Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 26 van 105

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[10] Dan zegt de reiziger: 'Ik wist toch al bij voorbaat dat het met zo'n klein lichtje niet zal gaan, ook al is het nog zo'n kleine woestijn! Wat moeten we nu doen? We zijn nu eenmaal onderweg en het ziet er treurig uit!' Overdreven ernstig zegt dan weer de bij zichzelf zeer verbaasde gids: De dieren zijn moe en hebben wilde dieren geroken -hoe ver die ook weg zijn -en gaan tot ons geluk niet verder! ' De reiziger zegt: 'En wat moeten we dan als de wilde dieren lucht van ons krijgen en ons in deze nacht een zeer onaangenaam bezoek komen brengen?' De gids die nog veel banger is dan de reiziger, verzekert hem: 'O, in zo'n nacht hoeven we daar niet bang voor te zijn; want het is nog nooit voorgekomen dat een reiziger ooit door de wilde dieren is lastig gevallen in zo'n nacht!' Gelukkig komt er inderdaad geen wild dier zo aan de rand van de woestijn tevoorschijn. De gids en de reiziger wachten tot het dag wordt en spreken elkaar, zo goed als het gaat, tot dan moed in.
Hoofdstuk 119: Het verschil tussen een ware en valse leider - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] DE DERDE zegt: 'Met een klein leugentje zouden we ons er wel uit kunnen redden; op een andere manier zie ik ondanks al ons nadenken geen eerzame uitweg. Maar het is niet alleen dit, maar op heel wat andere punten zullen we het ook moeilijk hebben, en zeker niet minder dan met die verduisteringen! We zitten nu al heel behoorlijk in het nauw! We zullen pas echt op moeilijkheden stuiten, als we aan het oude gebouw beginnen te tornen en het gaan verbeteren! Als een sprinkhanenplaag uit Arabië zullen de talloze onoverwinnelijke hindernissen ons van alle kanten de weg versperren en dan zullen we geen kant meer op kunnen! Deze plaats verlaten en ons dan heel ver hier vandaan ergens vestigen, dat zou nog het allerbeste zijn!"
Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Kijk, zo spreekt nu deze vos van een Farizeeër! Ik vertel je dat nu, opdat je hem dat wat hij minstens driehonderd passen van ons vandaan tegen Marcus gezegd heeft meteen letterlijk voor kunt houden als hij hierheen komt; dat zal hem en zijn metgezellen enorm verbazen, omdat het als een zichtbaar wonder scherp als een zwaard tegen zijn bewering zal getuigen. Hij zal weliswaar nog een wonder verlangen; maar hem zal geen ander wonder ten deel vallen dan dat wij enkele van zijn zeer geheime zaken hier Voor hem zullen onthullen, waarvan hij zeer onder de indruk zal zijn. Bereid je dus voor, Ik zal niet spreken, maar jou alles ingeven en jou laten spreken en overleggen! En nu opgepast, hij is nu dadelijk hier!'
Hoofdstuk 161: De indruk van de wonderbaarlijke werken van de Heer op de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Na een poosje zei de FARIZEEËR eindelijk: 'Nee, hier zijn waarlijk geen natuurlijke dingen in het spel! Ik wil van hetgeen ik openlijk met Marcus in de haven besproken heb, niets zeggen -want het zou immers kunnen zijn dat er iemand is die zo'n scherp gehoor heeft, dat hij op afstand ons gesprek kon verstaan -; maar om nu ook te horen wat ik heimelijk bij mezelf heb gedacht, dat gaat de diepste menselijke kennis te boven! Dat is een wonder; waar echter een wonder van de hoogste soort mogelijk is, daar is ook de mogelijkheid voor al het andere aanwezig, en ik begin nu ook al serieus te geloven dat dit prachtige huis op wonderbaarlijke wijze is ontstaan! Meer kan ik nu niet zeggen. Als dit echter allemaal door de macht van de beroemde Nazarener is gebeurd en nog steeds gebeurt, dan moet hij zonder meer een hoger wezen zijn, een God in volle ernst, aan wie alle geesten van de lucht, de aarde, het water en het vuur onderdanig gehoorzamen en waar geen enkele menselijke macht zich tegen kan verzetten.
Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] PETRUS kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, waar zal het om gaan in Jeruzalem, de plaats van het grote verderf? Want daar is nog nooit iets goeds vandaan gekomen wat de mensheid gelukkig stemt, en nog nooit heeft een eerlijk mens in die stad iets troostends te horen gekregen. Daar heersen vooral hoogmoed en vervolging. Daarom dacht ik, Heer, dat het beter geweest was dat U Jeruzalem net zo gestraft had als deze kleine stad, die deze straf natuurlijk wel reeds lang verdiend had. Acht maanden geleden waren we immers al in Jeruzalem en hebben ons ervan overtuigd, dat er met de bewoners helemaal niets te beginnen valt op een paar mensen na, die echter als een paar zwaluwen nog lang geen zomer maken. Daarom ben ik van mening, dat we over deze trotse en gruwelijke stad waar Johannes pas korte tijd geleden onthoofd werd, niet veel ophef hoeven te maken en haar voor altijd moeten mijden. Want zo'n stad is het immers eeuwig niet waard, dat U haar met Uw heilige voeten betreedt. Dat is natuurlijk maar mijn bescheiden mening, zegt U mij wat U daarvan denkt!"
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Een ingebeeld groot verstand lijkt op een bergtop die z.eer staat te pronken op haar duizelingwekkende hoogte, en hoe hoger zij in de ijle lucht reikt, des te vaker wordt zij door allerlei wolken en nevels omhuld. De kleine punt van een naald waarmee men kleren naait, is wat omvang en aanzien betreft bijna niets; maar hij dringt overal doorheen en men zou er zoveel matten mee aan elkaar kunnen naaien, dat men de grootste bergtoppen er van boven tot beneden mee zou kunnen bedekken. -Met de grote en trotse bergtoppen kan men nooit een kledingstuk naaien!
Hoofdstuk 174: Geloof doet wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[19] Daarop sprak de magiër heel vriendelijk: 'Hooggeachte gast en bezoeker van dit grote optreden, wees nu zo vriendelijk om heel heimelijk uw gedachten aan de andere zeer geëerde gasten ter getuigenis mee te delen, maar niet aan mij; want ik zal ze door deze toverstaf uit de lucht opzuigen en dan aan deze slaper in een heldere droom laten verschijnen!'
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[20] Dat gebeurde dan natuurlijk onder de hoogst gespannen aandacht van alle kanten. De magiër stak vervolgens zijn toverstaf in zijn mond en deed alsof hij serieus iets uit de lucht opzoog. Tenslotte zette hij de staf op zijn hoofd en raakte met het andere uiteinde van de staf het hoofd van de slaper slechts enkele ogenblikken aan.
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[22] Daarop begon de slaper, ogenschijnlijk enigszins verlegen, zijn droom te vertellen, en toen hij aan het eind kwam, betuigden alle gasten luid dat het precies dezelfde droom was die zij reeds kenden voordat de magiër hem door zijn toverstaf uit de lucht ingezogen had en daarna pas door de slaper liet dromen.
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Pas toen de aarde steeds humusrijker werd en vaak voorkomende enorme inwendige vuuruitbarstingen de hard geworden zeebodem op talloze plaatsen met geweld naar boven stuwden, waardoor lange uitgestrekte bergketens ontstonden en er ook door andere machtige stormen in de lucht en op het water grotere droge gebieden met een rijkere plantengroei ontstonden, konden er tenslotte volmaaktere en met meer intelligentie begaafde wezens een bestaan vinden. Toen pas werden zij, de creatuurlijke mensen**, (** Duits: die geschoptlichen Menschen -bedoeld worden hier de pre-adamitische mensen.) in het individuele leven geroepen door de hoogst wijze, eeuwige en almachtige geest van God.
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[14] Maar omdat alleen hier het ware en enige kindschap van God te bereiken is, wat alle zuivere oergeesten in de hele oneindigheid heel goed weten en ten volle beseffen, kunnen jullie je wel voorstellen dat heel veel geesten met zielen van andere hemellichamen ook met het doel op deze aarde komen, om een ziel die van een andere wereld komt ook in de materie van deze aarde te laten zuiveren. Wel, velen slagen erin bij de eerste poging, en heel velen niet! Als dan zo'n ziel van een andere planeet in een lichaam van deze aarde dan beslist al zodra ze hier komt, het in deze materie die haar zeer bedrukt niet vol kan houden, wel, dan wordt zij door haar geest onmiddellijk weer naar de plaats gebracht waar ze vandaan is gekomen.
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Ik had intussen de beide vissers zeer ernstig op het hart gedrukt, dat ze in hun hele leven nooit meer, ook niet als ze alle schatten van de wereld zouden krijgen, ook maar het kleinste verraad tegenover iemand moesten plegen. Daarna bezorgde Ik hun een oude maar nog goed bruikbare vissersboot van Aziona en gebood hun om te vertrekken en niemand te vertellen waar ze vandaan kwamen en waar het grote schip gebleven was. Want degenen wier eigendom het was, bestonden niet meer en degenen, aan wie het nu toebehoorde, bezaten het als eigendom volgens het strandrecht met alles wat het bevatte.
Hoofdstuk 207: Het strandgoed wordt verzameld en opgeborgen. De nieuwsgierigheid van de dorpsbewoners. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Een van hen, die eerder met Hiram over de begrippen 'oneindigheid', eeuwigheid enzovoort had gesproken en EPIPHANES heette, zei nu tegen Hiram: 'Wel, dat is al zo'n echt Perzisch staaltje, dat hem zeer goed gelukt is! Maar één ding begrijp ik niet en dat is: waar haalde Aziona die kostelijke wijn en dat kostbare vat vandaan?"
Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] EPIPHANES zegt: 'Ja, dat heb ik gehoord; dat had echter ook geheel het karakter van die Indo Perzische magiërs! Want die verstaan ook de kunst om zich direct met grootse en machtige woorden aan de leek voor te doen als scheppers van het vuur, het water en allerlei andere dingen, en lopen dan met een aureool rond dat iemand als Zeus zich amper zou geven als hij zou bestaan en de aarde zou betreden. Wel, je hebt het immers zelf gezien in Memphis, met wat voor een verschrikkelijk pathos de magiërs daar hun voorstellingen gaven! Uiteindelijk hadden ze zelfs ook ons verstand voor ruim driekwart om de tuin geleid en wij waren al bijna zover dat we hen zouden aanbidden. leder die iets buitengewoons tot stand kan brengen, kan ook met een goed geweten grootse dingen over zichzelf zeggen; en bij hem zal dat wel niet minder het geval zijn! Maar wat me hier nu echter werkelijk opvalt is, zoals ik al opmerkte, de wijn. Waar heeft Aziona die vandaan gehaald?"
Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] HIRAM zegt: 'ik had je dat daarnet al willen zeggen, maar je bent me te vroeg in de rede gevallen. Kijk, Hij hier, die tegen Aziona zei: ' Alle wateren van de aarde en ook van de hemelen komen van Mij; hoezo zou het Mij tot waswater moeten dienen?', heeft de wijn enkel en alleen door Zijn wil uit het water geschapen, en nu zelfs uit de lucht; want het vat had Hij eerst helemaal leeg gemaakt: -Wel, wat zegje daarvan?'~
Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...