Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 25 van 71

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[6] Wie de vogels wil vangen, moet niet direct met knuppels in de struiken beginnen te slaan, maar hij moet eerst de netten spannen en dan pas de knuppels in de struiken gaan gooien, dan zullen de vogels zichzelf met velen tegelijk in de netten vangen.
Hoofdstuk 39: Over ruïnes waar geesten spoken (30.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Waar bepaalde hoofdbeginselen van een wereldse regering te nauw verbonden zijn met het bedrieglijke priesterdom, daar valt met openlijk geweld in eerste instantie niet zo veel te beginnen; maar in een latere fase zal het wel heel goed te gebruiken zijn.
Hoofdstuk 39: Over ruïnes waar geesten spoken (30.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Maar daarmee bedoel Ik natuurlijk niet de tempel zoals hij nu is, maar zoals hij vroeger was -want nu zou ook Ik een zondaar tegen de tempel zijn, net zoals jullie dat allemaal zijn -en wij zullen tegenover de tempel dan ook geen schuldbelijdenis hoeven af te leggen; want nu zijn wij de hoogst ware tempel van God, en die daar beneden is een moordkuil geworden. Daarom zal dan ook weldra de oogst beginnen van zijn boze vruchten, die hij op zijn akkers heeft uitgezaaid. Dan zal men van zijn doornen en distels geen druiven en vijgen oogsten.
Hoofdstuk 43: Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar nu begint het eerste ochtendlicht aan te breken, en onze tempeldienaren in de andere zaal beginnen daar in beweging te komen om weldra op weg te gaan naar hun huizen en daar volgens hun vaste voornemen de regelingen voor hun vertrek te treffen. Zodra zij vertrokken zijn, zullen wij ons naar buiten in de open lucht begeven en daar onze overdenkingen houden.
Hoofdstuk 44: De natuurgeesten van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Er bestaan hier en daar weliswaar ook wel plaatsen waar zielen van reeds lang gestorven mensen zich ophouden en af en toe op de een of andere manier de aandacht trekken van voorbijtrekkende mensen. Dat zijn zielen die tijdens hun lichamelijke leven te hevig verliefd waren op hun aardse bezit en, om dat te vergroten, ook menige grote onrechtvaardigheid hebben begaan. Zulke tevens uiterst materieel geworden zielen blijven dan na het afvallen van hun lichaam op die plaatsen, die hun tijdens hun lichamelijke leven boven alles lief en dierbaar waren, en dat dikwijls net zo lang, tot ieder spoor van hun meestal zo kostbare bezit verloren is gegaan. Dan pas beginnen ze aan gene zijde meer en meer in zichzelf te keren, omdat ze in zichzelf gewaar beginnen te worden dat al het aardse en tijdelijke bezit en ijdele een lege illusie is en was.
Hoofdstuk 37: Inzicht in de redenen voor de oerschepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Dat zal je echter beduidend moeilijker afgaan dan hier in het land van de joden het geval zou zijn; want jullie invloedrijke heidense priesters zijn bijzonder geïnteresseerd betrokken bij dat kwade spel. Zolang Mijn nu aan jullie gegeven leer daar geen duidelijke vorderingen heeft gemaakt, valt er tegen de Europese spooknesten met geweld niet veel te beginnen. Maar het beste middel tegen zulke uiterst bedrieglijke onzin is het voorlichten van het betere deel van het volk; want als dat eenmaal goed weet, hoe het in werkelijkheid met deze dingen gesteld is, dan hoort het gepeupel het weldra ook, en dat is dan de snelste en voornaamste uitdrijver van zulke boze geesten van vlees en bloed.
Hoofdstuk 39: Over ruïnes waar geesten spoken (30.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ook al keren wellustelingen van beiderlei geslacht na een tijdvolkomen in zichzelf en beginnen ze door grote zelfverloochening een volkomen kuis leven te leiden en verkrijgen ze door zo'n echte boetedoening ook de volledige vergeving van hun zonden, dan zullen ze toch op deze wereld de volle geestelijke wedergeboorte moeilijk of helemaal niet bereiken, maar slechts voor een deel; want de ziel van zulke mensen heeft het druk genoeg om zich alleen al in zoverre van haar vlees vrij te maken, dat ze de waarschuwingen van de geest kan vernemen die noodzakelijk zijn voor haar heil. Zo iemand kan weliswaar nog heel goed en wijs worden en veel goeds tot stand brengen, maar tot de volle omvang van de daadkracht die wonderen bewerkt zal hij nauwelijks komen. Dat kan een dergelijke ziel pas aan gene zijde bereiken.
Hoofdstuk 41: Veelwijverij - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Dan zullen de liefhebbers van de waarheid in blij gejubel uitbarsten en Mij loven, omdat Ik hun reeds van tevoren het teken heb gezonden van Mijn opgang aan de hemel van de innerlijke geestelijke dag. Maar de vijanden van de waarheid zullen beginnen te jammeren en erg te knarsetanden en ze zullen zich, voorzover dat nog enigszins mogelijk is, met hun steeds minder wordende aanhangers in duistere hoeken trachten te verbergen, wat hen echter niets zal helpen; want als dan de volle zon van de waarheid opgegaan zal zijn, zal haar licht alle duistere hoeken en gaten en holen geheel verlichten, en de vijanden van het licht zullen op de hele nieuwe aarde geen toevluchtsoord meer vinden.
Hoofdstuk 46: Het gericht van het heidendom (8.12.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Deze rake woorden van één van de leerlingen schoten de schriftgeleerde en zijn metgezellen in het verkeerde keelgat en daarom kwamen ze naar Mij toe en vroegen Mij: 'Meester, heeft u uw leerlingen het recht gegeven om zó met ons te spreken? Wanneer wij niet onmiddellijk willen geloven wat zij geloven, maar als geleerden nog allerlei andere bewijzen zoeken, dan gaat hun dat toch zeker weinig of niets aan! Als ze ons goed en zachtzinnig tegemoet tredén, zullen wij ook naar hen luisteren en hun woorden welwillend onderzoeken; maar als ze ons tegemoet treden zoals nu, dan zit er tenslotte toch niets anders op dan hun precies zo te bejegenen als zij ons doen! Als ze evenwel van u het recht hebben om ons, geleerden, zo te bejegenen, dan zullen zij ook weinig met ons kunnen beginnen!'
Hoofdstuk 64: Het beklag van de schriftgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] In deze periode, waarin zich reeds een bestendig continent gevormd heeft, beginnen de regelmatige zeestromingen van 14.000 tot 14.000 aardse jaren. Door deze stromingen wordt langzaamaan de zuidelijke helft van de aarde en daarna weer de noordelijk helft door de zee overspoeld, voor de vorming van vruchtbare aarde over de dikwijls zeer uitgestrekte woestijnen van rolstenen. Want na ongeveer 14.000 jaar heeft de zee zoveel vruchtbaar slik op de woeste rolsteenvlakten en dalen gelegd dat die daarna, als de zee zich weer terugtrekt en de achtergelaten modder tot een steviger bodem wordt, buitengewoon vruchtbaar zijn.
Hoofdstuk 72: De ontwikkeling van de aarde tot aan de pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Mocht iemands schijndood hardnekkiger zijn, heb dan geduld, en beschouw hem niet eerder als dood, dan wanneer de echte doodskenmerken bij hem duidelijk zichtbaar beginnen te worden! Want wat jullie in vertrouwen verlangen dat de mensen voor jullie zullen doen, als jullie in zo'n toestand, die altijd droevig is, zouden geraken, doe dat ook voor hen! En vooral jullie, Romeinen, moeten dat heel goed onthouden! Want aan het begraven van de armen en slaven wordt bij jullie nou niet bepaald veel aandacht geschonken -en Ik heb jullie daar nu op gewezen.'
Hoofdstuk 84: Het verbranden en balsemen van lijken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar jullie hebben nu voor de Heer en Meester toegegeven dat jullie voor jezelf echt in Hem willen en zullen geloven, ook als deze meest ware Messias niet alleen van de joden, maar ook van alle andere mensen op aarde de aardse omstandigheden niet zal veranderen; dat was heel erg goed gezegd van jullie en wij vergeven jullie daarom ook die niet zo vleiende uitlating. Maar alleen verbaast het ons werkelijk in hoge mate dat jullie, die toch zeer goed thuis zijn in jullie Schrift, nu pas een klein beetje beginnen te begrijpen wat wij Romeinen voor een deel allang als onomstotelijke waarheid hebben gezien en duidelijk erkend hebben.
Hoofdstuk 86: Het getuigenis van Marcus over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarom zal hij die ter wille van Mij veel zal doen en vele daadwerkelijke offers zal brengen, ook veel van het rijk Gods ontvangen; maar wie net als de nachtelijke reiziger aan het eind van zijn reis door deze wereld serieus op Mijn deur zal beginnen te kloppen en te vragen, zal weliswaar ook niet verstoten worden, maar hij zal slechts weinig ontvangen, omdat hij zich ook maar weinig moeite heeft getroost om het rijk Gods te verwerven en het pas begon te zoeken toen, de uiterste nood hem ertoe dwong.
Hoofdstuk 105: Wat 'het hemelrijk geweld aan doen' betekent - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Wie God en Zijn eeuwige levensrijk wil vinden, moet dat in zichzelf, dus in het stille kamertje van zijn hart in de liefde tot God en de naaste beginnen te zoeken. En wie ernstig begonnen is te zoeken en aldoor blijft zoeken, zal ook vinden wat hij gezocht heeft; maar wie in het zoeken verslapt, zal datgene wat hij wel zou willen vinden, als het hem maar niet al te veel moeite zou kosten, op deze wereld en ook aan gene zijde nauwelijks of ook helemaal niet vinden.
Hoofdstuk 108: De betekenis van de leer van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Want kijk! De mens is als een reiziger die op een sombere dag reist, wanneer er dichte nevels over dalen en bergen liggen. Hoewel zulke nevels de hele overigens prachtige omgeving totaalonzichtbaar maken, bestaat die omgeving wel; alleen kunnen de zuivere beelden daarvan het oog van de reiziger niet bereiken, en kan hij zich dus ook geen voorstelling vormen van wat de dichte nevel voor zijn ogen verbergt. Hij kijkt wel naar de weg en ziet aan de maar vaag zichtbare tekenen op de weg dat hij waarschijnlijk wel op de goede weg loopt. Maar vaak komen er zijwegen en die vervullen hem dan weer met vrees en zorg, omdat hij niet precies kan weten welke weg eigenlijk de goede is. Hij wacht, of er niet een andere reiziger hem tegemoet of achterop komt. En er komen er ook wel enkelen; maar het vergaat hun net als hem, die van hen wilde horen welke de goede weg is. De één denkt dat de middelste weg waarschijnlijk wel naar de genoemde plaats zal leiden; een ander zegt dat het de plek is waar de weg naar de genoemde plaats naar rechts buigt; een derde beweert het tegendeel, en een vierde geeft de volgende mening: 'We weten hier geen van allen de weg; laten we daarom rechtsomkeert maken en in de plaats blijven vanwaar we vertrokken zijn, tot de nevel optrekt; daarna kunnen we met zekerheid onze tocht beginnen!'
Hoofdstuk 77: Gelijkenissen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...