Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3483 resultaten - Pagina 25 van 233

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[1] IK zeg: "Ja, luister eens mijn waarde! Op het hemellichaam waarop de mensen voorbestemd zijn om uit zichzelf ware kinderen Gods te worden, is dit noodzakelijk!
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Want als mens ben Ik mens, zoals jullie mensen zijn, maar in Mij woont de volheid van de goddelijke heerlijkheid van de Vader, die in Zichzelf pure liefde is. En niet Ik als jullie medemens zeg dat nu tegen jullie, maar het woord dat Ik nu tot jullie spreek is het woord van dec Vader, die in Mij is en die Ik goed ken, maar die jullie niet kennen. Want als jullie Hem zouden kennen, zou Mijn zending niet nodig zijn. Maar juist omdat jullie Hem niet kennen en nog nooit herkend hebben, ben Ik Zelf gekomen om Hem aan jullie te tonen en geheel te leren kennen.
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Deze engel heeft nu natuurlijk wel een vorm, maar deze vorm is eigenlijk op zichzelf niets, omdat deze niet blijvend is. Toch staat hij zoals hij is, bijna op het punt om als een zelfstandige, grote gedachte uit het oorspronkelijke idee van God, vrij en alleen van zichzelf afhankelijk te bestaan en zelfstandig te werken, gedeeltelijk met het nu afgescheiden eigen materiaal en ten dele met hetgeen uit God steeds maar door binnenstroomt.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar wat hij door de geest van God, die op zekere momenten zijn ziel verhelderde, heeft geschreven, is toch zuiver Gods woord, -maar niet gegeven om begrepen te worden door de hersenen, maar door de daartoe in staat zijnde goddelijke geest in het hart. Die werd echter pas in deze tijd, sinds Mijn komst, bij wijze van uitzondering in het hart van een beperkt aantal mensen gelegd, opdat zij Mij zouden herkennen, verstaan en begrijpen terwille van zichzelf en ook van vele andere nog geestloze mensen.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] In mijn hart zie ik dat heel natuurlijk en echt menselijk als volgt: Eeuwen her heeft U Uw ideeën omgevormd tot vaste vormen. Eerst waren die vormen star en stijf, zoals alles wat nu nog voor onze zintuigen geheel levenloos schijnt te zijn. Uit deze grote en schijndode vormen ontwikkelde U van tijdperk tot tijdperk steeds minder harde en meer van zichzelf bewuste levensvormen met meer of minder bewegingsvrijheid en activiteit. Dat alles is en was slechts een voorbereiding en voorproef voor het geheel vrije leven in de daarop uit alle ontwikkelingen ontstane geheel vrije mens, aan wie U, o Heer, de hoofd en basisvorm van Uw eigen fundamentele Wezen gaf.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De mens was er nu, herkende zichzelf en zijn goddelijke vrijheid, beleefde veel vreugde aan zijn bestaan, aan zijn mooie vorm en kon de dingen die hem omringden onderscheiden en tellen.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar al gauw begon hij in zichzelf te zoeken naar de eigen oorsprong en naar die van de hem ten dienste staande dingen. En toen U o Heer dat zag, ondervond Uw goddelijke hart vreugde en U gaf hem de gelegenheid U meer en meer te voelen en aan U te denken.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Om dat te bereiken, moest de mens eerst nog dieper en verder van U gescheiden worden, Hij moest falen en vallen en dan pas in die totale afgezonderdheid van U, heel moeizaam en onder allerlei verleidingen en moeilijkheden weer helemaal opnieuw tot zichzelf komen en met een neerslachtig en berouwvol hart naar U op zoek gaan,
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[27] Maar als slechts Uw liefde alleen dat alles met Uw heerlijke oerideeën heeft gedaan, zou zij dan daarna niets voor zichzelf doen om juist in alle door haar ontstane wezens datgene volledig te bereiken, wat haar in het oerbegin in zichzelf dwong om de gevormde ideeën een vrij, zelfstandig leven te verschaffen?!
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Ik zeg u: Daar heerst de vloek der hel en geen licht, geen weg, geen waarheid, geen liefde en daarom ook geen vrij leven, maar slechts een eeuwig gericht, dat de innerlijk door zichzelf vervloekten terneer drukt en zwaar geboeid houdt!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[27] IK zeg: "Ik heb jullie allang alles vergeven en ten behoeve van de dwaasheid nog voor niemand een schuldenboek geopend. Want iedere dwaas heeft het aan zichzelf te wijten als hij schade oploopt. Maar denk op een andere keer, als je Mij niet zoals nu bij je zult hebben, met een waar, levendig geloof aan Mijn naam en dan zal deze jullie beter beschermen dan de een of andere zwakke en breekbare plank!"
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ja, Mijn beste Cyrenius! Rijk te zijn op deze aarde, en voor zichzelf slechts zoveel uit te geven als men voor het eigen onderhoud hoogst nodig heeft, dus karig te zijn voor zichzelf om des te vrijgeviger voor de armen te kunnen zijn, dat, dat evenaart God reeds het meest in het aardse lichaam! Hoe groter deze echte en alleen ware gelijkenis met God bij een mens is, des te meer zegen en genade ontvangt hij uit de hemelen!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Weliswaar zal men hier en daar zeggen en oordelen: Ja, ja, het is nu wel mooi om over de deugd der vrijgevigheid te preken en de gierigheid als een afschuwelijke zonde voor te stellen, maar wie kan er eigenlijk wat aan doen, dat de ene mens in zichzelf een overwegende drang tot overvloedige vrijgevigheid heeft en een ander daarentegen ontzettend gierig is?! Bij beiden hangt het af van hun innerlijke liefde, waar het een uiterlijk verschijnsel van is. Daaruit ontspruit voor elk van hen een zaligmakend gevoel, dat zowel de een als de ander voor zichzelf houdt. De eerste zou echter treurig worden als zijn bezit niet overvloedig genoeg is om zijn arme medemensen gelukkig te maken en de tweede wordt treurig als hij niet zoveel ontvangt als hij wenst -maar zelfs verliest! Het is toch zo dat dit alles al oorspronkelijk in de aard van de mens aanwezig is en daarom kan er toch eigenlijk geen zonde of enige ware deugd zijn. Voor de gierigheid is de vrijgevigheid een zonde -en voor de vrijgevigheid is dat in gelijke mate de gierigheid. Kan het water er wat aan doen dat het zo'n zachte en meegaande natuur heeft en wie zou de steen kunnen verdoemen vanwege zijn hardheid?! Het water moet zo zijn als het is, en zo moet ook de steen zijn zoals hij is.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Als een tuinman twee vruchtbomen in zijn tuin zet en ze naar behoren verzorgt, -zal het hem dan niets doen, als alleen de ene boom vruchten draagt, maar de andere, die van hetzelfde ras is en in dezelfde grond staat, dezelfde regen en dauw, dezelfde lucht en hetzelfde licht als voedsel heeft, helemaal geen vruchten, ja zelfs geen voldoende blad draagt om schaduw te geven? Dan zal de oordeelkundige tuinman zeggen: 'Dat is een ontaarde, zieke boom, die alle sappen voor zichzelf gebruikt. Wij zullen eens zien of hij niet te helpen is!' Dan probeert de tuinman alle hem bekende, doeltreffende middelen en als al deze middelen tenslotte niets helpen, zal hij de onvruchtbare, ontaarde boom rooien en op diens plaats een andere zetten.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Een gierig en zelfzuchtig mens is derhalve een mens die zichzelf innerlijk heeft ontaard en geen levensvruchten kan geven, omdat hij alles voor zichzelf gebruikt.
Hoofdstuk 193: De dierlijke aard van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...