hoe lang jullie nog verdragen? Breng de zieke hier bij Mij!" (Matth. 17,17)
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
Hoofdstuk 241: Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...