Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4378 resultaten - Pagina 26 van 292

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[5] In God is derhalve alles de volle eeuwige waarheid, terwijl buiten God niets kan bestaan, -alleen in ons mensen toch nog, in zoverre wij door de zuivere liefde tot Hem, één zijn met Zijn heilige geest. De zuivere liefde tot God verbindt ons met God en maakt dat wij één met Hem worden. Als we dat zijn, wordt alles puur licht, waarheen wij ons ook wenden. Dit oerlicht in de hoogste geestelijke zuiverheid, is dan de eeuwige onveranderlijke waarheid. -Dit, denk ik, is het enig juiste, verklarende antwoord op de vraag van de Heer aan de lieve Josoë."
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar hoe kan zij dat, en Josoë niet, die zich voorgenomen had alleen voor de waarheid te zijn? Wel, dat doet haar onbegrensde zuivere liefde tot Mij; die liefde verbindt haar hart met het Mijne en op die wijze kan zij steeds op de kortste weg al het licht en daardoor ook alle wijsheid putten uit de door haar zelf aangeduide oerbron van al het licht, al het zijn en al de waarheid, die voor eeuwig onveranderlijk een en dezelfde in Mij is.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als JARAH dat hoort, neemt ze een echte redenaarshouding aan en zegt: "Goed dan! Het tuintje is vol met zegen van boven en ik zal graag mijn kinderlijke vlijt, die ik natuurlijk pas sinds een paar dagen daarop losgelaten heb, hier ten bate van allen beschrijven! Materiële winst heeft het tuintje weliswaar nog weinig gegeven -wat echter in die korte tijd van zijn bestaan ook niet verlangd zou kunnen worden -; maar ondanks dat, heeft het tuintje mij al een des te grotere geestelijke winst bezorgd!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ja, het tuintje is voor mij een echt boek vol diepe wijsheid, en ik heb daaruit in een paar dagen al veel meer geleerd, dan wat Salomo mij in al zijn wijsheid had kunnen openbaren. Zo is dan ook het antwoord op mijn eerder aan Josoë gestelde vraag, juist in het tuintje al een paar dagen geleden schitterend aan het licht gekomen en is nu mijn volle, door de Heer Zelf gegeven eigendom! Want als ik het complete antwoord niet kende, -zou ik echt nooit die vraag gesteld hebben, hopend op het blinde geluk dat iemand een antwoord zou weten, waardoor ik het dan ook begreep!
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Maar het MEISJE wendt zich intussen tot Josoë en vraagt hem heel vriendelijk: "En, aardige, edele buurman, schijnt bij jou het juiste licht al in je hart?"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Ook de nacht moet er zijn, net zo goed als de dag, opdat de mens de waarde van het licht erkent. Overdag heeft geen mens behoefte aan het licht van de lamp, maar als de nacht komt, voelt ieder mens heel smartelijk het ontbreken van het licht. Zo veel het hem mogelijk is, steekt hij een licht aan en een zwak schijnsel maakt zijn kamers voor hem al aantrekkelijker dan het zo vaak voorkomende aardedonker .
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Wij allen, die aan de oever van onze binnenzee wonen, waren reeds lange tijd een speelbal van de tempel. Men ontzag Judéa zoveel als maar mogelijk was, maar in plaats daarvan moesten wij Galileeërs de tempelpriesters reeds lang enerzijds als zuivere zondebokken en anderzijds als melkkoeien dienen, -maar daarvoor hebben wij het voorrecht, dat voor ons veel eerder het heerlijke licht in alles en over alles is opgegaan, terwijl Judéa zich nog in de diepste nacht bevindt.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: " Ja, ja, dat heb je goed gezien, want ik herinner mij nu ook zo'n twistgesprekje in Genezareth! De Heer weet zeker beter dan wij, waarom Hij deze leerling in Zijn gezelschap duldt; ik zou hem allang weggestuurd hebben! Die mens heeft voor mij iets heel speciaal afstotends, en ik zou er alles onder willen verwedden, dat door hem nog eens het hele gezelschap in zeer grote moeilijkheden komt. Ik vertrouw namelijk nooit die mensen, die iemand waarmee ze spreken niet in de ogen kunnen kijken! Het lijkt alsof ze steeds bang zijn dat hun onzekere oog hun boze hart zou kunnen verraden. En juist deze leerling heeft deze kwalijke eigenschap, die mij helemaal zo tegenstaat! Wel, ondanks dat duldt de Heer hem toch en Hij moet daarvoor zeker een zeer wijze reden hebben!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Als dan als aanvulling op zo'n vondst, die alleen het gevolg was van de steeds toenemende activiteit van de mensheid zelf, vervolgens ook nog een buitengewone boodschap uit de hemelen naar de mensen komt, als een machtig wonderbaar licht, dan is zo'n volk net als een mens gered en in de geest als nieuw en wedergeboren. Kijk, dat allemaal komt nooit door de lichamelijke zorgeloze verzorgdheid, maar alleen door de nood en zorgen van de mensen!
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jullie Mozes zegt bijvoorbeeld: 'In het begin schiep God hemel en aarde, en de aarde was woest en leeg, en het was duister in de diepte; en de geest van God zweefde boven het water. Toen sprak God: 'Laat het licht worden', en het werd licht. En God zag dat het licht goed was. Toen scheidde God het licht van de duisternis en noemde het licht dag en de duisternis nacht. Zo ontstond dan uit avond en ochtend de eerste dag.'
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Vervolgens wordt in zeer korte stellingen de scheiding van het water, het droogmaken van de aarde en het scheppen van gras, struiken en bomen aangetipt. Met dit scheppen gaan drie dagen voorbij en dus ook nachten. Maar omdat dagen en nachten al ontstonden bij het scheppen van het eerste licht op de duistere diepte der aarde, zie ik echt niet in, waarom God op de vierde dag het nog nodig vond om twee grote lichten te scheppen en ze aan de hemel te plaatsen, waarvan het grotere licht de dag zou regeren en het andere, kleinere, de nacht.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Hoewel dat al als iets waanzinnigs aangemerkt moet worden, is toch de uitdrukking dat God pas toen Hij het licht schiep, ingezien zou hebben dat het goed was, een dwaasheid zonder weerga! Want Gods hoogste wijsheid moet toch al eeuwig als Zelf Licht van alle licht, gezien en gemerkt hebben dat het licht goed was!?
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] In het boek van de Indiërs staat vóór de materiële schepping een schepping van de zuivere geesten, die Mozes later ook ergens vermeldt. Die waren zuiver licht, en met name de eerstgeschapene werd 'Drager van het licht' genoemd.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...