Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 26 van 111

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[22] Maar in dit jaar is er bij dit volk een ziener opgestaan, die zijn zwarte broeders en zusters een buitengewoon visioen heeft meegedeeld dat hij zeven maal achtereen zag. Hij beschreef hun de weg die hij moest gaan om op aarde op de plaats te komen waar Hij zich bevindt die de mensen de waarheid en de grote onbekende God leert kennen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, zo gingen ongeveer duizend jaar geleden deze zwarten op de vlucht en de oorzaak daarvan was een hervorming van de wetten, die zeker ten tijde van Mozes niet meer helemaal overeenstemden met die van voor de zondvloed! De oude leider die op de vlucht ging, wilde de oude zeden en gewoonten weer nieuw leven inblazen. Hij stootte daarbij echter alleen maar op vijanden, die hem samen met zijn aanhang verschrikkelijk, begonnen te vervolgen, zodat hem tenslotte niets anders overbleef dan te vluchten voor de blinde, fanatieke overmacht van zoveel vijanden.
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Ik wist waarheen wij moesten gaan, want mijn geest die mij al zeven jaar lang begeleidde, had mij verteld dat de plaats die ik in mijn visioen zag zich in Azië bevond en wel aan de kust van de grote zee. Vanaf de zee herkende ik de kust meteen als die, welke ik zevenmaal in mijn visioenen had gezien. Toen wij op de juiste plaats waren, gingen wij terstond aan land. Wij vonden ook meteen een weg, waarop wij tot hier zijn gegaan, - en daar komt u ons tegemoet! O zeg, wie heeft aan u verteld dat wij kwamen? O spreek! Ik vermoed iets groots!"
Hoofdstuk 180: De Heer zendt een bode naar de Nubische karavaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] OUBRATOUVISHAR antwoordt: "Ik en mijn dienaar trokken tien jaar geleden eens langs de Nijl begeleid door nog twintig van de sterkste hulpdienaren, die een flinke kudde runderen moesten meevoeren; want wie in onze streken wil reizen, moet veel vee meenemen, ánders kan hij tijdens de reis versmachten. Vijgen en dadels groeien niet overal, maar alleen op een goede en vette bodem; gras groeit aan de Nijl echter overal in overvloed, en dus heeft hij dan overal de voedzame melk van de koeien, die ieder voedsel kruidt.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Kom jij nu met je dienaar te voet met mij naar de stad naar mijn huis, waar ik je alle verdere aanwijzingen zal geven over hoe jij en je gezellen je hier moet gedragen. Ook zal ik jullie voor je kudden de juiste plaats wijzen, waarop jullie als vreemdelingen een vol jaar mogen blijven zonder door iemand lastig gevallen te worden. Maar jij en je dienaar zullen bij mij wonen opdat ik je in veel zaken onderricht kan geven. ,
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Ja, eens, een paar duizend jaar geleden, woonden hier in dit land inderdaad meer goden dan mensen, die werken verrichtten waarvan de overblijfselen nog de verbazing zullen wekken van de laatste nakomelingen op deze aarde! Maar wat wij nu voortbrengen lijkt alleen maar op vernietigen, zowel wat de materie betreft als ook de ziel. Maar jullie zijn nog een onbedorven, ongerept en jeugdig, krachtig volk, jullie kunnen denken en willen, en kunnen daarom al gauw groter worden in jullie werken dan de volkeren van dit land ooit waren.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Zo toegerust probeerden wij dan, zoals reeds gezegd tien jaar of tien regentijden geleden, stroomafwaarts een tocht te ondernemen. Enige dagen kwamen wij zonder moeilijkheden heel gemakkelijk vooruit, maar op de derde dag hoorden wij reeds in de verte een geweldig donderend geluid. Wij versnelden onze pas en bereikten binnen de tijd waarin men duizend stenen zou kunnen tellen, de eerste waterval van de Nijl. Wij zagen vrijwel geen mogelijkheid om verder te komen. Een van onze moedigste klimmers beklom een hoge rots om te ontdekken hoe het met de omgeving gesteld was. Toen hij weer bij ons terug was, beschreef hij mij een weg, die weliswaar ver naar links van de Nijl afboog, maar heel in de verte weer bij de Nijl kwam. Ik besloot daarop deze weg te volgen. Aan rotsen en andere onherbergzaamheden had deze omweg werkelijk geen gebrek. Pas op de avond van deze dag bereikten wij in een moordende hitte eindelijk een met veel palmen en papyrusbomen begroeide weide, met in het midden een zeer rijke bron die onze kudden en ons heel goed van pas kwam. Hier namen wij een volle dag rust.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Maar de overste zei: 'Alleen zij die deze weide gereinigd hebben, zullen gedurende een vol jaar oogsten; alleen wat zij jullie toestaan om te nemen, mogen jullie nemen, maar eigenmachtig mag je nog geen blad van een boom nemen! Pas er ook voor op dat jullie in het bijzijn van deze onbedorven mensen op geen enkele wijze jullie waardeloze landsgoden aanroepen, want onder jullie is er niet één die ik niet bekend heb gemaakt met de enig ware God! Houd je daaraan, dus geen Isis en ook geen Osiris noch de een of andere Apis meer! Want dat alles is en blijft eeuwig niets!'
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Een jaar lang bleven wij daar wonen en wij hebben van de goede overste zeer veel geleerd, met name over de ware kennis van het allerhoogste, goddelijke wezen. Met de grootste vriendelijkheid liet men ons na een jaar weer gaan en wij trokken welgemoed naar ons land terug.
Hoofdstuk 185: Het verblijf van de Nubiërs in Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Wel, verhevenste mens der mensen, dat is hier toch wel niet het geval! Ik vond hier in u, net als twee jaar geleden in de overste in Memphis, uiterst goede en wijze mensen, -maar van datgene wat ik verwachtte, vond ik tot op heden nog niets en juist daarom vraag ik aan u of ik op de juiste plaats ben of niet. Zegt u ja, dan zal ik het geloven en blijven, want uw woord is voldoende voor mij omdat u in ieder geval een zeer wijze man bent. Zegt u echter nee, of zegt u mij weer niets, dan gaan wij weer terug en lossen onze kudden, die wij voor goud en zilver op aanraden van de wijze overste in Memphis achterlieten, weer in tegen de ongebruikte rest van de som die de overste voor het achterlaten van de kudde geleend heeft, terwijl hij intussen het vruchtgebruik daarvan heeft.
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] De ZWARTE valt bij die gelegenheid bijna flauw en roept luid: "Ja, dat is het, dat is het! Maar hoe in vredesnaam bracht je dit kleinood hier, je bent toch nog geen moment bij mij weggeweest?! Heb je het soms als jonge, moedige Egyptenaar, in dienst van de overste, op een onbegrijpelijk slimme wijze bij mij thuis ontvreemd? Ben je ons misschien een jaar geleden, toen wij uit Memphis weer naar huis gingen, heimelijk met enige metgezellen gevolgd tot in de buurt van onze hutten en zo mijn woonhut te weten gekomen?
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar de drie laatste maanden van het jaar, voor de regenmaand komt, is het bij ons wel het verschrikkelijkst, want dan komen de vurige onweders. Het wordt ontzettend zwoel. Wolken als reusachtige vlammenzuilen komen van achter de bergen omhoog en bedekken tenslotte de hele lucht en talloze bliksems begeleid door de vreselijkste donderslagen stromen uit het grauwzwarte hemeldek en brengen grote ontsteltenis onder mensen en dieren. Zij richten weliswaar weinig schade aan omdat ze merendeels hoog in de lucht exploderen, maar het is en blijft desondanks geen pretje vaak veertig dagen lang dit gedreun, gebrulgesis en gedonder dag en nacht zonder ophouden aan te moeten horen en daarbij ook nog behoorlijk bang te moeten zijn door de bliksem die vaak te dicht bij de aardbodem komt, deerlijk verbrand te worden, -wat zo nu en dan wel gebeurd is, vooral met die mensen die in die tijd hun lichaam niet heel zorgvuldig met vet insmeren.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, deze steen heeft men honderdzeventig jaar lang geslepen en gepolijst en hij was daarna het kroonjuweel van een aantal koningen van Perzië, tot tenslotte een koning zijn machtigste veldheer daarmee vereerde; en deze veldheer is het die hem toen bij de woeste grenzen van jullie land verloor, waar het in die tijd wemelde van leeuwen en panters. Deze dieren heb Ik daar toentertijd ook geplaatst om jullie te beschermen, anders zouden de in die tijd zeer oorlogszuchtige Perzen jullie wel gevonden en jullie kudden heel erg uitgedund hebben.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Jullie weten waarover ik en de overste in Memphis een jaar lang in jullie bijzijn duidelijk verstaanbaar gesproken hebben, hoewel de overste vaak meende, dat het voldoende was als ik alleen in zijn diepe wijsheid zou worden ingewijd. Maar ik zei: :Kijk, heer, dit zijn mijn broeders en zusters! Geen van hen is ook maar Iets minder dan ikzelf, daarom moet u, heer, terwille van mij geen geheimen voor hen hebben! ' En daarna sprak hij steeds zo dat iedereen het kon horen.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Toen hij ons na ongeveer een half jaar naar Kar nag bij Korak bracht, om daar voor ons de vanouds beroemde sluier van Isis weg te nemen, was meer dan de helft van jullie daar ook bijen jullie hebben net als ik alles gehoord en gezien.
Hoofdstuk 192: Over het wezenlijke van Isis en Osiris. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...