Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3231 resultaten - Pagina 26 van 216

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[17] Jij lijkt op een mens die 's morgens nog lekker slaapt en door zijn reeds lang wakker zijnde vrienden gewekt wordt, waarop hij eerst heel geërgerd reageert; pas als hij met wat moeite helemaal wakker wordt, ziet hij de weldaad van het geheel wakker zijn en vervolgens verblijdt hij zich over zijn lichte en vrije leven.
Hoofdstuk 29: De wijsheid van Cyrenius tegenover die van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Wij hebben het volste recht met onze wijsheid, maar jij nog lang; niet! Pas wanneer je wakker bent geworden, zul Je ook m zien dat wij het volle recht aan onze zijde hebben. "
Hoofdstuk 29: De wijsheid van Cyrenius tegenover die van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Maar dat is nog lang geen echt eeuwig leven. Dergelijke zielen moeten tenslotte, als zij tot een echt eeuwig leven willen komen, in de zogenaamde geestenwereld veel groter strijd leveren en grotere beproevingen doorstaan dan qe strijd, waar ik voorheen slechts zijdelings gewag van maakte.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Nu zegt CYRENIUS op een veel mildere toon: "Ja, ja, beste vriend Mathaël. Ik zie nu wel dat je de volle waarheid bezit over de gehele samenhang van het leven en er is redelijkerwijs niets tegen in te brengen! Jij bent in jouw sfeer al volledig thuis in het leven, maar wij zijn daar nog lang niet aan toe!
Hoofdstuk 32: De eenheid van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar natuurlijk heb je zelfs in het reeds volmaakt vrije leven nog buitengewoon grote verschillen. Want een leven, dat zich nog maar pas van zichzelf bewust is geworden, heeft natuurlijk lang niet zoveel kracht als een leven dat zichzelf al eeuwen geleden waarachtig in zijn gehele volheid en diepte herkend en begrepen heeft. Zo'n leven is nu een heer der oneindigheid geworden en alle hemellichamen met alles wat zij dragen, worden door dit leven geregeerd.
Hoofdstuk 32: De eenheid van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Wat kunnen al die ontelbare wereldreuzen tegen de steeds dwingende macht van het vrije, goddelijke leven? Niets! Als stof door de storm worden zij door de goddelijke levenskracht in onmetelijke, grote banen voortgedreven en al die oneindig vele kunnen zich eeuwig nooit verzetten tegen de vrije levenskracht. Zij kunnen zich net zo min verzetten als de myriaden stofkorreltjes tegen de storm, die hen van een woeste heide opheft en door de lucht naar verre verten voortstuwt!
Hoofdstuk 35: De dood met haar eigen wapens overwonnen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Maar omdat de heren Romeinen af en toe, ondanks alle strengheid van hun wetten, toch nog menselijker zijn dan de zwarte heren in de tempel, die nu zelfs onze lieve Heer naar hun pijpen laten dansen, proberen wij u als gestrenge, maar tevens toch nog menselijke heren, niet alleen onze misdaad Anti Romam (tegen Rome), maar ook de aanleiding daartoe duidelijk te maken. Misschien zult u daardoor wat menselijker met ons arme duivels omspringen, want mensen zijn wij al lang niet meer. Dat hield op toen wij het duivelswater ruilden voor de opruiings opdracht tegen u, Romeinen."
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Waarlijk, geen boven alle wijsheid verheven God kan Mozes dit gebod voor de arme mensheid hebben gegeven! Waarlijk, dit gebod is, als men daar geen enkele uitzondering op mag maken, voor het dierenrijk te slecht, laat staan voor het mensenrijk! Door de strikte navolging van dit gebod, waarvan God waarschijnlijk niet eens de bron was, maar alleen Mozes of een opvolger van Mozes, staan wij nu als misdadigers voor u, dat wil zeggen voor de rechter over leven en dood! Toch wel een heel aangename beloning voor onze trouwe gehoorzaamheid aan onze oliedomme ouders! Deze zeer aangename beloning zal waarschijnlijk gevolgd worden door het eervolle kruis of de ketenen van een roeier onder in een schip! Want als wij met de volle waarheid voor de dag moeten komen over onze weliswaar drievoudig gedwongen handelingen, dan redt geen God ons meer voor de onverbiddelijke strengheid van uw wetten! En toch zegt dit prachtige gebod van Mozes: 'Eert uw vader en uw moeder , opdat het u wel ga en u lang zult leven op aarde!' Mooi! Daar staan wij nu! Hoe goed het met ons, arme duivels, gaat, ziet iedereen en hoe lang wij nog te leven hebben, hangt alleen van u af! De goddelijke belofte bij het houden van het vierde gebod van God gaat bij ons zo heerlijk in vervulling, dat alle duivels ons daarvoor in ons gezicht uitlachen en ons uiteindelijk nog diep moeten verachten!"
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Dat is de reden voor de straf van het duivelswater en langs de weg van de tempelgenade is het de reden voor uw vijandschap! Het verschil ligt alleen maar daarin: Als wij het duivelswater genomen zouden hebben, zouden wij ook al lang in de schoot van vader Abraham terecht zijn gekomen; maar omdat de tempelons genade schonk, zullen wij waarschijnlijk nu pas uitgenodigd worden om de goede vader Abraham voor eeuwig op te zoeken. Zo meteen zullen wij uit uw fijngevoelige mond het bekende 'I lictor' (Ga, scherprechter!) horen. De beloofde vrucht voor het houden van het vierde gebod van God zullen wij dan geoogst hebben onder het opschrift: 'Een goed en lang leven op aarde!' Mochten wij werkelijk aan het kruis komen, dan smeken wij u om dat opschrift boven onze kruisen te laten bevestigen. "
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan zegt Julius: "Wat betreft de boosaardigheid van de tempel, daarover zijn wij Romeinen al zo geïnformeerd, dat jullie ons niets nieuws en opzienbarends meer kunnen vertellen en daarom zal het moment van de straf niet lang meer op zich laten wachten, daar kunnen jullie van verzekerd zijn.
Hoofdstuk 40: Verdere uitleg van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] SUETAL zegt daarop verontschuldigend tegen Julius: "Hoge heer, vergeef ons dat wij u zo lang op een antwoord laten wachten, maar u hoorde zelf de wijze woorden van Mathaël en die vervulden ons zo, dat wij u het gevraagde antwoord nog niet konden geven. Maar als u nog enig geduld met ons wilt hebben, zullen wij u beslist een degelijk antwoord geven!"
Hoofdstuk 41: De raad van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] JULIUS zegt: "Laat Mathaël maar niet met rust, want hij begrijpt meer dan ik en nog vele duizenden zoals ik! Als hij spreekt, wil ik graag duizend jaar lang zwijgen en naar hem luisteren! Overleg dus alleen maar met hem, hij zal in staat zijn om jullie vrijwel het beste advies te geven!"
Hoofdstuk 41: De raad van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL, die deze woorden wel had gehoord, zegt: "Bevrijd je ziel zoveel mogelijk van alle wereldse banden, dan zul je spoedig zonder veel moeite begrijpen hoe een ziel op de snelste wijze aan die grote wijsheid kan komen! Maar zolang de ziel nog te diep in de oude modderpoel van de dood vastzit, waarbij die modderpoel bestaat uit haar lichaam, kan er nog lang geen sprake zijn van -en geen zicht zijn op -een speciale, goddelijke wijsheid!
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL antwoordt: "Ja, vriend, als je nog niet weet dat in iedere ziel een geest van al het leven woont, dan kun je zeker nog lang niet begrijpen waarvandaan dat beetje wijsheid van mij komt! Weet je, op die manier is er met jou ook moeilijk te praten, want dan hoor je met open oren niets en zie je ook met open ogen niets!
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De ziel is toch slechts een vat voor het goddelijke leven, maar nog lang niet het leven zelf. Als de ziel zelf het leven zou zijn, welke oerdomme profeet zou haar dan ooit met het gezwets over het bereiken van het eeuwige leven, of tegengesteld daaraan over een mogelijke, eeuwige dood hebben kunnen vervelen? Maar omdat de ziel pas langs de weg van de ware goddelijke deugd het eeuwige leven kan bereiken, zoals dat met heel veel voorbeelden aangetoond kan worden, kan zij toch onmogelijk zelf het leven, maar veeleer een vat voor de opname daarvan zijn.
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...