Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 25 van 57

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[9] De commandant zei: Heer en Meester, de grondbeginselen van Uw leer zijn mij welbekend, namelijk dat men ten eerste in U gelooft en in U ook de ene, enig ware God erkent, dat men die erkende God dan ook als het beste en meest volmaakte eeuwige wezen boven alles liefheeft en zijn medemens als zichzelf, en dat men ook de geboden van Mozes in acht neemt en zich eraan houdt.
Hoofdstuk 16: De voorwaarden om wijsheid te verkrijgen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Dan komt het hele plantenrijk in het water en op de aarde, samen met de overgang ervan naar het dierenrijk. In dit rijk neemt het gericht al mildere vormen aan en bevindt de zielensubstantie zich al meer in de fase van een zekere bevrijding dan in de eerdere harde gerichtstoestand; de zielensubstantie, die voorheen als het ware chaotisch dooreen gemengd was, wordt nu met het oog op het ontwikkelen van intelligentie gesorteerd en tot op zichzelf staande eenheden gevormd, en vertoont in dit tweede rijk dan ook een grote verscheidenheid.
Hoofdstuk 21: De zielensubstantie en haar trapsgewijze bevrijding uit de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] Dergelijke grote en ook kleine twisten -zowel tussen volkeren alsook tussen afzonderlijke mensen -komen altijd doordat men Mijn leer niet in acht neemt, die inhoudt dat niemand tegen zijn buurman moet zeggen: 'Kom hier, dan zal ik de splinter uitje oog halen!'. Dan zegt de buurman: 'Wat maak je je druk om de splinter in mijn oog, terwijl ik in jouw oog een hele balk ontdek? Maak eerst je eigen oog schoon, daarna kun je mij pas helpen met het schoonmaken van mijn oog!'
Hoofdstuk 29: De toekomst van de staten van Europa en Amerika - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Wie nu in Mij gelooft en aan Mij geen aanstoot neemt, en bovendien de geboden houdt die Mozes heeft gegeven, heeft reeds het eeuwige leven in zich; want Ik geef jullie geen andere wet dan Mozes ook alleen van Mij heeft ontvangen en aan de mensen heeft gegeven.
Hoofdstuk 73: Het wezen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ook de twee buren hadden deze woorden van Mij met grote aandacht aangehoord, en ze zeiden tegen de waard: 'Het lijkt wel of die Galileeër nog veel wijzer is dan onze commandant! We hebben weliswaar niet begrepen waar het eigenlijk over ging, maar zoveel is ons wel duidelijk geworden, dat de commandant, die de ene, enig ware God stellig goed kent, dit lastige natuurverschijnsel wat te lang vindt duren; maar deze Galileeër heeft hem met een schitterend voorbeeld de orde getoond, die God bij al Zijn handelen steeds in acht neemt, en waarom. En kijk, de commandant bedankte de wijze Galileeër ten zeerste voor deze les!
Hoofdstuk 80: De naweeën van de storm en de aardbeving - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Bij de ene, enig ware God geniet een priester echter niet de minste voorkeur boven zelfs de meest onbeduidend lijkende mens uit het volk. Bij God bestaat er geen rangorde voor de mensen; bij Hem staan keizer en bedelaar op dezelfde trede. Alleen diegene geniet bij God de voorkeur, die Hem naar volle waarheid herkent, Hem dan boven alles liefheeft en zijn medemens als zichzelf en die de geboden van God, zoals die door Mozes gegeven zijn, in acht neemt, in alles deemoedig is en van niemand iets onrechtvaardigs verlangt dat in strijd is met de orde en de wil van God; noch met geweld noch met list, want al zulke daden zijn in de ogen van God een gruwel.
Hoofdstuk 97: Het juiste zoeken van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[6] Terwijl de commandant en ook onze waard naast Mij helemaal verrukt de mooie natuur bewonderden, zei de commandant na een tijdje van zalige bewondering tegen Mij: 'Heer en Meester, het is de mensen nauwelijks kwalijk te nemen dat ze langzamerhand de wereld zijn gaan liefhebben en tenslotte zelfs goddeloos zijn geworden; want wat de mens met al zijn zintuigen waarneemt in zijn aanvankelijk duidelijk natuurlijke toestand neemt hem met een vaak onweerstaanbare macht gevangen, en zelfs de meest geestelijke leringen en woorden kunnen hem niet van vandaag op morgen verlossen van de boeien die de talloze bekoringen van de wereld hem hebben aangelegd. Zoals de ochtend vandaag met talloze bekoorlijkheden gesierd is, is het vast al talloze malen geweest. En dat de mensen bij de aanblik van zulke schoonheden tot allerlei merkwaardige fantasieën zijn gekomen, is voor mij nu heel goed te begrijpen; en dat ze zich daar steeds meer in verdiept hebben en geworteld zijn geraakt, komt ook door het al te mooie en steeds wisselende beeld van het natuurlijke landschap.
Hoofdstuk 101: De bedenkingen van de commandant over de schoonheden van de natuur (11.12.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[4] De genezene neemt deze raad wel een tijdlang in acht; maar dan bekruipt hem zijn begeerte opnieuw. Hij begint weer in strijd met de orde te leven; en hoewel hij al duidelijke waarschuwingen bespeurt dat hij opnieuw ernstig ziek zal worden, stoort hij zich daar toch niet aan en zondigt verder tegen zijn toch al sterk verzwakte natuur.
Hoofdstuk 112: Waartoe ziektes dienen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[12] Kijk, buitengewone Heer en Meester, dat was sinds mijn jonge jaren mijn volkomen ware geloofsbelijdenis evenals die van mijn ouders, waarvoor wij in de natuur, die overal hetzelfde zegt, onweerlegbare bewijzen en redenen hebben gevonden! Wie deze grondbeginselen in zijn korte actieve leven geheel en al in acht neemt, zal tot zijn laatste uur nog een eerlijk mens blijven; want hij weet dat hij een volkomen niets is, en hij weet dan ook dat alles wat hem omringt met hem hetzelfde lot deelt.
Hoofdstuk 168: De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Want kijk, het duurt niet lang of de zon heeft alles op de aardbodem tot leven geroepen; daarna neemt ze toe in licht en warmte, en wel zozeer dat ze in de zomer alles weer doodt wat ze in de winter en het voorjaar heeft geschapen.
Hoofdstuk 183: De strijd in de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] En ze zeiden allemaal: 'Heer, Uw wil geschiede; want wij hebben ons er nu allemaal van overtuigd dat de profeten geen letter te veel over U voorspeld hebben! leder woord over U is tot nu toe zelfs letterlijk in vervulling gegaan!'
Hoofdstuk 198: Het verschijnen van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Rafaël zei tegen hem: 'En ik zal je helpen en je met mijn kracht ondersteunen, als het jou daaraan zou ontbreken; daar kun je van op aan; want ook bij jou was ik al nog voor je de Heer herkende, en ik heb je hart bereidwillig gemaakt. Later zal ik weer met je zijn en het nodige voorwerk voor je doen onder jouw heidenen.Want neem van mij aan dat wij niet stilzitten wanneer de Heer Zelf werk ter hand neemt, en wij volmaakte engelengeesten zijn zogezegd als het ware de vingers aan de hand van de Heer -en die vingers zijn bij iedereen elk moment aan het werk, zolang hij met zijn handen werk verricht.Vertrouw dus op de belofte van de Heer, dan zal ik je niet in de steek laten! Geloof je dat?'
Hoofdstuk 199: Over het werken van de engelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Ik zei: 'Natuurlijk; want nu is ook hij voor deze tijd omhuld met een lichaam, dat uit de lucht van deze aarde is genomen, en hij heeft evengoed ook aardse versterking nodig als Ik, de Heer Zelf. Het voedsel dat hij tot zich neemt wordt in hem weliswaar op een heel andere manier omgezet dan bij een natuurlijk mens; maar dat doet niets ter zake. Hij zal dus evengoed samen met ons spijs en drank tot zich nemen als wijzelf, alleen aanzienlijk veel meer dan wij, waar je van tevoren rekening mee moet houden. Maar laat nu eerst brood en wijn op tafel zetten, en pas later de vissen en een goed klaargemaakt, gebraden lam!'
Hoofdstuk 205: De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Of wij bij dat werk, in het bijzonder bij de verscheurende beesten van de woestijn, heelhuids weggekomen zouden zijn, valt niet met zekerheid aan te nemen. Uw wil is natuurlijk de Heer over alles, en als wij het overeenkomstig Uw wil ook letterlijk zouden doen, zouden wij van de woestheid en woede van die dieren wellicht minder te vrezen hebben dan van de hoogmoed en het eigenbelang van de wereldse mensen; maar met de taal die ook voor zulke schepselen begrijpelijk zou moeten zijn, zou het ons duidelijk erg slecht afgaan!
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Simon Juda zei: 'O Heer en Meester, met deze heilige vraag van U hebt U een enorme steen van mijn borst gewenteld. Want dat U dat beroep op ons doet heeft althans bij mij de dwaze gedachte opgeroepen, dat U daarmee in ernst zou willen dat wij later niet alleen aan de mensen, die eigenlijk een goede akker voorstellen, maar ook aan de bergen, bossen, meren en rivieren, aan alle vogels en alle in de lucht levende dieren, alle dieren op de aarde en zelfs aan alle vissen in het water Uw evangelie moeten prediken; want de creatuur is nu eenmaal alles wat door U geschapen is, en als wij Uw evangelie in de hele wereld aan al het geschapene moeten verkondigen, heeft mijn verstand toch onmogelijk iets anders kunnen bedenken dan letterlijk ten uitvoer te brengen wat U ons hebt opgedragen.
Hoofdstuk 213: Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...