Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2373 resultaten - Pagina 25 van 159

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[5] Maar om dat te worden, moeten in deze wereld hemel en hel onder één dak wonen! Zonder strijd is er geen overwinning! Waar het hoogst bereikbare mogelijk is, moet men daarvoor ook alles geven. Om een uiterste te bereiken moet men zich eerst van een tegenovergesteld uiterste losmaken.
Hoofdstuk 178: Aanleg en bestemming van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar u bent geroepen en voorbestemd om geheel zelfstandig zo te worden als de Heer Zelf is. Want tegen u zal de Heer nog zeggen: ' Jullie moeten in alles net zo volmaakt zijn als jullie Vader in de hemel in Zijn eindeloze volmaaktheid is!
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Maar Salomo móest zo schrijven, omdat het toen nog niet de tijd ervoor was de onbekwame mensen, die in hun hart nog totaal geen geest hadden, de diepste geheimen van de hemel geheel te onthullen. In plaats daarvan mocht hij slechts zeer bedekt toespelingen maken, om de zielen attent te maken op dat wat komen moest. Maar er was geen sprake van begrip.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dat had Ik luid gezegd, zodat ook de gasten van de andere tafels het hoorden en onze STAHAR, de overste van Caesarea Philippi verhief zich heel ernstig van zijn plaats, kwam naar Mij toe en zei: "Heer! Ik hoorde alles, wat er hier aan deze verheven tafel gesproken en beoordeeld werd, veel wonderbaarlijks, verhevens, zeer wijze zaken, heel waarachtige en in iedere opzicht onweerlegbare zaken. Overal straalde Uw zuivere goddelijkheid als een zon midden op de dag naar buiten en alle engelen van de hemel zouden niets anders kunnen zeggen.
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Of heeft u ooit gezien, dat een werkelijk teder en hartstochtelijk liefhebbende jonge bruid haar bruidegom tegemoet gaat met een zo groot mogelijke luister van eigenwaan en de bruidegom haar met een nog grotere?! Denkt u, dat dat een echtpaar wordt? Ja, door de macht van de wet kan het dat voor deze wereld wel worden, maar voor de hemel in der eeuwigheid niet! Want zonder liefde is er ook geen hemel!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] ALLEN zeggen: "Heer, ook al zou daarbij een ongehoorde aardbeving alle bergen op een hoop gooien en zouden alle sterren van de hemel vallen dan zouden wij in Uw tegenwoordigheid toch nog uitbundig lachen. Wat kan ons deren als Uw machtige hand ons beschermt..
Hoofdstuk 186: Voorbereidingen voor de naderende storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Van de storm en de wolkbreuk is niets meer te bekennen, het oppervlak van de zee is zo glad als een spiegel en de hemel is wolkeloos, slechts heel kleine schapenwolkjes tooien hier en daar in het roze licht de blauwe achtergrond van de hemel. Want de zon is reeds achter de bergen verdwenen en heeft op de aarde, daar waar wij ons bevonden, slechts een heerlijke avondschemering als avondgroet achtergelaten.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar die mensen, die door de vlijt van hun handen zeer rijk zijn geworden onder invloed van de hemelse genade, zijn een goede en edele vrucht van deze aarde. Zij zijn voortdurende verzamelaars voor de zwakken en armen, bouwen steeds nieuwe woonplaatsen voor de daklozen en weven kleding voor de naakte broeders en zusters. Daarom zal hun loon eens ook groot zijn, want zij dragen de mooiste en hoogste hemel reeds op deze aarde in zich!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dan zeggen de REIZIGERS tegen de groep schippers: "Praat toch niet zoveel voor niets! Dit is toch overduidelijk Gods genade, waarvoor wij Hém allereerst een zeer welgevallig dankoffer moeten brengen en de jonge, moedige loods is een hémelse loods! Zie eens hoe de regen nog bij bakken uit de hemel valt en om ons heen de golven als bergen oprijzen, terwijl ons schip evenals zijn boot zo rustig voortzweven alsof de zee zo glad is als een spiegel en noch op ons schip, noch op zijn boot valt ook maar één regendruppel! Ook de bliksems suizen en knallen als vrolijke eendagsvliegen om ons heen en geen van de blinkende en krakende brengers van de dood doet ons wat! Kijk, dat is een genade, een door ons allen geheelonverdiende genade van boven!"
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Als eens hun ziel het lichaam zal verlaten, zal uit hun hart de hemel zich uitbreiden en deze in het midden plaatsen, zoals de opgaande zon haar eigen licht verspreidt en straalt in het grote centrum van haar uitgaande en alles tot leven wekkende en scheppende licht!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Wees daarom, als je zo rijkelijk gezegend bent met aardse goederen, vrijgevig, zoals de zon aan de hemel vrijgevig is met haar licht, dan zullen jullie ook zijn als de zon én oogsten als de zon!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De ENE van de vroegere twee afgevaardigden nam het woord en zei: "Heer, u die zeker een groot vriend bent van mensen die van goeden wille zijn, kijk, hier zijn wij dan! Onze problemen kent u en ook de reden die ons naar deze omgeving bracht. Maar wij zien het als een wonderbare beschikking van boven en zeggen met Job: 'Heer, alles is van U, hemel en aarde, lucht en water! U geeft en neemt, wanneer en op de manier die U welgevallig is. U kunt een bedelaar kroon en scepter verlenen en de hoofden van koningen buigen in het stof van de algehele vergankelijkheid!' Daarom doet het ons ook geen pijn. Want de mens die de almachtige wil van God steeds op de voorgrond plaatst en in het hart draagt, treurt nooit, behalve wanneer hij voor het aangezicht van God heeft gezondigd. Daarom treuren wij ook niet over het aanzienlijke verlies wat wij hebben geleden. Want als Gods wil niet de hand in het spel had gehad bij deze treurig uitziende gebeurtenis, zouden wij nu zoals het anders ieder jaar het geval was, zonder enige korting ons geld gekregen hebben. Gods wil was hier duidelijk in het geding en aan Hem offeren wij graag deze kleinigheid -en wij zouden graag nog groter.~ offers brengen als de Almachtige het van ons zou verlangen. Want HIJ alleen is de Heer en wij zijn slechts Zijn, Hem altijd alleen dienende en gehoorzame, knechten.
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Slechts God hebben wij lief en wij vrezen Hem alleen en daarom vrezen wij de mensen niet. Als de Heer van hemel en aarde ons ook maar op enigerlei wijze voor de mensen te schande heeft gemaakt, heeft Hij daarvoor heel goede redenen gehad! Want maar al te gemakkelijk en lichtzinnig begaat de mens voor God een zonde, die de ziel steeds veel nadeel bezorgt. Dan komt de Heer met de goede tuchtroede en helpt de mens weer op de juiste weg!
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De rampzalige, zevende dag brak aan als een onontkoombaar noodlot en men ging feestelijk gekleed naar het paradijs van de koning. Daar was alles vlammen en licht. Van alle kanten straalde goud en edelgesteente meer dan de helderste sterren aan de nachtelijke hemel, en muziek en gezang gonsde door de met dicht loof omzoomde lanen van de grote tuin. De beiden behoefden echter niet lang te wachten aleer zij door onze hoveling ontdekt werden en meteen in de grote tuintempel aan de koning werden voorgesteld en door hem vriendelijk werden ontvangen. In het midden van de grote zuilentempel waren een groot aantal onbeschrijflijk mooie tafels en zijden kussens geïnstalleerd en op de tafels stonden grote gouden schalen vol met de heerlijkste gerechten, en in grote kristallen bekers schitterde kostelijke wijn en nog een aantal andere kruidendranken.
Hoofdstuk 200: Misplaatst vertrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...