Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6808 resultaten - Pagina 26 van 454

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[1] De opperrechter en de gewone rechter met Kisjonah, Baram, Jonaël, Jaïruth en Archiël gaan nu met Mij de kamer in en gebruiken ongeveer een half uur na zonsondergang samen met Mij en al de Mijnen een goed klaargemaakt, rijkelijk maal. De nog ongehuwde opperrechter schept een groot behagen in de oudste dochter van Kisjonah en zegt tegen Mij: 'Edele vriend, U weet hoeveel ik ondanks het verschil in godsdienst, respectievelijk leer der goden, van U hield omdat ik in U geen sluwe, eenzijdige Jood, maar een heel open en vrijzinnig en tevens veelzijdig ontwikkeld en in alle wetenschappen zeer ervaren mens gevonden heb.
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Wat God verbonden heeft, dat behoort geen mens meer te scheiden, en dus blijft een echt huwelijk voor altijd geldig! Een verkeerd werelds huwelijk is echter toch al voor God geen verbond en daarom net zo ontbindbaar als de wereldse mensen en al hun overeenkomsten, die altijd al niets anders zijn dan de grofste hoererij, waardoor de kinderen van de satan in het jammerlijke bestaan gebracht worden. Jullie zijn nu volledig man en vrouw, en vleselijk één voor God, amen!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De Farizeeër zegt: 'Het geheel, inclusief de wagens, is nog net zo onbeschadigd en compleet zoals het ontvangen werd. Wat betreft de beroemde grot, weet ik als mede eedgenoot natuurlijk precies wat deze bevat, en zonder een van ons twaalven kan geen mens de toe en ingang vinden.'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik, dezelfde Christus die voor tweeduizend jaar als God en mens op deze aarde leerde en werkte, geef in deze tijd dit gebeurde van lang geleden door een daarvoor uitgekozen knecht opnieuw aan de mensen. Nu zou iemand wel eens kunnen vragen:
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dat wetende, begrijpt men hopelijk dat Ik, hoewel Ik vervuld ben van de totale goddelijke liefde voor ieder mens, vanwege diezelfde goddelijke heiligheid niet persoonlijk het zondige, zeer verontreinigde vlees, in verband met haar staat, kan en mag benaderen, en in al zulke gevallen treedt dan het 'raak Mij niet aan' op.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Als aan dit kwaad bij de kinderen niet steeds zeer krachtig een eind gemaakt werd, dan zouden er zoveel bezetenen, doofstommen, cretins en alle soorten kreupelen zijn, dat er op de hele aarde niet makkelijk ergens een gezond mens aangetroffen werd.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] En dan antwoord Ik: 'Dat is een vraag van de blinde mens die niet weet, dat de gehele aarde, ja de gehele schepping, voor wat betreft haar van buitenaf gezien stoffelijke lichaam in al haar zogenaamde elementen zo te zeggen een samenraapsel is van geesten, die voor een bepaalde tijd geoordeeld zijn of vastgehouden worden.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar de blinde mens beseft dit niet alleen niet, maar vreet nog bovendien als een poliep alles wat hem maar enigszins lekker voorkomt; is het dan een wonder, dat hij ziek, traag, vermoeid, gebrekkig en dus steeds ongelukkiger wordt!?
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zal voor de mens nog één keer de voor hem geschikte spijzen vaststellen; als hij zich daaraan zal houden, dan zal hij gezond worden, zijn en blijven; richt hij zich echter niet daarnaar, dan moet hij maar als boosaardig wild in de woestijn te gronde gaan.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daarom ben Ik niet voor een straf waar de dood op volgt, omdat deze voor de gedode van geen enkel belang is en ook voor welke gerechtigheid dan ook geen bescherming biedt of nut heeft. Want heb je er één gedood, -dan hebben duizenden je daarvoor wraak gezworen! Maar Ik ben vanwege de noodzakelijke goddelijke orde er helemaal vóór, om een misdadiger de strengste kastijding te laten ondergaan en daarmee door te gaan totdat een algehele verbetering is ingetreden! Een juiste kastijding, die geheel rechtvaardig op het juiste moment wordt aangewend, is beter dan geld en het zuiverste goud; want door de kastijding wordt de ziel meer en meer los gegeseld van haar materie en richt zich uiteindelijk op haar geest. En als de kastijding dit tot stand heeft gebracht, heeft ze een ziel voor de ondergang en zo de gehele mens voor de eeuwige dood gered.
Hoofdstuk 1: Het kastijden van misdadigers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik zal het goud en zilver niet rechtstreeks aan de mensen geven, want dan is het echt een vergif voor de zwakke aardse mensenharten, maar ik zal onderdak en bezit aan de dak en bezitlozen geven, met daarbij belastingvrije grond en vee, en brood en kleding. Aan ieder die ik gelukkig zal maken, wordt Uw woord gepredikt en Uw naam zal aan hem worden bekendgemaakt opdat hij duidelijk weet, aan wie hij alles te danken heeft, en dat Ik slechts een slechte en trage dienaar ben! - O Heer, sterk mij steeds als ik in Uw naam zal dienen! Mocht ik ooit lust hebben om ook maar één zintuig naar de wereld te richten, laat dan al mijn krachten zwak worden, zodat ik zal merken dat ik een zwak mens ben en niets uit eigen kracht kan volbrengen!"
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De hogepriesters, die de grot al heel lang kenden, hebben, toen ze bericht kregen van het binnenvallen van de Romeinen, meteen alle grootste en vervoerbare schatten van de tempel verzameld, en behouden in de grot gebracht. De gouden leeuwen, die de troon van Salomo droegen en ten dele diens treden bewaakten, zijn ten tijde van de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs in het puin terechtgekomen, maar bij de latere wederopbouw teruggevonden en door de priesters ten bate van de tempel in ontvangst genomen. Die zijn ook voor het grootste deel hier; want men bracht al het waardevolste, dat men in der haast bij elkaar kon rapen, tijdens de inval van de Romeinen hierheen, net zoals bij de inval van de indertijd zo machtige Babyloniërs ook een belangrijke hoeveelheid tempelschatten in de bekende grot bij Chorazin gebracht werd. Toch vonden de Babyloniërs daarna in de tempel nog genoeg om mee te nemen naar Babylon, namelijk de aan de tempeldiensten gewijde vaten en schatten. Geef nu je mensen opdracht om alles uit de grot te halen; later moet Archiël de ingang van deze grot zo versperren, dat daarna geen mens meer toegang heeft;"
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: " Ja, ja, je hebt gelijk! Het zou voor de mens ook niet goed zijn, als hij alles zo snel begreep, wat zich als een verschijnsel aan hem voordoet. Want er staat geschreven: ' Als je van de boom der kennis zult eten, zul je ook sterven!' Daarom is het beter om ieder wonder te nemen voor wat het schijnt te zijn en daarbij levendig te bedenken dat bij God niets onmogelijk is, dan te trachten het ontstaan ervan te verklaren, waarbij men na de verklaring er net zo weinig van begrijpt als ervoor .
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Omdat echter volgens de goddelijke orde alles zo is ingericht, dat zowel de mens als ook iedere engelgeest alles slechts geleidelijk aan, en dan zelfs ook nog maar tot een bepaalde graad, door de goddelijke natuur in zichzelf en in alle geschapen dingen kan ontdekken, behoudt hij de steeds groeiende levenslust en de liefde tot God en tot de naaste, die hem de enige mogelijkheid geven om zalig te worden en te kunnen worden. -Begrijp je zo'n waarheid?"
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Zeg mij eens, welk genoegen kan God nu beleven aan Zijn eigen onverwoestbare leven?! Hij kent toch altijd al precies de werkelijke reden van het bestaan? Kan Hij dan vreugde beleven aan die onontkoombare steeds maar gelijkblijvende kennis? Daarbij heeft Hij geen enkele mogelijkheid om Zichzelf te veranderen! Een mens zou dan toch van verveling dood gaan?!"
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...